Benzdorp aan Staat ontglipt
Weg vrij voor nieuw groot mijnbouwbedrijf
De legendarische goudconcessie bij Benzdorp is verkocht. Dat gebeurde in het diepste geheim en lijkt het gevolg van een schimmig politiek spel waarin ongeveer één miljoen USdollar werd opgestreken, het staatsmijnbedrijf Grassalco buitenspel werd gezet en de weg werd vrijgemaakt voor wat het derde grote mijnbedrijf van Suriname kan worden. De Surinaams-Nederlandse ‘dealmaker’ is indirect familie van president Desi Bouterse, maar dat is toeval. De toekomst van vijftienhonderd Braziliaanse goudzoekers en tientallen lokale Marrons staat op het spel.
Het is niet de eerste keer dat er opwinding ontstaat rond Benzdorp, een van de oudste en meest legendarische goudgebieden, in het zuidoosten van het land, waar al sinds 1885 goud wordt gewonnen. Tijdens de goldrush van de vroege negentiende eeuw werd het gebied gezien als een van de grootste goudaders van Suriname. De toenmalige gouverneur Cornelis Lely besloot vlak na de eeuwwisseling een spoorlijn aan te leggen van Paramaribo naar het Lawagebied; ruim 350 kilometer lang. Toen de lijn halverwege was, vielen de goudvondsten echter al weer tegen en het project stierf een langzame dood. In de jaren zeventig van de vorige eeuw deed de Geologische en Mijnbouwkundige Dienst (GMD) opnieuw onderzoek in het gebied, om te concluderen dat daar wel degelijk goudvoorraden te vinden zijn. De rechten op de goudconcessie van Benzdorp zijn nu verkocht aan een buitenlandse investeerder. Daarmee wordt een nieuw hoofdstuk in de woelige geschiedenis van het gebied geschreven.
Het lot van de naar schatting vijftienhonderd goudzoekers, winkeliers, taxirijders en handelaren die nu op de concessie werken, is echter onduidelijk. Of de Commissie Ordening Goudsector het gebied gaat ontruimen, is niet zeker. Ook de huidige bewoners tasten daarover in het duister. “Ik geloof niet dat het gaat gebeuren”, zegt de Braziliaanse Dona Maria. We ontmoeten de bijzondere 63-jarige vrouw in goudkamp Ceu Azul (blauwe hemel), dat zij leidt in de bossen ten noorden van het dorp Benzdorp, midden in de concessie. “Maar het is hun land. Als we weg moeten, moeten we weg.”
Wilde westen
Staatsmijnbedrijf Grassalco sloot een overeenkomst met het Canadese goudbedrijf Canarc dat uitgebreid onderzoek deed maar nog niet begon met de exploitatie. Lokale bewoners en steeds meer Brazilianen zagen daarop hun kans. Vanaf de jaren negentig groeide Benzdorp uit tot het ‘wilde westen’ van Suriname: een plek waar de regering geen gezag uitoefent, geen scholen zijn en gezondheidszorg ontbreekt, maar waar iedereen wel zijn eigen goudput kan graven en aan alluviale mijnbouw (aan de oppervlakte of in ondiepe kuilen) kan doen.
Bij de huidige strijd gaat het om de rechten op een enorm gebied van 138 duizend hectare, inclusief het plaatsje Benzdorp zelf. Het ligt pal ten noorden van het succesvolle goudbedrijf Nana Resources van Henk Naarendorp. Alleen al in de makkelijk te bereiken bovenlaag zit volgens de schattingen dertigduizend kilo goud. De concessie was decennia lang in handen van staatsmijnbedrijf Grassalco. Dat mijnde er niet zelf, maar profiteerde wel fors van de (illegale) kleine mijnbouwers en ondernemers die er neerstreken omdat de overheid er niets mee deed. Zij betaalden jarenlang tien procent van hun omzet.
Tot aan vorig jaar waren de exploratierechten van het gebied formeel in handen van Benzdorp Gold NV, een joint venture van Grassalco (zestig procent) en Canarc (veertig procent). Vanaf 2009 liet de minister van Natuurlijke Hulpbronnen, Gregory Rusland, van het toenmalige kabinet-Venetiaan al weten dat hij niet van plan was die rechten te verlengen. Dat Canarc nadrukkelijk op zoek was naar een buitenlandse partner om de risico’s van de exploitatie te delen, keurde hij af. “Shoppen met onze natuurlijke hulpbronnen kunnen we zelf.”
Toen in augustus 2010 de nieuwe regering werd geïnstalleerd, was in die situatie nog niets veranderd. Dat roept de vraag op waarom staatsbedrijf Grassalco niet zelf geprobeerd heeft de concessie met nieuwe investeerders tot ontwikkeling te brengen. Sergio Akiemboto, de nieuwe directeur van het staatsmijnbedrijf, zegt het niet precies te weten: “Ik ben zelf nog steeds aan het uitzoeken wat met deze concessie is gebeurd. Het was al achter de rug toen ik in oktober vorig jaar aantrad. Ik tast in het duister. De rechten waren waarschijnlijk vervallen. Of ze zijn verkocht of teruggeven aan de GMD, weet ik niet.” Hij heeft binnen Grassalco naar “alle relevante documenten” gevraagd, zegt Akiemboto, maar kreeg daaruit nog geen volledig beeld.
