Stonfutu Albertine Dors-Sylvester (86): ‘Wij pinaarden niet in Coronie’ – Parbode Sneak Peek
Oma Albertine Dors-Sylvester is een nieuwjaarskind. Ze is geboren op 1 januari 1935 en komt uit een gezin van negen kinderen. De 86-jarige beschrijft het leven in haar geboortedistrict Coronie als lekker. “Men leefde van kokosolie, rijst, varkens- en kippenkwekerij. Wij pinaarden niet in Coronie.”
Door Stacy Echteld
Als jong meisje was ze lid van de jeugdclub, volgde ze zangles en speelde ze met de buurtkinderen. De strenge opvoeding die zij in haar geboortedistrict kreeg, vooral tijdens de schooltijden, is haar goed bijgebleven. “Na school letten alle ouderen op ons gedrag, totdat wij thuis aankwamen. Tegen 6 uur moesten alle kinderen al binnen zijn en daar gaf elk kind gehoor aan”, zegt ze met een zelfverzekerde stem. “Ik heb nooit kwaaie streken uitgehaald, geen van mijn broers of zusters, er was sprake van gehoorzaamheid.”
Albertine groeide op bij haar peetje. Haar ouders kweekten kippen, varkens en koeien en woonden met haar grootouders vlak aan de overkant. “Mijn peetje was streng, ze was een bigi kabugru vrouw, èn a ben sen’ mi fu go bai sigara.” Toen ze op haar negentiende naar de winkel ging om een sigaar voor haar peetje te kopen, leerde zij daar Albert Dors kennen. Het was liefde op het eerste gezicht. Elke keer als ze een sigaar moest kopen, ontmoetten zij elkaar in het geheim. Later kreeg ze met Albert negen kinderen, waarvan drie in Coronie zijn geboren. Op haar veertigste verhuisde zij naar Paramaribo en kreeg daar zes kinderen. “Mijn man was timmerman en werkte in de stad, want in Coronie bouwde men niet echt huizen. Mijn familie vond het niet kunnen dat ik in Coronie bleef en hij in de stad, dus ben ik ook naar Paramaribo verhuisd.” Uiteindelijk lukte het hen, met veel tranen, om een perceel te krijgen en te bouwen aan de Marowijnestraat waar er in die tijd geen straten waren. “Er woonden daar maar ongeveer vier gezinnen, voor de rest was alles bos en rijstvelden. Toen ik moest bouwen, moest ik wachten totdat de buren hun rijst hadden geoogst. Ik moest ook een straat maken via mijn buurvrouws erf om op het mijne te komen. Wij moesten een berg zand helemaal naar binnen sjouwen om te bouwen. Alleen maar tokotoko en alesigron. Echt een hoofdpijn.”
Lees dit artikel verder in de februari-editie van de Parbode, nu ook digitaal verkrijgbaar