Jan Pronk: ‘We hebben Suriname gigantisch geplunderd, uitgebuit en op achterstand gesteld’ – Parbode Sneak Peek
Oud-minister Jan Pronk (80) legt in zijn boek Suriname, van wingewest tot natiestaat verantwoording af over zijn Surinamebeleid als minister in drie kabinetten. Voormalig Kamerlid Harry van Bommel en beleidsadviseur Sara Murawski blikken met Jan Pronk terug op 45 jaar Surinaamse onafhankelijkheid.
Tekst Harry van Bommel en Sara Murawski
Was de onafhankelijkheid van Suriname onvermijdelijk? De Antillen zijn altijd Nederlands gebleven en buurland Frans-Guyana is nog altijd Frans.
“Op dat moment was de onafhankelijkheid onafwendbaar; men wilde het in Suriname en het was het tijdsgewricht van dekolonisatie. Ik geloofde daar volmondig in, zoals iedereen binnen links. Suriname was een van de latere landen. Nederland werd aangesproken hierop, ook in de VN. Alle landen zouden onafhankelijk worden. Als je nu terugkijkt, kun je wellicht vaststellen dat in de huidige geglobaliseerde wereldeconomie er ook andere relaties mogelijk zijn; wederzijdse Gemenebestrelaties misschien, of associaties. Daarom ben ik ook voor het handhaven van de relatie met de Antillen. De Antillen wilden ook geen onafhankelijkheid in de jaren 70 en dat werd door de Nederlandse regering volmondig geaccepteerd. De onafhankelijkheid van Suriname zou nu niet meer zo onafwendbaar zijn als toen.”
Er waren ook kritiek en weerstand in Suriname jegens onafhankelijkheid. Vindt u dat er voldoende is geluisterd naar die stemmen?
“We hebben risico’s genomen, maar er is wel geluisterd. Het luisteren naar de numerieke minderheid op dat moment kon niet leiden tot een andere beslissing dan de toekenning van onafhankelijkheid. Als we andere voorwaarden zouden stellen dan twintig jaar eerder overeengekomen was tijdens de onderhandelingen over het Statuut, zouden we als een neokoloniale staat worden gebrandmerkt. We hebben wel zoveel mogelijk zekerheden gecreëerd, zodat de tegenstellingen niet zouden escaleren in gewelddadige conflicten. Het waren er drie. Ten eerste kwam er een grondwet. Ten tweede konden we de mogelijkheid bieden dat iedereen die de Nederlandse nationaliteit niet wilde opgeven, naar Nederland kon gaan. De derde zekerheid lag besloten in de voorwaarde dat de Nederlandse hulp na onafhankelijkheid gericht zou worden op alle bevolkingsgroepen, zonder uitzondering.”
De wens om tempo te maken met de onafhankelijkheid heeft mogelijk de onderhandelingen beïnvloed. Heeft dat de Nederlandse toegeeflijkheid vergroot?
“Het tempo werd bepaald door de datum die eenzijdig door Suriname was gekozen. De onderhandelingen gingen dus niet over de vraag óf Suriname onafhankelijk zou worden, of wanneer, maar hoe. Er was al heel veel tot stand gekomen. Het land was een democratie, er was een rechtsstaat, onafhankelijke rechtspraak, vakbond, vrije pers, er was geen politiegeweld. Suriname was gereed om onafhankelijk te worden. Dus eigenlijk hoefde je alleen maar te onderhandelen over burgerschap en emigratie en over financiële steun gericht op economische verzelfstandiging na de verwezenlijking van staatkundige autonomie. Over defensie werd niet onderhandeld. Men zei gewoon ‘wij willen een leger’. Dat was hun eigen beslissing. Defensie in Nederland hielp om de vorming van een Surinaams leger in goede banen te leiden met technische bijstand, materieel en een militaire missie. Dat beetje geld en technische bijstand heeft niet slecht uitgewerkt, de missie wel. We hebben de leiding van die missie toevertrouwd aan een Nederlandse kolonel met een eigen agenda.”
Wat vindt u van de stelling ‘zonder Surinaamse krijgsmacht geen coup, zonder coup geen Decembermoorden’?
Lees dit artikel verder in de januari-editie van de Parbode, nu ook digitaal verkrijgbaar