Barnbuilding
Menno Marrenga woont al tientallen jaren langs de Boven-Surinamerivier. Hij deelt zijn belevenissen met de lezers
Hollanders praten, Amerikanen doen. Met een hele ploeg zijn ze gekomen en binnen een week was de klus geklaard, in de beste barn building-traditie. Inderdaad, ze waren van een sekte.
Die sekte had mij al eerder herkend als de Duivel, of tenminste Diens knecht. Maar dat is een kolderiek verhaal apart. Ik heb het gebeuren dus maar op een voor duivelsknechten veilige afstand gevolgd, met een verrekijker en het was een mooi gezicht: Amerikanen druk aan het spijkeren en werkzoekende bouwvakkers toekijkend van onder de manjaboom.
Ze werkten met materiaal uit de stad, kant en klare halffabrikaten en alles ging elektrisch, van zagen tot schroevendraaien. Dus binnen een week was het af en gingen ze weg.
Toen was de kust veilig voor duivelsknechten en ik zocht Apalu op, want het bouwwerk stond op zijn erf. Dat verbaasde me: Apalu is zo ongeveer de dorpstovenaar en hij heeft het niet zo op al die kerken. Twee vindt hij genoeg om tegen elkaar uit te spelen, de Evangelische Broeders en de Rooms Katholieken. Een derde kerk geeft alleen maar ruzie. Dus ik vraag: “Apalu, waarom heb jij die kerk laten bouwen op jouw erf?” “Het is geen kerk.” “Wat dan wel?” “Een toeristenkamp.” Aha, een bruggenhoofd. Ik ben ongerust. Zendelingen komen vaak in Saamaka hun ideale samenleving maken, gebaseerd op idealen als armoede en ootmoed. Dat lukt in Amerika niet, dus proberen ze het hier, want armoede is hier al.
Apalu ziet me ongerust kijken en zegt: “Maak je geen zorgen, Menno. Ze hebben gewoon een grote houtloods gebouwd, voor mij. Toen zijn ze weer weggegaan.” “Hum”, was mijn commentaar. De sekte kijkt daar vast anders tegen aan. “Echt waar”, vond Apalu. “Ze hebben niet met de dorpsleiding gepraat. Dat vond Maku niet nodig. Ze hebben op mijn erf gebouwd, dus is het van mij.” Dat Maku, hun gids en tolk, geen toestemming aan de dorpsleiding heeft gevraagd, verbaast me niet. Omdat Maku alle toeristen en politici brengt die de grasmaaier en de waterfilters betalen, vindt hij dat hij boven de dorpsleiding staat. Ik maak me zorgen. Die grasmaaier en waterfilters waren eenmalige geschenken, no strings attached: die gaan stuk en dat is dat. Maar deze sekte komt vast terug.
“Nee hoor”, stelde Apalu me gerust. “Kijk maar naar die andere dorpen. Die danszalen van de NPS, die werkplaatsen van Pipaman, die gaarkeukens van IICA. Niemand doet er wat mee, ze worden overwoekerd door het bos. Dit toeristenhuis niet. Dit wordt mijn houtloods.”
“Je gaat het huis dus van de Amerikanen stelen”, concludeerde ik opgelucht. “Ja. Van dieven mag je stelen. En alle blanken zijn dieven.” “Maar jij bent geen echte blanke, en pater Toon ook niet”, voegde Apalu beleefd toe. “Maar heb je ooit een echte blanke zien werken?” Om de een of andere reden leek deze barn building toch niet op echt werk.
“Waarom zijn ze eigenlijk gekomen?”, vroeg Felu. “Ze verstoppen zich voor de politie”, raadde Apalu. Want dat doen dieven als de grond in Paramaribo te heet wordt onder hun voeten, onderduiken in Saamaka. “Blanken laten zich rondvaren, ze baden in stroomversnellingen, drinken bier en kletsen de hele dag. En toch zijn ze rijk. Ze stelen, hoe komen ze anders aan al dat geld. Die over sociaal werk praten, dat zijn de grootste dieven. Want die betalen niet als je voor hen dingen doet. Dat noemen ze ‘eigen inbreng’. Die meneer van Landbouw gaf Naftali een ploegmachine, met maar driehonderd srd eigen inbreng. Dat kan toch geen zuivere koffie zijn.” Ajeki was het er mee eens. “Dieven zijn het. Een week lang heb ik voor hen gekookt en geen cent gekregen. Alles hebben ze meegenomen, geen korrel rijst of maggiblokje hebben ze me gegeven.”
“Dat nemen ze toch niet mee naar Amerika?” “Maku heeft alles meegenomen, niet die Amerikanen”, wist Felu. “Voor zijn vrouwen. Maar die hebben niet gekookt voor de Amerikanen.” Hij vertelde van alle hand- en spandiensten die hij zelf uit liefde voor de Amerikanen deed. Toch hebben ze de zaagmachine niet achtergelaten. “Ik had hem speciaal achter het huis verstopt, maar Maku heeft hem toch gevonden en ingeladen. Maku spreekt hun taal en ik niet”, concludeerde hij. “Maar mijn houtloods heeft Maku toch niet mee kunnen nemen”, zei Apalu tevreden.