Banaan zoekt markt – Parbode Sneak Peek
Tien jaar geleden werd er nog voor 46,8 miljoen US-dollar aan bacoven geëxporteerd, dit jaar blijft daar nog maar zo’n 2,5 miljoen US-dollar van over. Een maand voordat COVID-19 voor het eerst in Suriname werd gesignaleerd, vertrok de Belgische directie van het grootste bananenbedrijf ‘als een dief in de nacht’ terug naar België. Maar nog voor het vertrek van de Belgen, ging het al goed mis in de sector.
Tekst Zoë Deceuninck
“Het zou goed zijn als Parbode het hele verhaal vertelt”, zegt Dayanand Dwarka, al dertien jaar voorzitter van de Bacoven Arbeiders Bond in Nickerie. “Dus dat je niet alleen met mij praat, maar ook met de Belgen, de minister en de interim-directie van het bedrijf”, vervolgt hij. Aanleiding van ‘het hele verhaal’, is het stille vertrek van de directie van Food and Agriculture Industries (FAI) NV uit Suriname. Begin januari vertrok de Belgische directeur – zonder waarschuwing – terug naar België. Een handjevol Belgische managers volgden hem enkele dagen later de oceaan over. Geen van ze kwam terug. De twaalfhonderd arbeiders die de directie onder haar hoede had, liet ze in het ongewisse. Met een kort bericht op 13 februari, lieten ze vanuit België optekenen dat de directie de stekker uit het bedrijf trekt. ‘Overkopen of failliet verklaren’, met die boodschap zetten de Belgen onze regering voor het blok. Drie dagen daarvoor hadden ze nog een hypotheeklening van 7 miljoen US-dollar afgesloten met de Hakrinbank.
‘Het hele verhaal’
Volgens Dwarka, in het dagelijks leven werkzaam op het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV), heeft FAI sinds haar ontstaan zes jaar geleden een schuld van 15 tot 16 miljoen US-dollar opgebouwd. Het gaat daarbij om openstaande rekeningen bij leveranciers en leningen bij lokale banken. “De grootste schuldeiser is de Hakrinbank”, zegt Dwarka. Parbode kon de hoogte van de schuld niet verifiëren, aangezien de Hakrinbank zich hiervoor beroept op het bankgeheim. Ook de interim-directie van FAI, die op het moment van dit schrijven onder leiding staat van onder andere voormalig humanresourcesmanager Leandro Bakboord, wil ons niet te woord staan omwille van een ingelaste persstilte. ‘Dit om ons bedrijf in de luwte te laten en rustig te werken aan onze verdere groei’, laat Bakboord in augustus via WhatsApp weten. ‘Het hele verhaal’ lijkt daarmee al snel verteld, want ook de Belgen en de directie van The Fruit Farm Group NV (FFG) – het Nederlandse moederbedrijf van FAI – waren niet bereikbaar voor commentaar. Op 9 september stuurt het ministerie van LVV wel een aardig persbericht de wereld in over het belang van de landbouwsector – ‘een paspoort naar de toekomst’ – in tijden van crisis, diezelfde week laat de nieuwe minister van LVV, Parmanand Sewdien, onze telefoontjes onbeantwoord. Lang verhaal kort: FAI kan gerust worden toegevoegd aan het rijtje van gemiste kansen in Suriname waarvoor niemand verantwoordelijkheid wil nemen. De geschiedenis van de sector verschilt niet veel van de mislukte exportplannen van koffie, cacao en suiker. Maar dat betekent niet het einde van het verhaal. De kansen zullen er namelijk altijd blijven, om de simpele reden dat bacoven er altijd zijn. Waarom wil het dan niet lukken met de productie ervan?
FAI is momenteel het grootste bacovenbedrijf in Suriname. Het bedrijf teelt bacoven in zowel Jarikaba als Nickerie en heeft een productieareaal van 2000 hectare, op een totaal van 3.955 hectare die in Suriname wordt gebruikt voor de bacoventeelt (Beleidsnota 2010-2015 van LVV, red.). Op haar hoogtepunt heeft de voorganger van FAI gemiddeld 76 containers per week geëxporteerd. Dat is 6500 ton aan bacoven per maand, met een exportwaarde van 46,8 miljoen US-dollar per jaar. Dat waren de cijfers in 2009. Nu exporteert FAI maar vijf containers per week, oftewel 400 ton bacoven per maand, met een exportwaarde van ongeveer 2,5 miljoen US-dollar op jaarbasis. Bij FAI werken momenteel maar de helft zoveel arbeiders als het bedrijf kan faciliteren. “De situatie is erg treurig”, vat Dwarka de cijfers samen.
De eerste poging om bacoven op grote schaal te produceren en exporteren naar het buitenland heette ‘Surland’ en werd begin jaren 70 opgericht. Deze voorouder van FAI was voor 100 procent in handen van de Staat, maar kampte jaren later met een scala aan problemen, van slecht management en achterstallig onderhoud tot lage productiviteit en hoog verzuim van personeel. De regering gaf de vakbonden de schuld van de teloorgang, de vakbonden beschuldigden de regering van slecht management. De productie daalde en het bedrijf ging in 2002 failliet. Surland liet een schuldenberg achter van zo’n 16 miljoen US-dollar, toen 45 miljard Surinaamse gulden. De overheid heeft destijds 14 miljoen US-dollar verstrekt en een jaar later kwam de doorstart. Stichting tot Behoud van de Bananensector in Suriname (SBBS) werd in 2002 door de overheid in het leven geroepen om het voormalige Surland ‘weer gezond’ te maken, waarna het bedrijf geprivatiseerd kon worden. De herstart wierp aanvankelijk – letterlijk – zijn vruchten af. Onder de nieuwe leiding stegen de exportopbrengsten in de periode 2004-2010 met maar liefst 370 procent. Het personeelsbestand nam toe van 181 in 2002 naar 2.329 eind 2009, en van de 2.236 hectare waren er 2.026 in productie. In 2008 werd het bedrijf ook nog eens ‘Global GAP’ gecertificeerd, waardoor het mogelijk werd Surinaamse bacoven overal op de Europese markt af te zetten. SBBS floreerde, maar achter de mooie cijfers schuilde een harde realiteit.
Lees het hele artikel in het novembernummer van Parbode