Proverbios versus odo’s: de spreekwoordelijke brug tussen Curaçao en Suriname
Curaçao en Suriname delen een historie die eeuwen teruggaat. Beide landen zijn Nederlandse slavenkoloniën geweest en hebben bijgevolg bevolkingen met roots in West-Afrika. Een van de overeenkomsten tussen beide broedervolkeren is de homogeniteit tussen zogeheten proverbios (spreekwoorden in het Papiamento) en odo’s (spreekwoorden in het Sranan). Mede in het kader van de toegenomen belangstelling voor het Nederlands slavernijverleden en de aanstaande gezamenlijke herdenking van 160 jaar afschaffing slavernij, belicht dit artikel de spreekwoordelijke brug tussen Curaçao en Suriname.
Tekst Julian Neijhorst
In zowel Suriname als op Curaçao hebben door de eeuwen heen diverse schrijvers en onderzoekers spreekwoordenverzamelingen op schrift vastgelegd. Zo publiceerde de Duitse zendeling Heinrich Wullschlägel reeds in 1856 maar liefst 707 zogeheten odo’s. Twee jaar daarvoor verklaarde hij over deze in Suriname ontstane spreekwoorden onder meer: ‘Zij zijn naar alle schijn, gedeeltelijk uit Afrika medegebragt en in de volkstaal overgedragen, gedeeltelijk hier te lande ontstaan. Voorts ontbreekt het niet aan dezulken, die naar Nederlandsche spreekwoorden gevormd of zonder verandering overgenomen’.
Met deze categorisering slaat Wullschlägel de spijker op de kop. Vanwege de eeuwenlange Nederlandse invloed in Suriname en op Curaçao is het inderdaad logisch dat veel odo’s en proverbios zijn overgenomen uit het Nederlands. Deze Nederlandse spreekwoorden zijn echter niet altijd 100 procent Hollandse makelij en vaak van andere Europese oorsprong. Ze komen onder andere uit klassieke geschriften (Romeinen/Grieken) en de Bijbel. Zo heeft het Bijbelse ‘De splinter zien in het oog van een ander, maar de balk in eigen oog niet zien’ als proverbio-equivalent Mira splinter den wowo di otro, ma no mira balki den sumes wowo en als odo-equivalent A bigi balk na tapu yu noso yu n’e syi, ma a splinter na mi ai, ala dati y’e syi.
Ook de eeuwenoude uitdrukking ‘Belofte maakt schuld’ – Engels: ‘Promise makes debt’ – is letterlijk overgenomen in het Papiamento, namelijk Primintí ta debe. In het Sranan gebruiken we echter eerder de odo Pramisi kaw n’e fatu, oftewel letterlijk: een beloofde koe wordt niet vet.
Het is niet duidelijk of het volgend spreekwoord, dat in beide landen tijdens de slavernij werd gebezigd, van Europese origine is: Ora sumpiña hinka shon Grandi, e ta sak’ è na píè sòldà (proverbio) en Maka sutu granman, a puru en na en surdati (odo). In beide talen is de letterlijke vertaling ‘Indien een doorn de gouverneur steekt, is het op zijn soldaat dat hij dit wreekt’. De betekenis is: als het de superieuren niet goed gaat, wreken zij zich op hun ondergeschikten; herenzonde, boerenleed; een zondebok vinden; de schuld in andermans schoenen schuiven.
Link met Afrika
Het gevolg van slavenhandel en slavernij is geweest dat honderden West-Afrikaanse stammen zijn uiteengevallen en dat Afrikaanse cultuurelementen (waaronder spreekwoorden) versplinterd worden aangetroffen in de diasporalanden. Veel, heel veel is verloren gegaan en in feite tracht men nu puzzelstukjes uit het verleden aan elkaar te lijmen. Door Afro-Caribische spreekwoorden te vergelijken met West-Afrikaanse spreekwoorden, kunnen eventuele verbanden gelegd worden. Het is best griezelig hoe sterk bepaalde van deze uit Afrika meegekomen spreekwoorden geconserveerd zijn gebleven in verschillende creolentalen. Zo komt de proverbio Kachó ku bebe awa di takutaku, di mi ta di mi, di bo ta di bo letterlijk overeen met de odo Dagu dringi watra tyakun, tyakun: fu mi na fu mi, fu yu na fu yu. De vertaling is ‘De hond drinkt water tyakun tyakun, wat van mij is, is van mij en wat van jou is, is van jou’, en de betekenis ‘Elk zoekt zijn eigen voordeel desnoods ten koste van anderen’. ‘Tyakun tyakun’ of ‘Takutaku’ staat voor het geluid dat de hond maakt tijdens het drinken. Het is dus een onomatopee of klanknabootsing: een woord dat fonetisch het geluid dat het beschrijft nabootst. Dit spreekwoord is ook bekend op Jamaica (Dog drinks water fe yu, fe yu) en op Saint Kitts & Nevis (When dag a bang water it say wa fu you fu you).
