August Hermelijn over de Goslar: ‘Het was dweilen met de kraan open, letterlijk’ – Parbode Sneak Peek
De Goslar is al bijna 81 jaar een wrak in de Surinamerivier. Het Duitse vrachtschip ging in 1939 voor anker in onze wateren en werd na maanden door de Duitse en Chinese bemanning zelf tot zinken gebracht. Niet wetende wat de oorzaak was, werden vrijwilligers opgeroepen om het schip drijvende te houden. Een van de vrijwilligers was de toen vijftienjarige August Hermelijn (96).
Tekst Stephanie Waridjan
Het schip was er al maanden vóór de Tweede Wereldoorlog. Het lag gewoon stil, maar wel bemand. August, zijn broer en vrienden voeren vaker met hun eigen, getimmerde bootje naar de Goslar en namen weleens een duikje vanaf de boeg van het schip in de Surinamerivier. “Ik heb op vier plaatsen aan de Saramaccastraat gewoond”, vertelt Hermelijn terugdenkend aan zijn jeugdjaren. “Omdat wij in die omgeving woonden, waren we haast elke dag op de rivier. Soms voor een groot deel van de dag. We woonden niet altijd aan het water en moesten dan de straat oversteken om bij een van die erven te boren. Als we niet pagaaiden, dan roeiden we en een keertje misschien zeilen. Als onze ouders sliepen, dan unu ben sluip gwe.” Hij heeft in de rivier leren zwemmen. “Het was avontuurlijk voor me. Mijn ouders wisten niet dat we een boot hadden.”
Dan vertelt Hermelijn over een van zijn spannendste momenten: “Maar een keer, geloof het of niet, je weet kinderen kennen geen gevaar. Een van ons was op het gekke idee gekomen: laat ons onder de Goslar door naar de overkant zwemmen. En ik heb meegedaan. Maar op gegeven ogenblik dacht ik dat ik al aan de andere kant van het schip was; ik watertrappelde om naar boven te komen en mijn hoofd kwam tegen de bodem van die boot.
Lees dit artikel verder in de aprileditie van Parbode, ook digitaal verkrijgbaar