Bethania
Het professionele leven van een journalist kent zo zijn hoogtepunten en dieptepunten. Ooit moest ik rennen voor mijn leven toen ik op zoek naar roestige vaten met gif in de polder een jonge stier tegen het lijf liep. In plaats van met de geplande primeur over een illegale gifstort keerde ik terug op de redactie met een gescheurde broek. Daar tegenover staat mijn aanwezigheid op 24 mei 1995 als verslaggever in het Ernst Happel Stadion in Wenen, waar ik Patrick Kluivert met zijn teen het winnende doelpunt zag maken voor Ajax in de finale van de Champions League tegen AC Milan. Niet dat ik daar verder nou zo heel veel mee te maken had, maar het voelde toch als een bijzonder voorrecht om zo met mijn neus bovenop de geschiedenis te mogen zitten.
Onlangs had ik weer zo’n bijzondere ervaring, zij het nu met een heel ander karakter. Ik mocht op een vrijdagavond aanwezig zijn op een ledenvergadering van de Eerste Surinaamse Lijkwassers Vereniging Bethania, een bijzonder genootschap uit de Bijlmer dat er voor zorgt dat de rooms-katholieke Creolen na hun overlijden op een goede manier worden overgebracht naar het hiernamaals. De leden van de vereniging doen hun belangrijke werk in stilte: zelden of nooit wordt er ruchtbaarheid aan gegeven. Dat heeft ook te maken met de zwijgplicht die de lijkwassers wordt opgelegd: het is hen ten strengste verboden om te praten over wat zij meemaken tijdens een ceremonie, die soms dagen in beslag neemt.
Een buitenkans dus om toeschouwer te mogen zijn tijdens een ontmoeting tussen het bestuur en de leden van de vereniging en de lijsttrekker van de PvdA in Zuidoost, Marcel La Rose. De ledenvergadering was belegd om steun uit te spreken aan La Rose, die zich eind vorig jaar presenteerde als de opvolger van stadsdeelvoorzitter Elvira Sweet. La Rose, in een grijs verleden betrokken bij de oprichting van Kwakoe en later vooral actief in ondernemerskringen, had aanvankelijk niet de steun van het partijbestuur van de PvdA, maar na een spectaculaire ledenvergadering wist hij zich verzekerd van de stem van een meerderheid van de leden.
Nu stond La Rose in een flatwoning aan het Gelderhoofd temidden van de leden van Bethania, die een psalm galmden dat de ruiten ervan trilden. Er werd een grote kaars aangestoken voor de lijsttrekker. Hij moest het vuur met de vingers doven. De voorzitter van de vereniging, Aswan Augustuszoon, bood de kaars aan La Rose aan met de mededeling dat hij kracht zou schenken als het bestuur van het stadsdeel in zwaar weer zou komen te verkeren. La Rose haalde herinneringen op aan gedeelde slechte tijden, bijvoorbeeld na de ramp op Zanderij, toen de leden van Bethania dag en nacht in de weer waren voor de doden die uit Suriname waren teruggekeerd naar Amsterdam.
Er werd weer gezongen en de oude mevrouw Hille Holband nam het woord. ‘Er zullen velen zijn die jou steunen. En er zullen sommige zijn die kwaad willen. Blijf steeds de mensen om jou heen recht in de ogen kijken’. Daarna was de ledenvergadering voorbij. Ik was onder de indruk van wat ik gezien en gehoord had. Één van de geheimen van de Surinaamse gemeenschap had zich voor mij – heel even dan toch – ontvouwd. Toen enkele dagen later bij de deelraadsverkiezingen Marcel La Rose ook nog eens tot grote winnaar werd uitgeroepen, wist ik het zeker: toekomstige bestuurders doen er verstandig aan goede vrienden te blijven met de Eerste Surinaamse Lijkwassers Vereniging.
Columnist Patrick Meershoek is journalist bij het Amsterdamse dagblad Het Parool