Als onderwijsgedetacheerde naar het binnenland: Sparen of Pinaren? – Parbode Sneak Peek
Onderwijzers die gedetacheerd worden in het binnenland krijgen tot meer dan 100 procent van hun brutoloon aan toelages. Lesgeven in die gebieden lijkt daardoor ‒ als je de afwezigheid van stedelijke luxe voor lief zou nemen – een lucratieve bezigheid. Hoe komt het dan toch dat het nog steeds zo moeilijk lijkt om voldoende gekwalificeerde leerkrachten te vinden voor het binnenland? Is het voor onderwijsgedetacheerden sparen of juist pinaren?
Tekst Renate Sluisdom
In de jaren 60, toen ik een jaar of drie was, verhuisde ik met mijn moeder en zusje vanuit Paramaribo naar district Saramacca. Mijn vader – vanwege politieke pesterij medisch afgekeurd bij de overheid – vertrok naar Nederland om daar werk te zoeken. Mijn moeder moest daarom de verzorging van de twee kinderen even alleen dragen. Dus vroeg ze detachering aan, om te besparen op kosten van levensonderhoud. Niet onbegrijpelijk, want veel te kopen viel er niet in districten. Maar bovendien werden in district en binnenland extra toelages en gratis woonruimte gegeven. Dus wij vertrokken naar Saramacca om geld te besparen, en dat schijnt gelukt te zijn, want anderhalf jaar later vertrokken we naar Nederland, pa achterna.
In mijn moeders tijd werden alle Kweekschool-afgestudeerden verplicht drie jaar naar district of binnenland gedetacheerd. Althans, dat dachten velen.
We hadden het geluk Egbert (Bert) Eersteling te pakken te krijgen, die jarenlang, tot aan zijn pensionering in 2016, hoofd is geweest van het Bureau Onderwijs Binnenland (BOB), en als zodanig verantwoordelijk voor de plaatsing van leerkrachten in het binnenland. Eersteling legt uit dat hij bij zijn aantreden bij BOB, op zoek is gegaan naar de wettelijke regeling die ten grondslag zou hebben gelegen aan de ‘districtsjaren’ van de meeste onderwijzers. Hij ontdekte dat die wettelijke regeling nooit heeft bestaan.
Eersteling maakte deel uit van BOB vanaf het eerste uur, 15 september 1983. Tien jaar later werd hij met de leiding belast, en dat bleef hij tot aan zijn pensionering in 2016. Het BOB werd in 2016, na 33 jaar, opgeheven met de bedoeling een Onderwijs Coördinatiecentrum Binnenland in het leven te roepen. Dit is echter niet van de grond gekomen en in september 2020 werd het bureau weer actief. Eersteling was door de jaren heen niet alleen bekend als hoofd van BOB, maar bij iedere onderwijs-geïnteresseerde ook bekend vanwege zijn talloze ingezonden brieven en openbare reacties op ontwikkelingen en problemen in het onderwijs. Het is na de verkiezingen van 2020 stil geweest rond Eersteling. Niet omdat hij minder te melden had, maar omdat hij Marie Levens, de nieuwe onderwijsminister alle ruimte gunde om haar beleid vorm te geven zonder zijn directe inmenging. “Ik wilde niet eerder publiekelijk met mijn mening voor de dag komen. Ik wil Marie ‒ ik ken Marie heel goed weet u – alle ruimte geven om haar eigen beleid uit te stippelen. Maar nu heb ik u dan deze primeur gegeven.”
En een primeur is ons telefonisch onderhoud geworden: 49 minuten informatie over leerkrachten, ministeries, wetten en jaartallen die hij gewoon nog in zijn hoofd heeft zitten.
Wetten
Uit Eerstelings uitleg blijkt dat die drie districtsjaren van Kweekschool-afgestudeerden geen wettelijke grondslag hadden, maar een kwestie van ‘goed gebruik’ waren.
Dit artikel zal worden gepubliceerd in het maartnummer van de Parbode. Zorg dat u het niet mist!
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten – www.fondsbjp.nl