Rappa’s Tori: Faya – Parbode Sneak Peek
De uitspraak: [fa-jah]. Als zelfstandig naamwoord betekent faya als eerste: vuur. In combinatie met werkwoorden heeft dit woord allerlei betekenissen, bijvoorbeeld als mensen anderen ophitsen, zegt men: ‘den sutu faya’ (den sut’ faya).
Tekst Rappa
Maar als je vroeger de houtskool (onder de koolpot) aanstak, zei men: ‘Yu pot’ faya gi a krofaya’ (letterlijk: Je zet vuur voor die houtskool). En als iemand je beleefd een vuurtje vraagt, zegt die: ‘Yu (h)abi wan faya gi mi?’. Vrienden onderling zeggen eerder: ‘Gi’m wan faya’ (Geef me een vuurtje). Als mensen ondanks het verbod en de waarschuwingen in de droge tijd meer uit gemakzucht (of vanwege een diepgewortelde pyromanie) huis- en tuinvuil in brand steken, gebeurt het maar al te vaak dat een onbebouwd belendend perceel in brand vliegt en de brandweer gebeld moet worden om de zoveelste grasbrand te komen blussen. ‘A grasi tek’ faya’ (Het gras vloog in brand), zeggen de omstanders en natuurlijk weet niemand daar iets vanaf en kan de brandweer bij verouderde wet nog steeds geen boetes opleggen en innen. Toen een astmatische buurman, die voor de zoveelste keer in de vieze rook werd gezet, uit z’n dak ging, oftewel: a ben kot’ faya, z’n jachtgeweer nam en enkele schoten loste, waren rook en vuur opeens weg en nooit meer staken de buren erfvuil in brand.
Maar faya betekent ook ‘licht’. Als je aangemaand wordt het licht aan te doen, zegt men: ‘Let’a (inkorting van: leti a) faya’. Dit was ook een van de vele ‘voor-de-gek-houdende’ politieke slogans van weleer: Let’a faya.
Lees het hele artikel in het oktobernummer van Parbode