Enkele andere voorbeelden van ‘100 procent’ equivalente spreekwoorden en gezegden zijn Prickichi ta kome, papegachi ta karga number (proverbio) versus Prakiki e nyan, popokay abi nen (odo, betekenis: de schuld in andermans schoenen schuiven) en Anto síbo ta mira ta pa unda awa ta drenta barik’i koko versus W’e go si fa watra go na ini krontobere (betekenis: dan zal je nog wat meemaken!). Overigens kennen ook de Venezolanen (Para que vea cómo se le echa agua al coco) en de Jamaicanen (If I hit you, you will find out how water got inside a pumpkin belly) vergelijkbare equivalenten.
Het aantal treffende equivalenten tussen proverbios, odo’s en andere Afro-Caribische spreekwoorden is talrijk. Heel veel spreekwoorden die tijdens de slavernij vermoedelijk uit Afrika zijn meegekomen, zijn nog altijd heel bekend in grote delen van de Afro-Caribische diaspora. Bijvoorbeeld de odo Kakalaka no abi leti na fowru mofo en de proverbio Na tera di galiña kakalaka no tin bos (Letterlijk: In het land der kippen heeft de kakkerlak geen stem; betekenis: het ontgelden tegenover de sterkere), worden in verschillende varianten gebezigd op de Caribische eilanden: Cockroach en’ had nuh right at hen party (Barbados), Cockroach have no right in fowl party (Trinidad), Cockroach neber in de right before fowl (Jamaica), En congreso de galliñas, la cucaracha siempre pierde (Panama), Ravet pa janm gen rezon devan pou (= kakkerlakken zijn nooit in hun recht tegenover kippen, Haïti), La cucaracha no tiene razón contra la gallina (Dominicaanse Republiek) en Cockroach no gat no business a fowl wedding (Saint Kitts & Nevis). Dit spreekwoord is ook bekend in West-Afrika, bijvoorbeeld de Krio van Sierra Leone zeggen: Kakroch noh geht powa na fohl kohntri.
Vergelijking proverbios vs odo’s
In 1935, dus bijna een eeuw geleden, werd in De West-Indische Gids een vergelijkend onderzoek gepubliceerd tussen zo’n 300 proverbios, 700 odo’s en 2200 Spaanse spreekwoorden. Volgens de schrijvers van dit artikel, Percy Cohen Henriquez en Dirk Christiaan Hesseling, bleek uit ongeveer 300 verzamelde proverbios dat ongeveer 37 procent van Europese afkomst was, 62 procent van Antilliaanse of Afrikaanse afkomst, terwijl van 1 procent de herkomst onzeker was. Vergeleken met de 700 odo’s uit eerdergenoemde Surinaamse spreekwoordenverzameling van Wullschlägel en de 2200 Spaanse spreekwoorden werd onderstaande Tabel-I samengesteld:
Tabel-I
Onderwerp | Proverbios | Odo’s | Spaanse spreekwoorden |
a. Dieren | 29,7% | 36,4% | 12,3% |
b. Planten | 7,6% | 9,5% | 1,6% |
c. Natuurverschijnselen | 3,8% | 4,4% | 3,5% |
d. Spijs en drank | 5,2% | 10% | 7,3% |
e. Familieleven | 3,8% | 2,7% | 8,2% |
f. Geloof | 6,9% | 1,8% | 6,3% |
g. Lichaamsdelen | 12,5% | 14,5% | – |
Totaal a+b+c | 41,1% | 50,3% | 17,4% |
De onderzoekers stelden dat zoals te verwachten was, dit vergelijkende overzicht aantoont dat het volk, waarvan het leven het nauwst verbonden is met de natuur (dus in Tabel-I-onderwerpen a, b en c), ook bij zijn spreekwoorden de beelden het meest ontleent aan wat die natuur doet waarnemen. Tegenover de 50,3 procent bij de Surinaamse odo’s en 41,1 procent bij de proverbios wijst het Spaans slechts 17,4 procent aan; er moet hier echter wel rekening gehouden worden met het betrekkelijk lage aantal onderzochte spreekwoorden.
De onderzoekers lieten vervolgens het Spaans terzijde en vergeleken in Tabel-II de frequentie van bepaalde begrippen als trefwoord tussen odo’s en proverbios.
