Boekrecensie: Het Surinamedagboek
Merijn de Boer (1982) is een Nederlandse schrijver en columnist; hij publiceerde enige romans en verhalenbundels. Merijns opa was leraar in Paramaribo en zijn vader werd er geboren, in de Jodenbreestraat. Op 26 maart 2011 leest De Boer een advertentie in de krant waarin een (gratis) reis door het binnenland van Suriname wordt aangeboden.
De bedoeling is dat de expeditie wordt nagereisd die Albert Helman in 1955 maakte. Hij schreef erover in Het eind van de kaart, dat pas in 1980 zou verschijnen. De reis wordt georganiseerd door de Stichting Vrienden van Lou Lichtveld. In 2019 verscheen een herdruk van Helmans reisdagboek waarover ik destijds in Parbode schreef.
Lou Lichtveld (1903-1996), de later onder het pseudoniem Albert Helman beroemd geworden Surinaamse schrijver, wordt in 1955, hij is net de vijftig gepasseerd, door een vijftien jaar jongere en buitengewoon ambitieuze ingenieur gevraagd mee te gaan om het binnenland te verkennen. Doel van deze expeditie is te onderzoeken of de vorming van een kunstmatig stuwmeer mogelijk zou zijn, in verband met het opwekken van elektriciteit. Het meer wordt in de jaren 60 gerealiseerd: het Brokopondostuwmeer. Het wordt voor Helman een enerverende tocht; de reis, die enkele weken zou gaan duren, valt hem zwaar: ‘Was ik nog maar een jongeling! Voorlopig heb ik een stevige hoofdpijn, en de opgelopen schrammen en steken zijn pijnlijk’. Aan het einde van dit boeiende en ontroerende reisjournaal schrijft Helman: ‘We moeten nog ontdekken wat er bestaat aan het eind van de kaart. Nu alles achter de rug is, zie ik pas de zin van deze reis, die zo vaag begon: een grens te overschrijden, mijzelf te confronteren met het ongewisse van een nog niet getraceerde, onbeschreven wereld’.
De Boer voelt wel voor dit avontuur – hoewel hij Het eind van de kaart (nog) niet kent – en meldt zich aan bij de drijvende kracht achter dit initiatief: Maurits Blomhert, die bezig is een biografie van Helman te schrijven. Ze spreken af dat Merijn de medereizigers iets over de schrijver Helman zal vertellen en dat hij tijdens de reis een dagboek zal bijhouden. Naast Merijn gaan mee: Eljaar, de nogal alcoholische gids, Enzio, assistentgids, professor André, het vaak mopperende echtpaar Tonnie en Sjors, een ander echtpaar Lizelot en Francine, en Julius, die een enigszins overspannen indruk maakt. De reis zal eenentwintig dagen duren: over de weg naar Moengo en Albina, via water naar Palumeu en weer terug naar Albina. Helman zegt de meeste reisgenoten niets: ‘Daarna vroeg hij [Julius] wie Albert Helman was (iets wat hij na mijn praatje bij het ontbijt wel had kunnen weten, zou je denken). Hij bleek geen flauw idee te hebben’.
Al snel begint men zich aan elkaar te ergeren. Maar daar weet gids Eljaar wel iets op: ‘En om al die gevoelens van ons, al die emoties’, hij legde zijn handen op zijn buik, ‘te reguleren en in goede banen te leiden, wil ik graag afspreken dat we iedere avond bij het eten een irritatierondje inplannen. Ik doe dat eigenlijk altijd zo. Een voor een vertellen we kort wat hem of haar irriteert aan een ander, en dan is het uitgesproken en kunnen we verder’. Van die irritatierondjes komt echter niets terecht: Eljaar duikt in een ondiep zwembad en moet naar het ziekenhuis. Hij wordt vervangen door Orlando, Eljaar komt niet meer terug. Ook Lizelot en Francine verlaten de groep, ze hebben het wel gezien.
In de roman van De Boer kom je, anders dan in het journaal van Helman, niet erg veel te weten over Suriname. De kracht van De Boer ligt in het portretteren van zijn medereizigers, niet zelden op een vermakelijke manier. Op een zeker moment ontmoet hij Noor, een Nederlands meisje dat in Suriname onderzoek doet. Hij wordt verliefd. Het verhaal loopt tamelijk voorspelbaar af: Noor neemt afscheid van Merijn om ‘weer andere dingen [te] gaan doen. Nieuwe mensen ontmoeten. Nieuwe avonturen maken’.
De Boer citeert aan het einde van zijn boek met kennelijke instemming deze woorden van Helman: ‘Bovenal heb ik de stilte gehoord, de zangerige stilte van het binnenland, waartegen dit luidruchtige Paramaribo zich met radio’s en ruzies heeft verschanst. De muziek van cascades en stroomversnellingen, verscholen vogels en brulapen bij de aantocht van een regenbui. Het is een symfonie voor oog en oor en neus en mond en mijn gehele lijf en ziel geweest’. Het Surinamedagboek maakt minder indruk dan Het eind van de kaart, maar is beslist het lezen waard.
Ko van Geemert
3½ STERREN
Het Surinamedagboek, Merijn de Boer, 2023, Uitgeverij Querido, ISBN 9789021475608
Deze recensie is gepubliceerd in het oktobernummer van de Parbode
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Klik op www.parbode.com/abonneren