Bevlogen theater
Voordat het doek gevallen was, sprong de zaal al overeind om de cast toe te juichen. En toen de spelers het applaus dankbaar in ontvangst hadden genomen en de zaal weer helemaal verlicht was, keken de opgewonden toeschouwers elkaar verbaasd aan. ‘Heavy shit, man!’, mompelde iemand bij de uitgang.
Het stuk heette Sick society en was door producent 18+ Media aangekondigd als ‘een psychologische thriller’. De eerste drie voorstellingen in het hoofdstedelijke Theater Thalia waren stijf uitverkocht. Een week later volgden vier ‘extra voorstellingen’.
Een voltreffer dus, vooral omdat het gaat om toneel van de bovenste plank: je komt als toeschouwer ogen en oren tekort, je krijgt een genadeloze spiegel voorgehouden en je kunt er nog om lachen ook. Gezien de titel is het niet zo vreemd dat het stuk zich afspeelt in een psychiatrische inrichting, ofwel – in de minder verhullende taal van vroeger – een gekkenhuis.
We maken kennis met de directrice, haar assistent Broeder en patiënten zoals een jonge getraumatiseerde vrouw met knuffelbeer en een man die obsessief iedereen volgt met zijn camera en zich overal mee bemoeit. Als vervolgens een wanhopige vader zijn dochter komt aangeven omdat zij de speelbal is van overleden personen die bezit van haar nemen, raakt al gauw de hele instelling in rep en roer.
Persoonlijke geheimen komen aan het licht, het gezag van de staf (met name Broeder) wordt aangetast, de scheidslijnen tussen gek en nietgek worden steeds vager en de gebruikelijke behandelwijze wordt volkomen ontregeld. One Flew Over the Cuckoo’s Nest (1975) is nooit ver weg en net als Nurse Ratched in die film doet haar Surinaamse evenknie verwoede pogingen om de boel een beetje bij elkaar te houden.
Via het gedrag en de verhalen van de ‘gekken’ ontstaat het beeld van een samenleving die mensen gek maakt, temeer omdat de behandelende staf en de bonuman die ook op de proppen komt, uitblinken in machteloosheid. Als dan Broeder bekent dat hij een moord op zijn geweten heeft, wordt hij de kop-van jut waarop de anderen zich kunnen afreageren.
Acteur Dave van Aerde, die met dit stuk debuteert als toneelschrijver, verklaarde na de première dat hij aanvankelijk helemaal niet zo’n zwaar stuk had willen schrijven. Maar naarmate hij vorderde en meer doordrongen werd van de draagwijdte van de problemen die hij in de samenleving had gesignaleerd, was het steeds serieuzer geworden. Niettemin heeft hij er – samen met regisseur Ivan Tai-Apin – voor gewaakt dat de lichtere toets verloren zou gaan. Vandaar ook dat ze gebruik hebben gemaakt van zowel traditionele als hedendaagse toneeltechnieken en effecten. Met als hoogtepunt van dubbelzinnigheid het rocknummer, waarin het hele ensemble losging en schaamteloos de billen, ballen en borsten liet schudden.
Aan de verstaanbaarheid van de teksten ontbrak wel eens wat, en de filmbeelden die van tijd tot tijd op de achterkant van het toneel verschenen, bleven te veel in het decor hangen om werkelijk toegevoegde waarde te hebben. Maar dat laat onverlet dat er met dit stuk een frisse wind is opgestoken in theaterland.
En dit laatste zou ook wel eens te maken kunnen hebben met het feit dat het gaat om een onafhankelijke productie. Het is dan ook te hopen dat Van Aerde en de zijnen het nog lang zonder de in Suriname altijd aanwezige ‘sponsors’ zullen volhouden. Is afhankelijkheid van je eigen publiek niet de beste afhankelijkheid die je je als kunstenaar kunt wensen?