Boekrecensie: Een mensenkind in niemandsland
Jit Narain werd als Djietnarainsingh Baldewsing in 1948 geboren in Livorno in het district Wanica. Als moedertaal sprak hij Sarnámi, de taal van de Surinaamse Hindostanen. In Nederland studeerde hij medicijnen en hij begon in 1991 een polikliniek in Saramacca. Achter zijn huis bouwde hij een bibliotheek, zwembad en andere voorzieningen, bestemd voor districtbewoners. Zijn woonplaats is Uitkijk.
Een mensenkind in niemandsland is een door Michiel van Kempen en Effendi Ketwaru samengestelde bloemlezing uit de tien bundels die Jit Narain vanaf 1977 tot en met 2019 publiceerde. De inleiding is van Satya Jadoenandansing en Geert Koefoed.
Vrijwel alle gedichten worden in twee talen gepresenteerd: in het Sarnámi en in het Nederlands, de vertalingen zijn van de schrijver. Narain debuteerde in 1977 met Dál Bhát Catni. De inleiders: ‘Bijna alle thema’s uit zijn latere werk zijn al in Dál Bhát Catni te vinden: de pijn van ontworteling, de volharding van de eerste generaties landbouwers bij het opbouwen van een bestaan; de breekbaarheid van geluk en van liefde; erotiek.’ Het Sarnámi speelt een cruciale rol in zijn poëzie. Opnieuw de inleiders: ‘Hij wil iets voor die taal doen. Hij wil Sarnámi […] “voornaam, klassiek maken” en daarmee eer bewijzen aan de generaties die deze taal gevormd hebben’. Narain: ‘Ik wil aan deze taal onvergankelijke waarde verlenen’.
Uit zijn debuutbundel dit citaat:
‘in het zweet / van de contractarbeiders / roeien vandaag / zovele Surinamers / in hun stroom / zonder enig teken / wat moet ik zeggen / van hun doen / en laten / hun werk / en hun gedachten’.
Uit de bundel Dosti ke cáh / Wat vriendschap verlangt (2004) dit gedicht:
‘de taal werd niet verstaan / de spreker heeft er spijt van // het lied heeft dezelfde melodie / het ritme struikelt // de woorden betekenen hetzelfde / de taal heeft geen mond meer // valt uit elkaar en gaat verloren / een weinig hier een weinig daar / iets van de herkomst blijft over’.
Lied moet in de poëzie van Narain ruim opgevat worden, als de taal, de cultuur, verhalen, liederen, feesten, rituelen, waarden, levenshouding, die worden doorgegeven. Een belangrijk motief in zijn gedichten is de eindigheid van geliefde zaken. Nog eenmaal de inleiders: ‘Poëzie kan het gebrokene niet helen, maar wel de herinnering eraan bewaren en het verlangen ernaar verwoorden.’
In 2018 werd de Jit Narain Cultuurprijs ingesteld voor personen en instellingen die bijzondere verdiensten hebben voor de Sarnámi-cultuur.
Uitgever Franc Knipscheer uit Haarlem verdient (opnieuw) een compliment voor het uitgeven van deze bloemlezing van gedichten die vrijwel allemaal aanvankelijk in eigen beheer waren uitgegeven. Hierdoor blijft de poëzie van Jit Narain toegankelijk – een stem die het waard is gehoord te worden.
VIER STERREN
Ko van Geemert
Een mensenkind in niemandsland, Jit Narain, 2021, Uitgeverij In de Knipscheer, ISBN 9789493214231
Deze recensie is gepubliceerd in het julinummer van de Parbode, ook online verkrijgbaar