Nepotisme?
Wie de zaak reconstrueert, ziet dat de verkoop van Benzdorp kort na het aantreden van de nieuwe regering in augustus 2010 moet zijn voorbereid. Tussen kerstmis en nieuwjaar 2010 werd bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken het bedrijf Benzdorp Ontwikkeling Suriname NV geregistreerd. De 42-jarige Surinamer Jerrel Koendjbiharie is de directeur; een volslagen onbekende in de goudwereld, die mo-gelijk fungeert als politieke stroman. Volgens zijn profiel op het sociale netwerk Viadeo is hij im- en exporteur in consumentenproducten, met name van en naar Brazilië. Koendjbiharie was onbereikbaar voor telefonisch commentaar en reageerde niet op vragen via e-mail. Dus geruchten dat hij een pleegzoon zou zijn van de president, konden niet door hem worden bevestigd of ontkend.
In februari 2011 werd de vennootschap actief. Kort daarop kreeg de Nederlandse Surinamer Paul Manders het bedrijf in het vizier, vertelt hij desgevraagd. Manders kwam in 1985 naar Suriname en werkte in de jaren negentig als logistiek manager voor Canarc in het Sarakreekgebied en later onder meer bij Grassalco en Boskalis. “Ik had een gesprek over een andere concessie en hoorde toen de naam Benzdorp Ontwikkelings Maatschappij”, zegt hij. Omdat zijn schoonvader als consultant voor Amarant Mining heeft gewerkt, kwam hij op het idee contact op te nemen met dat internationale bedrijf.
De Surinaamse echtgenote van Manders is een halfzus van de eerste echtgenote van Desi Bouterse, Ingrid Figuera, de moeder van Dino Bouterse. Die familierelatie heeft echter niets te maken met zijn zaken, verzekert hij. “Het is eerder een blok aan mijn been dan een voordeel. Iedereen heeft er al snel een mening over en dan word je meteen in een hokje geplaatst. Het heeft op geen enkele manier een rol gespeeld, ook niet in deze transactie. Ik heb de heer Bouterse in al die jaren misschien tien keer ontmoet.”
Productielijnen
In mei 2011 komt een topman van Amarant Mining naar Suriname om de deal met Benzdorp Ontwikkeling Maatschappij te bekijken. Een maand later meldt het bedrijf in een memorandum aan mogelijke investeerders dat het bezig is een aandeel van tachtig procent te verkrijgen in een Surinaamse concessie. Daarvoor wordt anderhalf miljoen USdollar gereserveerd. De plannen zijn groots: dit jaar moet de eerste productielijn gaan draaien, volgend jaar twee en in 2014 vier. In 2017 wil Amarant tien productielijnen in bedrijf hebben. Per machine zou 24.000 ounce (ongeveer achthonderd kilo) goud kunnen worden geproduceerd: in totaal dus 240.000 ounce, ofwel achtduizend kilo per jaar. Manders, inmiddels directeur van Amarant Suriname NV: “Als alles goed gaat, kan dan gesproken worden over het derde grote mijnbouwbedrijf van Suriname, naast Iamgold en Newmont.”
Amarant Mining is een in Dubai gevestigd mijnbedrijf dat voornamelijk werkt met Noord-Europees risicokapitaal. Welk bedrag uiteindelijk betaald is voor 82 procent van de aandelen in de Benzdorp-maatschappij, wil Manders niet zeggen. “Maar het is veel minder dan anderhalf miljoen USdollar”. Het bedrijfje van de heer Koendjbiharie behoudt achttien procent van de aandelen. De transactie is zo lang mogelijk stil gehouden, onder meer om de lokale bevolking niet te verontrusten.
Dit voorjaar wil Amarant beginnen met de plaatsing van een proefinstallatie, vermoedelijk in de Rufinkreek waar al langer dan een eeuw naar goud wordt gezocht. Het mijnbouwbedrijf gaat werken met grote, milieuvriendelijke machines. Die hebben relatief weinig personeel nodig. Ook daardoor is onduidelijk wat de positie zal zijn van de Braziliaanse garimpeiro’s en van de Ndjuka en Saramakaners die werken in de concessie. Ook de relatie met de lokale Aluku ligt gevoelig. Een van de Marronvoormannen in het gebied heeft zelf om de mijnbouwrechten rond Benzdorp gevraagd, maar heeft die niet gekregen.
Sommige Aluku’s profiteren nu behoorlijk van het vertrek van Grassalco en de aanwezigheid van Brazilianen, blijkt uit een bezoek van Parbode aan het gebied. Braziliaanse goudzoekers vertellen dat ze tien procent van de omzet aan lokale Aluku’s moeten betalen. Anderen verhalen over de illegale verkoop van stukjes grond aan bewoners in dorpen aan de Lawa-rivier. Als de kleine mijnbouwers en winkeliers zouden moeten verdwijnen, valt deze makkelijke bron van inkomsten weg.
