Antiquariaat: De kultuur en de bewerking van het suikerriet
Christiaan Johannes Hering werd in 1829 in Paramaribo geboren. Zijn vader, Constantin Hering, was de grondlegger van de homeopathie. Op de gouvernementsplantage Catharina-Sophia leerde hij de beginselen van het verbouwen van suikerriet en het koken van suiker. In 1851 kocht Hering de verlaten plantage Abigaelslust aan het Pad van Wanica en beplantte vijftig akkers met rijst.
Op plantage Kent werd hij belast met suikerkoken en deed hij proeven voor het drogen van muscovade-suiker door middel van een centrifugaal apparaat. Hij trad in Paramaribo in het huwelijk met Carolina Rosaline von Rieben met wie hij zes kinderen kreeg. Na haar dood hertrouwde hij met Antoinette Wilhelmina Smit. Christian Hering overleed op 77-jarige leeftijd op 30 mei 1907 in Paramaribo.
In deel 1 komen de geschiedenis van suikerriet en de ontleed- en natuurkunde van suikerriet aan de orde. Ook gaat de auteur uitvoerig in op de bestanddelen van de planten, de ontleding van suiker, stroop en melasse, bemesting, het rietzaad en rietsap. In het tweede deel gaat de auteur vooral in op de bereiding van rietsuiker en de apparaten die daarvoor gebruikt worden. Het derde deel is getiteld De Rum Destilleerkunst en verklapt dus alle geheimen voor hen die graag rum willen maken.
Hering geeft ons een uitgebreid college over de geschiedenis van suikerriet, te beginnen bij de Chinezen die al tweeduizend jaar vóór de Europeanen suiker produceerden. Hij haalt George Warren aan die stelde dat er in het jaar 1665 zo’n vijftig suikerplantages in Suriname waren, langs de Surinamerivier en de Commewijne. Suikerriet is volgens Hering samengesteld uit water (72 procent), houtvezel (10 procent) en suiker (13 procent). Omdat het, zoals Hering al in zijn voorwoord aankondigde, ook vooral een praktisch boek is, staat het boordevol handige tips voor hen die suikerriet willen verbouwen.
De verschillende soorten suikerriet die in Suriname worden gekweekt, zijn het zogeheten ‘creole-riet’, het gele Bourbonsche riet en het Otaheitische riet. Deze laatste twee soorten zijn krachtiger en bevatten meer suikersap. Het aantal suikerrietvarianten dat over de hele wereld voorkomt, ik noem als voorbeeld de Tuba Batavia, het ‘roode riet van Bengalen’ of het ‘Salangore riet’, is echter duizelingwekkend. Hering schrijft dat men in Suriname eigenlijk nooit gebruik heeft gemaakt van mest om de grond vruchtbaarder te maken. Dat heeft aan de ene kant te maken met de vruchtbaarheid van de grond. De plantages zijn aan de oevers aangelegd. Door de regelmatige overstromingen van de rivieren vonden er rijke afzettingen plaats. Daarnaast had men in Suriname de luxe dat, als de grond uitgeput raakte, er genoeg land was om een nieuw stuk grond te bewerken. Dit was echter alleen mogelijk omdat men in Suriname gebruik kon maken van slavenarbeid. Zou men dit hebben moeten doen met vrije arbeiders, dan zouden de kosten veel te hoog zijn. Dan zou men eerder de oude bestaande gronden blijven gebruiken en dan had men wel moeten bemesten.
Hering besluit zijn doorwrochte studie met adviezen aan de heren planters en het gouvernement die een licht werpen op zijn visie op Suriname. Hij verafschuwt de in Suriname heersende cultuur waarin het vergaren van kennis en kunde als een groot kwaad gezien wordt. Wetenschap wordt in Suriname beschouwd als iets onwaardigs. Daarom, schrijft Hering, is de toestand van de landbouw in Suriname zeer achterlijk. De enige manier om uit die situatie te geraken, is als planters met overleg handelen (gebruikmaken van de kennis van andere planters), hun vrije uren gebruiken om wetenschappelijke kennis op te doen en deze aan te wenden voor de verbetering van hun bedrijf.
Carl Haarnack
www.buku.nl
De kultuur en de bewerking van het suikerriet, C. J. Hering, Rotterdam: H. Nijgh, 1858
Gepubliceerd in het novembernummer van Parbode
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Kijk op www.parbode.com/abonneren