Memre: Martinus Albert Vrede (1938-2021)
De algemeen directeur van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP), Claudia Redan, noemde hem en zijn collega Rudie Lai A Fat, twee grootheden die heel veel wetenschappelijk onderzoek hebben verricht. Ze werden samen genoemd, omdat ze kort na elkaar overleden. Beiden waren hoogleraar aan de Medische Faculteit van de Anton de Kom Universiteit. Groot verschil tussen beiden was hun lengte. Ten opzichte van Rudie was Albert een reus.
Tekst Carl Breeveld
Uit het familie-overzicht blijkt dat Vrede twee jaar oud was toen zijn vader overleed. Hij verhuisde toen samen met zijn moeder van de Julianastraat naar de Drambrandersgracht, het huis van zijn peet, mevrouw Plet-Dreischor. Drie vrouwen waren daardoor betrokken bij zijn opvoeding: zijn moeder, zijn peet en zijn nicht Annie Dreischor. Moeder en Peetje waren dienaressen van de Rust en Vrede Kerk, tevens lijkbewassers. Dat laatste inspireerde hem tot de keuze voor de specialisatie pathologie-anatomie, na zijn studie geneeskunde. Vrede trouwde in 1967 met Christien Kort. Zij heeft de Surinaamse samenleving vele jaren als apotheker gediend. Op de Froweinschool (mulo) leerden ze elkaar kennen. Maureen en Richard werden als kinderen in 1980 en 1982 door hen geadopteerd. Christien overleed in 2017. Wie de site researchgate.net bezoekt, komt daarop verslagen van vooral kankeronderzoek tegen, die prof. Albert Vrede met onder andere prof. Dennis Mans heeft verricht. Na zijn promotie was hij als patholoog-anatoom ruim veertig jaar verbonden aan het AZP. Tijdens de uitvaart werd een van zijn uitspraken geciteerd die direct hiermee verband hield: ‘Mi e koti dede, ma mi nanga dede no e koti’. Hij heeft er steeds naar gestreefd om het pathologische laboratorium naar een hoger niveau te tillen. “Hij wilde de pathologie een duidelijke plaats geven in de gezondheidszorg”, vult zijn familie aan. In zijn carrière werd Albert met twee traumatische gebeurtenissen geconfronteerd. De slachtoffers van zowel de moorden van 8 december 1982 als die van de SLM-vliegramp op 7 juni 1989. Zijn familie zegt daarover: “Hij sprak nooit over wat hij allemaal had gezien en moest doen.” In het kader van het gerechtelijke vooronderzoek in 2002 naar de vijftien slachtoffers van december 1982, gaf hij leiding bij het heropenen van de graven. Minister Amar Ramadhin van Volksgezondheid noemde hem en prof. dr. Lai A Fat, twee iconen van de gezondheidszorg die wereldwijd werden erkend. Albert was volgens het personeel van het laboratorium casu quo mortuarium een aangenaam mens. Op de tweede zaterdag in januari organiseerde hij een trusu yari, een aftrap van het nieuwe jaar. Collegaspecialisten en het laboratoriumpersoneel werden hiervoor uitgenodigd. Hij presenteerde dan de statistieken van het laboratorium in het afgelopen jaar met het aantal en soort verzoeken van specialisten voor onderzoek. Daarna kon er gegeten en gedronken worden. Vanwege zijn grote verdiensten vond de uitvaart met staatseer plaats.
Dit artikel is gepubliceerd in het februarinummer van de Parbode, ook online verkrijgbaar (www.parbode.com/abonneren/)