Tabel-II
Onderwerp | Odo’s | Proverbios |
Aap | 1,5% | 2,7% |
Tijger | 1,3% | 1% |
Aasgier | 1,1% | 1,4% |
Rat | 2% | – |
Kikvors | 0,7% | – |
Schildpad | 1% | – |
Koe | 2,1% | 2,4% |
Paard | 1,3% | 0,3% |
Ezel | 0,1% | 2,7% |
Geit | 1,4% | 1,4% |
Varken | 0,6% | 1% |
Kip | 2,3% | 2,1% |
Hond | 2,8% | 4,8% |
Kat | 0,85% | 2,1% |
‘Zo zien we dat in het Papiaments de ezel – op Curaçao het lastdier bij uitnemendheid – veel vaker aanleiding was tot spreekwoordelijk gebruik dan in Suriname. Het omgekeerde geldt als we de cijfers bij paard vergelijken; de grotere afstanden op het vasteland van Zuid-Amerika verklaren dat’, stellen de onderzoekers, die er voorts op wijzen dat de kikvors niet voorkomt op Curaçao; ’t ontbreken van dat dier op de lijst der spreekwoorden van ’t Papiaments is daardoor verklaarbaar, wordt geconcludeerd. Daarentegen is de ontstentenis in de Papiamentse lijst van de rat en de schildpad niet zo gemakkelijk te begrijpen. Bij de onderzoekers roept het eveneens vraagtekens op dat hoewel op Curaçao geen in ’t wild levende apen noch katachtige roofdieren gevonden worden, nogal wat spreekwoorden van het Papiaments op die dieren betrekking hebben. Vermoedelijk leven hier, in sprookjes en verdere folklore bewaarde, herinneringen voort aan de Afrikaanse omgeving der voorvaders van een groot deel der bevolking, wordt geopperd. In dat opzicht zijn er meerdere Surinaamse odo’s bekend met het woord asaw oftewel olifant, terwijl dat dier van nature niet voorkomt in Zuid-Amerika.
Het vergelijkend onderzoek tussen odo’s en proverbios gepubliceerd in 1935 in De West-Indische Gids geeft in ieder geval een goed beeld van de verschillen en overeenkomsten tussen deze spreekwoorden van de twee broedernaties. Dat zoveel spreekwoorden over dieren gaan zal te maken hebben met de vele fabels die uit Afrika zijn meegekomen en het sterke observatievermogen van de tot slaaf gemaakten. Opvallend bij veel Surinaamse odo’s is overigens dat een significant deel apologisch van aard is. Het gaat om zeispreuken (spreekwoorden waarin iemand zijn eigen handelingen becommentarieert, red.) en die een kort (anekdotisch) moralistisch vertelsel inhouden en die vaak als onderdeel (afsluiting) van bestaande verhalen hebben gediend. Daarmee wordt gelijk een frappant verschil met Nederlandse zeispreuken aangetoond, aangezien deze categorie Nederlandse spreuken veelal in de mond van personen wordt gelegd. Een Nederlands voorbeeld van een zeispreuk met een persoon als hoofdrol is ‘Veel geschreeuw en weinig wol, zei de duivel en hij schoor zijn varken’, en een (sporadisch voorkomend) voorbeeld met een dier als hoofdrol is ‘‘De druiven zijn zuur’, zei de vos’. Een Surinaams voorbeeld van een apologische odo is Agama taki: ‘es’esi bun, safri-safri bun tu’. De Afrikaanse Oji-stam kent dit spreekwoord letterlijk: The chameleon says: ‘speed is good, slowness is good’. In de oudste bekende verzameling van Surinaamse spreekwoorden van de Nederlandse landbouwer Marten Teenstra uit 1835, wordt over deze odo toegelicht dat in een uit Afrika meegekomen overlevering werd verhaald van een schildpad die een boom vlak achter zich zag vallen, waarna er gelijk een tak voor hem viel. Hierop zou dit dier deze uitspraak hebben gelanceerd. De betekenis is dus: haast u langzaam. In plaats van de kameleon, laat men ook de schildpad of hagedis dit apologisch gezegde bezigen.
Concluderend kan gesteld worden dat spreekwoorden een belangrijk onderdeel vormen van het Afro-Caribische erfgoed en dat er net als in Afrika een grote liefde is voor het spreken in symbolische termen. Een van de manieren waarop mensen de relaties tussen Afrika en het Caribisch gebied hebben getraceerd, is door middel van spreekwoorden.
Onze spreekwoorden en gezegden bevatten de collectieve volkswijsheid van het Caribische volk in het algemeen. Ze weerspiegelen Afrikaanse, Caribische en Europese invloeden en zijn uniek. Zoals in veel culturen, berust het vermogen om spreekwoorden te begrijpen op het niveau van bekendheid met een bepaalde cultuur. Tegenwoordig is er een sterke perceptie dat het zelfbewustzijn van onze jeugd en hun gevoel van trots, wordt uitgehold door blootstelling aan Westerse televisie, muziek en commercie. Als gevolg hiervan verkeert het Caribisch gebied in feite in een staat van culturele chaos. Culturele systemen worden niet alleen bedreigd door buitenlandse invloeden, maar ook door gebrek aan erkenning door de Caribische volkeren zelf. We zouden veel meer moeten doen om ons Caribisch erfgoed te behouden, en onze spreekwoorden vormen daarvan een belangrijk onderdeel.