Voorwoord: Amateurterreur
Ons nationaal voetbalelftal heeft slechts sporadisch de degens met ‘Oranje’ gekruist. Wellicht de meest memorabele ontmoeting was in 1960, in het toenmalig Suriname Stadion. De Surinaamse profvoetballer Humphrey Mijnals kwam toen voor de Nederlandse selectie uit, die nipt won met 4-3. Mijnals moet erg teleurgesteld zijn geweest dat hij pas in de tweede helft van deze historische ‘thuiswedstrijd’ het veld werd ingestuurd. Na afloop deed ‘Minna’ tegenover een journalist zijn beklag over het vertoonde spel en selectiebeleid, waarop hij door de Nederlandse voetbalbond zo’n beetje tot persona non grata werd verklaard. Het bleef dan ook bij drie Nederlandse interlands voor Minna, die in zijn sportcarrière tientallen keren uitkwam voor het Surinaams voetbalelftal.
Sindsdien hebben ook andere voetballers met Surinaamse roots formidabele prestaties geleverd onder de Nederlandse driekleur. Met spelers als Ruud Gullit, Frank Rijkaard, Edgar Davids, Clarence Seedorf en Virgil van Dijk, zou met gemak een ‘Surined’ dreamteam van wereldformaat kunnen zijn samengesteld.
Maar daar waar Suriprofs met bordeaux paspoorten ’s werelds beste voetbalteams ‘wegvegen’ van het grasmat, hoe anders is het gesteld met onze nationale sport die op een armetierig amateurniveau is gebleven. Dat het met onze (top)sport huilen met de pet op is, moet overigens niet slechts gezocht worden in de eeuwige mantra ‘gebrek aan financiële middelen’. In de Surinaamse sportwereld blijkt het namelijk niet veel anders toe te gaan dan in de politiek. Net als in het politiek bestuur van ons land, regeert de middelmaat onder bepaalde sportbonzen, die niet bepaald gezegend zijn met enig talent en organisatievermogen. Amateurisme, nepotisme, regelrechte fufuru en maffiapraktijken zijn enkele obstakels waartegen (top)sporters opbotsen. We zullen pas daadwerkelijk voor goud kunnen gaan als dergelijk amateurterreur definitief voltooid verleden tijd is.