Bori Tori: Tay lek’ wan legu – Parbode Sneak Peek
Ze waren in het bos achter de hogere ambachtsschool. Ken, Sirdjo en Gyl. Er was geen maan. Ze konden geen hand voor ogen zien en dat was toch niet de bedoeling geweest. Ken keek Sirdjo aan. Hij probeerde het tenminste, maar kon niet zien wat die hem duidelijk probeerde te maken. Sirdjo probeerde het nog een keer.
Door Christa Sluisdom
Hij tikte zijn partners op de schouders, tastte naar hun hand en liet hun de glasplaat van zijn horloge voelen. Het was tijd. Ze bewogen zich tussen de bomen als schaduwen, daarna langs de zijkant van het gebouw. Gyl haalde diep adem. Zijn handen waarmee hij het touw vasthield waren nat van het zweet. Ken moest met de duct tape werken. Het wapen was bij Sirdjo, maar die was een kouwe kikker. Die voelde maar weinig emotie bij wat hij deed, laat staan dat hij er een lichamelijke sensatie bij zou ervaren.
Mirando Seghas stond voor het gebouw. Hij was stevig gebouwd en niet gauw bang. Hij pakte zijn wapenstok. Het was tijd voor zijn laatste inspectieronde, want zijn dienst zat er bijna op. Hij was buitengewoon agent van politie, maar zijn meerderen vonden een wapenstok meer dan voldoende op een B-locatie. Er was ook alleen maar ’s nachts bewaking. Hij liep om het gebouw heen. Hier zijn er nog geen bomen, dacht hij, toen hij iets voelde bewegen dichtbij zijn oor. Hij verstrakte toen hij iets kouds tegen zijn slaap voelde. Eén moment dacht hij nog dat het een koud blad was. Toen zijn mond werd dichtgesnoerd met duct tape, zijn armen ruw op zijn rug werden getrokken terwijl hij op de grond viel en zijn benen aan elkaar gebonden werden, snapte hij pas wat er gebeurde. Geen schijn van kans had hij gehad. Hij, die sterke man. Dobru noemde men hem, niet naar de dichter, maar omdat hij dubbel gespierd was. Zijn lichaam voelde aan als natte klei. Ook zijn ingewanden voelden aan als modder. Hij beefde. Hij kon niet eens meer chronologisch denken van de schrik. Losse herinneringen kwamen bij hem naar boven.
‘Je bent buitengewoon agent van politie, maar je hebt geen wapen. Je weet te vechten, nôh? Wanneer je het meemaakt, zal je anders praten’.
‘Ik ben de sterkste in mijn gewichtsklasse. Dat is gewoon een feit. Ik ben voor niemand bang. Iedereen is bang voor mij’.
Het was erg koud, hij beefde.
Lees verder in het januarinummer van de Parbode.
Nu ook digitaal abonneren mogelijk