Memre Jules Sedney
Geboren als tweede in een gezin van zeven kinderen, groeide Jules Sedney op onder de zorg van moeder Marie Juliet Linger en vader Edwin Leonard Sedney. Na de muloschool werkte hij als douaneambtenaar in Paramaribo en als belastingdeurwaarder in Nickerie.
Tekst Carl Breeveld
In Nederland studeerde hij economie en was hij lid van de vereniging ‘Ons Suriname’. Hij promoveerde in 1956 tot doctor in de economische wetenschappen op het proefschrift ‘Het werkgelegenheidsaspect van het Surinaamse Tienjarenplan’. Sedney is medeoprichter van de Centrale Bank van Suriname, investeerde kennis en kunde in de Universiteit van Suriname, was actief betrokken bij verschillende sportorganisaties en medeoprichter van het Surinaams Olympisch Comité. In het kabinet Emanuels was hij minister van Financiën. Hij werd de eerste president van de Nationale Ontwikkelingsbank en trad als premier en minister van Algemene Zaken aan in 1969. Tijdens zijn regeerperiode werden zwangerschaps- en bevallingsverlof, Algemene Oudedagsvoorziening (AOV), Algemene Kinderbijslag (AKB) en Algemene Ziektekostenverzekering (AZV) geïntroduceerd. Holi, Id-ul-Fitre en Arbeidersdag, werden tijdens zijn regering nationale feestdagen. Hij nam in 1983 ontslag als president van de Centrale Bank, omdat hij in conflict kwam met Desi Bouterse vanwege zijn weigering mee te werken aan een verdachte Colombiaanse lening van 50 miljoen US-dollar, die mogelijk drugsgerelateerd was. Hij vluchtte toen naar Nederland en keerde in 1989 terug. De Toekomst van ons Verleden die in juni 2017 een derde druk beleefde, is een standaardwerk van zijn hand waar velen profijt van hebben. Hij behandelt daarin de Surinaamse politiek van 1948-2017. Sedney schrijft in het voorwoord dat de begrippen berouw, vergeving en verzoening de inhoud zullen beheersen. Het motto was volgens hem: ‘Zonder berouw geen vergeving, zonder vergeving geen verzoening en zonder verzoening geen toekomst’. Daarmee plaatste hij de militaire periode van de jaren tachtig met onder meer de decembermoorden in 1982, die nog steeds niet bevredigend zijn afgewikkeld, en de toekomst van ons land in perspectief. In zijn boek bespreekt hij de status van Suriname met de woorden: ‘Poverty in the midst of plenty’ (pinaren in Eldorado). Hij benadrukt dat ons land potentieel per hoofd van de bevolking tot de groep van de rijkste twintig landen ter wereld behoort, maar dat volgens schattingen van de UNDP 67 procent van de bewoners onder de armoedegrens leeft. Daarmee plaatst Suriname zich in het rijtje van landen als Bolivia en Ecuador, die ook een mooie toekomst hebben, maar die hun burgers geen menswaardig bestaan in het heden kunnen bieden. Bij de herdenking van 67 jaar Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP) werd hem door voorzitter Chan Santokhi, het erelidmaatschap van deze politieke organisatie aangeboden. Hij was drager van het Grootlint in de Ere-Orde van de Gele Ster. De haven van Suriname en de bibliotheek van de Centrale Bank van Suriname zijn, uit waardering voor zijn verdiensten, naar hem vernoemd.
Dit artikel is gepubliceerd in het juninummer van de Parbode, ook online verkrijgbaar