De eeuw van Thelma Viola Thompson-Wol: ‘Mijn man heeft het bekende Bigi dagoe kon bijte mi gecomponeerd’ – Parbode Sneak Peek
Op een zonnige vrijdagmiddag worden wij op haar woonadres aan de Anton Dragtenweg ontvangen door oma Thelma Thompson-Wol. Ze zit gezellig met haar jongste dochter, Nadia van Genderen-Thompson, tussen de prachtige planten in het naar haar vernoemde Thelma Viola Prieeltje. Zij woont al bij haar jongste dochter sinds het overlijden in 1993 van haar man, Albert Antoon, met wie zij 50 jaar getrouwd is geweest en zes kinderen heeft gekregen.
Tekst Lisanne Waridjan
De honderdjarige heeft inmiddels 29 kleinkinderen, 14 achterkleinkinderen en 3 achterachterkleinkinderen. Ze is geboren op 18 september 1921 en komt uit een gezin van vier meisjes en een jongen.
“Mijn vader, Johannes Martinus Wol, was bootsman bij de Koloniale Vaartuigen en was soms zes maanden van huis”, vertelt ‘mammie’, zoals oma Thompson genoemd wordt door haar kinderen en kleinkinderen. “Mijn moeder, Bella Francis Wol-Veira, zorgde dan voor het gezin. Zij was zeer ondernemend, maakte zelf kleding en deed aan landbouw. Met z’n allen gingen wij met de trein vanuit de stad naar het kostgrondje van mijn ouders op Lelydorp. Wij plantten rijst, knolgewassen, bananen, groenten en fruit. De oogst was vaak overvloedig. Mijn vader kocht daarom een ezel met kar om de oogst naar de stad te vervoeren.”
Mammie vertelt verder dat er vroeger vrij primitief werd gekookt, ook moest men het doen zonder de luxe van een koelkast. “In die tijd kookten wij op een koolpot met houtskool. Toen we nog geen koelkast hadden, kochten mijn ouders ijsblokken bij IJs Oso om het voedsel, vooral vlees, goed te houden in een ijsbox. Wij sliepen op kussens van kippenveren of boswol. De vulling van het matras was zeegras. Kleding werd met de hand gewassen op een wasplank. Toen ik twaalf jaar was, overleed mijn vader op 60-jarige leeftijd. Een jaar later overleed mijn moeder op 54-jarige leeftijd. Gelukkig had ze mij in mijn schooltijd ook kleding leren maken. Ik heb toen nog een cursus gevolgd in het modevak en een borduurcursus om modiste te worden. Ik maakte bruidskleding, bekleedde schoenen en maakte tassen en hoeden voor speciale gelegenheden. Verder maakte ik ondergoed en mamjo lakens. Van blomzakken maakte ik spreien, borduurde erop en zette randen van linnenkant.”
In 1957 behaalde mammie haar rijbewijs, wat uniek was voor een vrouw in die tijd.
Lees dit artikel verder in het novembernummer van de Parbode, ook online verkrijgbaar