AstraZeneca is geen mRNA-vaccin
Het AstraZeneca-vaccin is geen mRNA-, maar een zogenoemd vectorvaccin. Bij zo’n vaccin wordt gebruikgemaakt van een bestaand, onschuldig verkoudheidsvirus – een adenovirus –, waaraan een klein stukje van de genetische code van het coronavirus wordt toegevoegd.
De vector, zoals deze dan genoemd wordt, wordt zo aangepast dat deze zich niet meer kan vermenigvuldigen en geen ziekte veroorzaakt. Wel stimuleert de vector het afweersysteem om antistoffen aan te maken tegen het spike-eiwit van het coronavirus. Als het lichaam daarna in aanraking met het coronavirus komt, wordt het virus herkend en maakt het lichaam meteen antistoffen aan. Het vaccin bestaat uit twee prikken, waarbij de tweede prik na 8 tot 12 weken gegeven wordt. Deze tweede dosis is noodzakelijk voor optimale bescherming. De meest voorkomende bijwerkingen van het AstraZeneca-vaccin zijn gevoeligheid en pijn op de prikplek. Ook spierpijn, vermoeidheid, verhoging en koorts, koude rillingen, gewrichtspijn en misselijkheid kunnen voorkomen.
Bron: laatjevaccineren.sr
Verschenen in de juli-editie van de Parbode, rubriek Wetenschap