Snake Patrol Suriname tackelt onbegrip over slangen – Parbode Sneak Peek
Gelijk in mootjes hakken of platrijden met een auto: als het aan veel Surinamers ligt, zijn slangen liever dood dan levend. Dick Lock, medeoprichter van Snake Patrol Suriname (SPS), wil daarom het hardnekkige onbegrip over deze reptielen graag wegwerken. “We moeten de richting op dat men de pracht van slangen gaat inzien.”
Tekst Lisanne Waridjan
Bij een woonhuis op Leiding wacht bioloog Dick Lock (29) ons op. Hij wijst naar een rijstzak, waarin een van zijn gevangen slangen zit. “Deze sapakaraslang zat twee meter hoog in een boom bij iemand in de achtertuin, maar elke keer als ik hem stoorde, ging hij hoger. Uiteindelijk zit je op vijf meter hoog een slang te vangen.” Een paar weken eerder ging Lock een dikke tapijtslang achterna. “Die slang zat zes meter hoog in een manjaboom op het dunste takje bovenop. Ik probeerde hem met een haak te pakken. Dan zit je hoog in een boom met een slang die een beetje geïrriteerd is. Spectaculaire momenten zijn dat”, zegt hij glimlachend.
Uit Locks relaas blijkt dat burgers die meldingen doen van gesignaleerde slangen, het werk van de SPS sowieso niet altijd even makkelijk maken.
“We zeggen de mensen om de slang in de gaten te houden, maar wanneer we aankomen, zeggen ze soms ‘het was daar anderhalf uur geleden’. Dan zijn we soms uren aan het zoeken. Ook komen we heel bizarre dingen tegen. Ik zei eens ‘let op de slang’, rijdt die man vervolgens met zijn auto erop. Kom ik aan, zegt hij ‘ja, dan kan hij niet weg’. Die man heeft geen idee dat al die ingewanden van die slang dan kapot zijn. En in een ander geval had iemand een hooivork in een slang gestoken, want dan kon hij nergens heen.”
Gelukkig worden slangen vaak ook heelhuids naar de Paramaribo Zoo gebracht, waarna Lock ze ophaalt. Als hij dan op een van zijn binnenlandtours gaat, laat hij ze los in het bos. Hij wijst in dit verband naar een bak met een babytapijtslang die rustig op een stokje ligt. Later op de dag zal die samen met de sapakaraslang naar het bos worden gebracht.
Lock benadrukt dat elke melding verschilt, maar dat het in de meeste gevallen gaat om een tapijtslang. “Die is ongevaarlijk en eet alleen je ratten en muizen op. Waarom denk je dat er zoveel in de stad voorkomen?” Volgens Lock komen tapijtslangen het meest voor bij mensen die kippen hebben, terwijl aboma’s vaak afkomen op doksen. Maar vaak zijn deze dieren ook te vinden bij mensen die hun terrein niet goed schoonhouden. Etensresten trekken muizen en ratten aan, en grof afval zorgt voor een schuilplaats. Meer dan dat hebben de slangen niet nodig. Zo creëren veel mensen het perfecte ‘slangenhotel’.
Behoefte aan slangenvangers
Het aantal slangenmeldingen verschilt per seizoen, vooral in de regentijd komen er meer binnen en haalt Lock wel vijf slangen per dag op.
Lees dit artikel verder in het novembernummer van de Parbode, ook online verkrijgbaar