Memre: Harriëtte Guillaumine Belliot-Jeffrey (1919-2022)
Harriëtte Guillaumine Belliot-Jeffrey behoorde tot een selecte groep Surinamers die honderd jaar of ouder werd, zoals onder anderen Hein Eersel (100), Antoinette Bien-Borgwit (100), William Dissels (100), Louise Wallerlei (100), Hèléne Berggraaf (100), Alexandrina Lafour (100), Eugène Gessel (101), Johanna Noordzee (101), Fransje Mey (106) en Frits Adriaans (105). Harriëtte werd als eerste van dertien kinderen geboren. Haar moeder, Louise Vin Jeffrey, was vaak ziek. Daardoor moest Harriëtte geregeld de school verzuimen om te helpen met de zorg van broertjes en zusjes.
Tekst Carl Breeveld
Eens werd ze zelfs, in opdracht van mama, door de buurvrouw van school gehaald om thuis assistentie te verlenen. Het gezin woonde aan de Gonggrijpstraat. Een mooi en diep erf waar groenten werden geplant en verschillende fruitbomen stonden. Daarnaast werden koeien gehouden en rijst verbouwd. Na schooltijd was het vanzelfsprekend dat de kinderen de handen uit de mouwen staken. Haar dochter Hannah is goed op de hoogte van haar werkattitude: “Mijn moeder hield van werken. Vervelend vond ze het wel dat ze reeds als meisje van acht bij joodse families aan de Heerenstraat in Paramaribo huishoudelijke taken moest doen. Zij moest wat geld verdienen. Die middelen waren nodig om de familie beter te laten functioneren. Soms werd ze zelfs voor een paar maanden uitgeleend. Hierdoor heeft Harriëtte niet veel onderwijs genoten.”
Na haar huwelijk met Johan Belliot, trad ze toe tot de Evangelische Broedergemeente waar hij lid van was. Algemene lees- en schrijfvaardigheden ontwikkelde ze in die gemeenschap door zang, lied- en bijbelteksten. Later werd ze mede-oprichter en lid van de eerste vrouwenloge in Suriname. In de Wanestraat op Zorg en Hoop, waar ze tot haar heengaan gewoond heeft, stond ze bekend als een keurige vrouw en echtgenote. Kleding aan de waslijn zag er stralend uit. Haar strijktalent was alom bekend evenals haar kraakschone keuken. Ieder voorwerp had een vaste plaats. Daarin mocht niemand verandering brengen. “Haar kledingkast was eveneens netjes en op kleur gerangschikt. Voor de hele familie gold dat die er keurig uit moest zien”, weet Hannah. Jet oogstte alom lof voor haar kookkunst en haar vaardigheid om lekkere vis te bakken. Gedisciplineerd als ze was, was er een vast tijdstip voor alles. Ze klaagde nooit, ook niet over haar jeugd. Zoon Humbert vond haar scherpe tong typerend: “Dat was een mix van adyuma– en madame-jeanette-pepre.”
Jet was een tevreden mens en hield van zingen. Daarom verzamelde zij de zangteksten van kerkdiensten. Soms kon je haar stem door het huis horen schallen nadat ze haar huis geheel op orde had. Tijdens de uitvaart vertelde Humbert dat hij behalve bloemen ook bitawiri uit haar tuin had geplukt. Dat laatste was bedoeld om haar in de gelegenheid te stellen onderweg nog een potje groente voor haar en haar overleden echtgenoot te kunnen klaarmaken.
Dit artikel is gepubliceerd in het julinummer van Parbode, nu in de winkel (in Suriname) en ook online verkrijgbaar (www.parbode.com/abonneren/)