Beheerder Patrick Madari: ‘Met een bloedend hart heb ik de Cultuurtuin verlaten’ – Parbode Sneak Peek
In reisgidsen wordt de Cultuurtuin lovend beschreven. Maar de schrijvers lopen achter, want het is vergane glorie: een kwart is ontbost, middenin worden huizen gebouwd en het is er bezaaid met afval. Veel bomen zijn er slecht aan toe, overspoeld door epifyten als de bosananas. Er is geen geld voor personeel. Terwijl aan de overkant op het verantwoordelijke ministerie ambtenaren weinig tot niets te doen hadden, moest de beheerder alles in zijn eentje opknappen. Nu is hij met pensioen.
Beheerder Patrick Madari (59): “Mijn vrouw is tien jaar geleden overleden. Een prachtige Javaanse vrouw, een schoonheid, een echte cola-batra. We waren 25 jaar samen, heb nog nieuwe vrouwen geprobeerd, maar niemand kon haar evenaren. Dus ben ik alleen, met de zorg voor mijn moeder van 85, die in Huize Margriet woont. Ik moet tegenwoordig alle apotheken langs om pillen te verzamelen. Dat doe ik soms onder werktijd, maar zaterdags en zondags werk ik hier ook, want ik zit anders toch maar alleen thuis.”
Veel ervaring
Na zijn studie aan het Natin vertrok Madari naar Kameroen voor de palmolieplantages van de Handels Vereniging Amsterdam, om daarna in Suriname hetzelfde te doen, op Patamacca. Toen deze palmen doodgingen door speerrot en de fabriek verwoest werd door de Binnenlandse Oorlog, werd hij aangenomen bij Landbouw Ontwikkeling Commewijne om de nieuwe rijstvelden op Slootwijk te helpen ontwikkelen. Ook dat mislukte. “Het was een staatsbedrijf met arbeiders vast op de loonlijst. Ze lieten water weglopen en deden de derde bemesting niet, want de controle op het veld was slecht. Slootwijk produceerde twee ton rijst per hectare, terwijl je minstens vier nodig hebt om uit de kosten te komen. Dus het project zou sowieso mislukken, toen de Binnenlandse Oorlog het de doodsteek gaf. Er werd tot aan Tamanredjo gevochten en toen drie politieagenten doodgeschoten werden, moesten we halsoverkop weg. Dat was in 1987.”
Omdat hij ervaring had met oliepalmen, werd Madari overgeplaatst naar het Palmencentrum, op LVV. Ze kweekten kanjers van kokosnoten op hun proefvelden. Tot die verkaveld werden. Politieke vriendjes van de coupplegers kregen stukken grond. “Het was gemakkelijk voor ze, want die proeftuinen waren domeingrond, dus snel door de Staat weg te geven. Het was al ontbost en er stonden vruchtbomen op, prachtig toch? Dirkshoop ging zo verloren, net als Oryza en AHO, ons agro-hydrologisch onderzoekscentrum op Jarikaba, en natuurlijk Brokobaka, nu het buitenverblijf van Bouterse zelf. Ik ging protesteren bij zo’n hoge beleidsadviseur, maar die zei gewoon: ‘dat wij Surinamers het onderzoek gaan stopzetten, laten de witte mannen in die korte broeken dat maar doen’. Maar later zijn ook de bakra’s vertrokken, alleen Alies van Sauers zit hier nog.”
Precaire situatie
“Toen werd ik in 1994 beheerder van de Cultuurtuin. Ik had echt zin om het land mooi te maken, maar alles waarvoor ik in mijn leven werkte is mislukt. Ook de Cultuurtuin, want er is geen geld door de precaire situatie in het land, zeggen ze. Ik snoei zelf een beetje, maar heb geen hoogwerker. Soms betaal ik zwervers uit eigen zak om in die bomen te klimmen en de ananassen weg te snijden. Dat moet voorzichtig, want er kunnen slangen inzitten of awari’s, zelfs de gindyamaka. De awari is trouwens een delicatesse, je moet alleen de stinkklier wegsnijden.”
De Cultuurtuin werd in de koloniale tijd op de voormalige plantage Wolfenbüttel aangevangen om uitheemse bomen te testen in het Surinaamse klimaat. Daarnaast moest het een windscherm worden, een lange strook bos, berekend op de heersende winden. Madari: “Die winden moet je niet onderschatten. Laatst nog werd iemand op Charlesburg verpletterd door een boom. Of zoals met de zendmast van Mustika gebeurde”.
In de tuin staan ongeveer vierhonderd soorten, allemaal genummerd op de plattegrond.. Madari kent ze uit zijn hoofd, bij twijfel kijkt hij op de kaart. Bordjes aan de bomen zijn er afgevallen, soms ook beter want het trekt diefstal aan, zoals bij de teakboom: “Dat grandioze meubelhout hebben ze een keer ‘s nachts omgezaagd, want er is geen bewaking meer. Vroeger wel, in de kamponghuisjes aan de rand woonden bewakers, hadden wisseldienst, werkten ook in de nacht.” De agenten op hun mountainbikes, de bikers, rijden allang niet meer door de tuin. Er is iets voorgevallen, hoorden we. Joggers hadden gezien dat twee omgang hadden in het bos. Het waren homofielen, zeiden ze, en toen kwamen ze niet meer. Madari: “Ik belde Terborg, de chef van de bikers. Hij zei dat hij al zijn mannen kent en dat de mensen liegen.” Wat moest hij anders zeggen? Dat er ook homo’s bij de politie werken?
Iedereen doet maar wat
De vele zwervers in de tuin nemen van alles mee. Zo hosselen ze hun kostje bij elkaar. Madari heeft ze redelijk onder controle: “Ik ben karateka, ze zijn bang voor me. Daar komt die Snor roepen ze dan. Het is natuurlijk beter dat ze wegblijven, maar wat moet ik? De boslandcreolen onder de markt plaatsen gewoon hun bestelling bij die jongens: bladeren van bepaalde bomen, takjes, maar ook bast. Niet best, want zo krijg je rotting.”
Lees het hele artikel in het januarinummer van Parbode