Het Prinses Irene detachement in Suriname – Parbode Sneak Peek
Slechts weinigen hebben er weet van dat in de Tweede Wereldoorlog ruim tweehonderd militairen van de Prinses Irene Brigade in Suriname actief zijn geweest. Na de Duitse inval in Nederland in 1940 waren Suriname en de Nederlandse Antillen ook in oorlog met Duitsland en waren bauxietmijnen en olieraffinaderijen in die delen van het Koninkrijk een potentieel doelwit voor eventuele Duitse aanvallen.
Tekst Richard van de Velde
Al sinds 1915 bevinden zich op Curaçao en Aruba de grootste olieraffinaderijen ter wereld: Shell, Standard Oil en Arend Petroleum Mij. In 1939 voorzien de raffinaderijen op de Antillen 43 procent van de oliebehoeften van de Engelsen en Fransen, en voor 80 procent van de Royal Air Force. De Amerikaanse invasie in Noord-Afrika in 1942-1943 draaide voor 100 procent en de strijd in de Pacific, 1944-1945, voor 75 procent op de brandstof uit de Antillen.
Het bericht van de Duitse inval in Nederland bereikt de Antillen in de vroege uren van 11 mei 1940. Nederlandse Mariniers, matrozen en Militaire Politie nemen de in de diverse havens verblijvende Duitse koopvaarders in beslag en nemen de opvarenden gevangen.
In de maanden daarna vallen in dit gebied Duitse onderzeeboten transportschepen met olie en bauxiet aan. Het hoofddoel van deze Duitse aanvallen is, hoe dan ook, de oliestroom van de geallieerden te hinderen.
Ook Suriname moet beveiligd worden tegen mogelijke aanvallen vanuit Frans-Guyana (een kolonie van het pro-Duitse Vichy-Frankrijk) of Brazilië, waar veel Duitsers wonen. Ook hier wordt een Duitse invasie vanuit zee, met behulp van duikboten, niet uitgesloten. De enorme bauxietvoorraden waarover Suriname beschikt, worden vanaf 1939 van groot belang. Bauxiet is de grondstof voor aluminium en de Verenigde Staten en Engeland zijn voor hun vliegtuigproductie grotendeels op de Nederlandse kolonie aangewezen. Tussen 1940 en 1943 levert Suriname 65 procent van de Amerikaanse behoefte aan bauxiet. De bauxietmijnen en -fabrieken in Moengo, Paranam en Overdacht zijn dus van groot economisch/strategisch belang en dienen goed bewaakt te worden. Het is de bedoeling om lokale burgerwachten (‘schutters’) onder andere daarvoor op te leiden. Deze zogeheten Schutterij is in 1939 opgericht en wordt gevormd uit de lokale bevolking en is bedoeld als aanvulling op de Nederlandse reguliere troepen (Troepenmacht in Suriname, TRIS). In eerste instantie bestaan deze troepen slechts uit 180 man. Het aantal vrijwillige aanmeldingen is echter zo laag, dat de Nederlandse regering tweehonderd soldaten van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) stuurt ter ondersteuning.
Troepen op weg naar Suriname
Op 1 september 1941 biedt de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt de Nederlandse koningin Wilhelmina per brief aan om drieduizend Amerikaanse militairen naar Suriname te sturen. De Nederlandse regering in ballingschap heeft nog bedenkingen en stelt daarom als voorwaarde dat de Amerikaanse troepen onder Nederlands opperbevel moeten komen te staan, dat het slechts voor bepaalde tijd zou zijn en dat de Nederlandse regering de verblijfskosten (een miljoen gulden per jaar) voor haar rekening wenst te nemen.
Aangezien ook in Suriname de defensie is verwaarloosd – er ligt slechts een compagnie van het KNIL en een klein detachement mariniers – vindt de Nederlandse regering (in ballingschap) in Londen het klaarblijkelijk noodzakelijk vóór de Amerikanen in Suriname zouden aankomen, het Nederlandse militaire aanzien wat op te vijzelen.
Lees dit artikel verder in de februari-editie van de Parbode, nu ook digitaal verkrijgbaar