Antiquariaat: Beknopte Geschiedenis der Kolonie Suriname voor de meer gevorderde jeugd
Regelmatig krijg ik vragen van mensen die zich willen verdiepen in de geschiedenis van Suriname. Sommigen van hen vinden het belangrijk om een geschiedenisboek te lezen dat níet door een bakra is geschreven. Als ik hen dan vroeg om namen te noemen van niet Surinaamse historici, dan bleef het meestal stil. Bijna niemand kent Maria Vlier (1828-1908), geboren en getogen in Suriname. Zij schreef het eerste geschiedenisboek over Suriname dat in het onderwijs gebruikt werd.
Tekst Carl Haarnack
Maria Vlier beschrijft de Surinaamse geschiedenis vanaf de eerste Europeanen die proberen vaste voet aan wal te krijgen. Dat was met de Engelse kapitein Marechal die met zestig landgenoten zich vestigde aan de Parakreek om daar tabak te telen. Dan volgde in het midden van de 17e eeuw de gouverneur van Barbados, Lord Willoughby, en natuurlijk vanaf 1667, de komst van de Zeeuwen onder leiding van Abraham Crijnssen. Alle gouverneurs passeren de revue en bij elk geeft Vlier wat feitelijke informatie. Zo schrijft zij dat ten tijde van het bewind van gouverneur Hendrik Temming (1722-1728) marrons de aan de Commewijne gelegen plantage Kinderback overvielen. De plantageslaven die niet vrijwillig met hen mee wilden gaan werden omgebracht. Door de toenemende aanvallen van marrons verkeert de kolonie Suriname in gevaar. De overvallen, vooral die in het Cotticagebied, richtten veel schade aan. Het korps Koloniale Guides werd ter verdediging opgericht. Dit korps bestond uit de betrouwbaarste slaven die door het gouvernement van de verschillende plantages voor veel geld werden gekocht. Het is, zo vertelt Vlier ons, te danken aan de zwarte soldaten, de koloniale guides, dat de kolonie in 1772 overeind bleef.
Vlier schrijft over de slechte behandeling van slaven en over de wrede straffen. Veel 19e eeuwse auteurs die iets over Suriname te zeggen hebben spreken over de luiheid en onbetrouwbaarheid van de ‘negers’. Ook worden we doorgaans getrakteerd op wankele betogen waarom de slavernij niet opgeheven zou moeten worden. Niets van dit alles bij onze eerste Surinaamse historica. Eindelijk is in 1861 een voorstel gedaan voor de vrijlating van alle slaven, schrijft ze met een nauwelijks onderdrukte geestdrift. Men koestert de hoop dat de afschaffing niet lang meer kan duren. Ze schrijft letterlijk: ‘De godsdienst en de menschelijkheid vorderen het. De noodzakelijkheid gebied het’.
Maria Louisa Elisabeth Vlier was zelf een kind van een gemanimuteerde slavin. Haar moeder, Anna Elisabeth Heuland (1798- circa 1887), was zelf een slavin die in 1816 haar vrijheid kreeg. Maar ook haar vader was geen ‘witte Europeaan’. Nicolaas Gerrit Vlier (1801-1852), was een ´kleurling´. Hij was volgens de almanak van 1837 administrateur van de suikerplantages Pieterszorg en Andresgift. Hij behoorde tot de gekleurde elite van Suriname waar Ellen Neslo in 2016 op promoveerde (Een ongekende elite. De opkomst van een gekleurde elite in koloniaal Suriname 1800/1863).
In het voorwoord laat Vlier weten waarom ze het boek schrijft: het doet haar pijn, zo schrijft ze, dat de schoolkinderen van 14 jaar en ouder in Suriname jaren over de geschiedenis van vreemde volkeren leren maar niets over hun eigen land. Daarom schrijft ze dit geschiedenisboekje. Ze besluit haar boek met de wens dat de kinderen niet alleen hun kennis zullen vermeerderen, maar dat daarnaast hun vaderlandsliefde zal worden aangewakkerd. Hier spreekt de echte patriot. Het wordt hoog tijd dat we Maria Vlier een ereplekje geven in de geschiedschrijving.
Dit boek is uitermate zeldzaam. In Nederlandse bibliotheken vinden we slechts acht exemplaren. De Buku collectie beschikt gelukkig over twee exemplaren. Eén daarvan maakte ooit deel uit van de bibliotheek van H.D. Benjamins (1850-1923), samensteller van de Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (1917).
www.buku.nl
Beknopte Geschiedenis der Kolonie Suriname voor de meer gevorderde jeugd, M.L.E. Vlier. Amsterdam: H. de Hoogh, 1863