Moet Benzdorp straks leeg worden opgeleverd aan de nieuwe eigenaar? “We zullen nauw samenwerken met de Commissie Ordening Goudsector van de heer Gerold Dompig”, antwoordt Manders. Het bedrijf gaat eerst uitvoerig in gesprek met de kapiteins en granmans. Er zal zeker geen traditionele clean sweep plaatsvinden. Maar op de plaatsen waar men gaat werken, moeten de mensen wel weg. “We zullen hen aanzeggen om te vertrekken. Als ze daar geen gehoor aan geven, zullen we ondersteuning vragen aan het team van de heer Dompig en de politie, die op hun beurt ondersteuning krijgen van het leger. Een eigen veiligheidsdienst zal daarna het werkgebied, de arbeiders en de apparatuur beschermen.”
Met haar tengere postuur en simpele werkkleding ziet Dona Maria eruit als een kokkin. Dat is ze inderdaad jarenlang geweest. Maar nu is ze de onbetwiste leidster van dit goudkamp dat op deze plek al tien jaar bestaat. “Alleen God weet wat er gaat gebeuren”, glimlacht ze op de vraag hoe ze zou reageren als een nieuwe eigenaar het gebied zou opeisen. “Ik denk niet dat het zal gebeuren.” Tot dusver heeft de Surinaamse Staat vooral profijt gehad van haar werk, blijkt uit haar verhaal. Haar zoon in Paramaribo doet elke zes maanden aangifte bij de belas-tingdienst. Die weet precies hoeveel machines ze in gebruik heeft. Ook bij de registratie afgelopen december zijn die allemaal opnieuw geteld. “Zelfs de oude, die stuk zijn.” Ze vindt het prima zo. “Belasting betalen aan de Staat is veel makkelijker dan een percentage betalen aan een lokaal persoon.”
Dat laatste gebeurt wel in een goudkamp verderop, genaamd Garimpinho. Jazeker, ze betalen belasting, zeggen de mannen hier. Maar niet aan de Staat. Een lokale Marron die ze ‘Papa Sukuteng’ noemen, claimt dat hij de traditionele rechten heeft. Hij woont een stukje verderop aan de Franse kant in het dorp Papaichton en komt regelmatig langs om zijn tien procent te incasseren. Hij levert hen ook diesel.
Tegen deze afgedwongen protectie hebben de garimpeiro’s geen bezwaar, zeggen ze. “Het is een zachtaardige man die goed Portugees spreekt. De laatste tijd verdienen we weinig goud en hoeven we ook minder te betalen. En hij verdient toch wel aan ons, via de brandstof.”
Edi, een 54-jarige Braziliaan, werkt al zestien jaar in het gebied waarvan acht jaar in Garimpinho. “Wil je mijn machine kopen? Ik heb het gehad hier!”, roept hij. Als we later aan de koffie zitten, legt hij uit dat de onderneming een aflopende zaak is. De opbrengst loopt terug. Binnenkort is het nauwelijks rendabel meer om dure diesel te verstoken om machines te laten werken. Het zou hem niet verbazen als de concessie wordt verkocht. “Vorige week kwam een vliegtuig over met een rare onderkant. Dat was duidelijk iets aan het onderzoeken. Grassalco doet al drie jaar niets met dit gebied. Volgens mij zijn ze geïnteresseerd in de bergen; die zitten nog vol goud. Mij maakt het niet uit. Ik ben hier binnenkort weg.”
Maar Edi’s analyse klopt niet helemaal. Volgens chief operating officer James Slade van de nieuwe eigenaar Amarant Mining blijven de bergen ongemoeid. Het bedrijf gaat uitsluitend alluviale mijnbouw doen, met een ultramoderne centrifugetechniek waarin geen kwik en veel minder water wordt gebruikt en die toch een veel hoger rendement heeft dan de kleinschalige methode. “Zelfs in grond die twee of drie keer eerder door de machine is gehaald, halen wij een hogere opbrengst dan de kleine mijnbouwer ooit heeft gehad. Bovendien haalt onze methode al het kwik eruit dat nog in de bodem zit. Het is meteen een schoonmaakactie.”
In samenwerken met de lokale bevolking heeft hij alle vertrouwen, zegt Slade. “Onze productielijnen werken elk op een beperkt terrein van vijf hectare. Wij zijn er niet op uit om een gebied schoon te vegen. Dat is ook niet duurzaam, terwijl er minstens voldoende materiaal ligt om tien productielijnen twintig jaar aan het werk te houden. Vooral de Surinaamse overheid zal gaan bepalen hoe we omgaan met lokale bewoners en met kleinschalige activiteiten in deze concessie.”
Jeroen Trommelen is verslaggever van de Volkskrant. Zijn onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistiek Projecten.