Bij de 100ste geboortedag van Olton ‘Da Djendé’ van Genderen (1921-1990)
Indien nog in leven, zou de legendarische politicus Olton van Genderen deze maand zijn honderdste geboortedag vieren. Van Genderen, geboren op 17 oktober 1921 te Albina, was een van de hoofdrolspelers bij de totstandkoming van de Onafhankelijkheid. De zeer geliefde ‘Da Djendé’ heeft diverse politieke topfuncties bekleed, maar hij is veel meer geweest dan parlementsvoorzitter, minister en vicepremier. We blikken met vier van zijn kinderen terug op zijn zeer indrukwekkend en welbesteed leven.
Olton van Genderens nalatenschap is buitengewoon. Tussen de kinderen en kleinkinderen zitten onder anderen pedagogen, juristen, economen, medici en kunstenaars. Zoon Kenneth van Genderen is gepensioneerd hoofdambtenaar van Financiën, ondernemer en ex-politicus. Hij vertelt dat zijn vader Olton, zoon was van een onderwijzer en ondernemer en dat hij, vanwege zijn flinkheid en prestaties op de lagere school, vanuit Albina naar de stad werd gestuurd. “Dat was een hele onderneming, het ging toen nog over de rivier, want er waren geen busverbindingen naar de stad.”
In het internaat te Saron (Abrabroki) kreeg de jonge Olton de discipline van de Duitse Moravische broeders (EBG, red.) mee. Hij bezocht de Selecta School (ulo) en later de Graaf von Zinzendorfschool (mulo) en legde de afstanden naar en van school te voet af.
“Ik heb van mijn vader normen en waarden meegekregen”, benadrukt zoon Olten van Genderen, die andragoog (andragologie: opvoeding en vorming van volwassenen) is. “Mijn vader vertelde dat toen iedereen in Saron sliep, zijn lamp nog brandde. Hij wilde excelleren, de competitie aangaan. Hij heeft ons mentaal getraind om sterk te staan op eigen benen en hij was een man van discipline, organisatie, kennis en vaardigheden.”
Dochter Mildred van Genderen is gepensioneerd onderwijspedagoog. Ook zij onderstreept dat haar vader een bijzondere man is geweest, maar dat “achter elke sterke man een sterke vrouw staat.” Ze merkt op dat haar moeder, Georgetine Kerster, manlief Olton altijd heeft bijgestaan. “Toen hij mijn moeder leerde kennen, vroeg hij of ze iets met geloof en kinderen had. Toen ze zei dat ze rooms-katholiek was, zei hij ‘Ik wil je als vrouw, maar dan wil ik dat je overstapt naar de EBG. Ik wil met je trouwen, maar ik wil veel kinderen’. Ze zei ‘Over dat wonder weet ik niet, maar we kunnen het proberen’.”
Mildred weet dat de eerste ontmoetingen tussen haar ouders nogal romantisch moeten zijn geweest. Georgetine had heel strenge ouders, dus mocht Olton niet bij haar thuis komen. “Hij fietste dan van Saron naar de Hofstraat om haar te zien. Ze was een slank vrouwtje. Ze klom naar de top van de manjaboom op haar erf en dan zwaaide ze naar de Hofstraat. Toen ze later zwanger bleek, heeft hij haar direct ten huwelijk gevraagd.”
Douaneberoepsopleiding Rotterdam
Van Genderen doorliep in Paramaribo verschillende rangen bij de dienst der Invoerrechten en Accijnzen en verdiende zijn brood als douanier. Later werd hij benoemd als ontvanger bij de Dienst der Belastingen. In de jaren vijftig werd hij uitverkoren om op de academie in Rotterdam de vierjarige studie voor verificateur te volgen. Zoon Dennis van Genderen, die voormalig SLM-gezagvoerder en thans CASAS-inspecteur is, vertelt dat in die dagen het douanekorps nog een elitekorps was en voornamelijk uit lichtkleurige personen bestond. “Er is veel water in de wijn gedaan om de creolen Jules Sedney en Olton van Genderen een beurs te geven. In de jaren 50 behoorden afgestudeerden uit Nederland tot de crème de la crème van de samenleving, daarom werden ze toen ze terugkwamen naar Suriname gescout door de politiek”, vertelt hij.
Dennis herinnert zich nog dat toen het gezin remigreerde uit Nederland, de kinderen veel bekijks in de buurt hadden vanwege de kinderfietsen die ze hadden meegenomen. “Ook apart was dat pa mijn moeder in de gelegenheid had gesteld om in 1961 als een van de eerste vrouwen in Suriname haar rijbewijs te behalen.” Olten vult aan: “Mijn moeder was een mix Hindostaan en mulat. Ze was een lieve, geduldige, meegaande vrouw en had als een soort apothekersassistente gewerkt. Ze was huisvrouw, maar haar droom was om apothekeres te worden.”
De kinderen Van Genderen raken niet uitgesproken over de tucht van hun vader. Mildred: “Op schooldagen maakte hij om 5 uur ’s ochtends onze slaapkamerdeuren open en plaatste dan een radio in de gang. We hadden een uur om bij te komen, want om half zes kregen we Hindostaanse muziek op Radika te horen, daarna schakelde hij over naar bazuinkoor op Apintie. Als kind werd ik vreselijk boos op mijn vader, maar we hebben onvoorwaardelijke liefde van hem geleerd. Hij was hooguit tien uur ’s avonds thuis. Het was als een geoliede machine die iedere dag opnieuw werd gedraaid.” Ook met de schoolprestaties maakte pa geen grappen. “Mijn vader had als lijfspreuk Ora et labora (Bid en Werk). Hij kende de Bijbel van voor naar achter. Hij was elke zondag in de kerk en als hij dan thuiskwam, werd de hele kerkdienst weer doorgenomen. Nadien liep hij de weekstaten, de schoolprestaties, per kind door. Hij vroeg ons altijd om van een 6 een 7, een 7 een 8 en van een 8 een 9 te maken. Hij wilde altijd het beste uit ons halen. Zondagochtend na het ontbijt moesten de slaapkamers er ook keurig uitzien. Hij heeft zijn werkethiek en legacy doorgegeven aan zijn kinderen. Als hij zijn woord gaf, was dat zijn woord. Door zijn eerlijkheid heeft de politiek hem later een paar klappen gegeven.”
Intrede in de politiek
In 1947 werd Van Genderen lid van de Nationale Partij Suriname (NPS), maar hij moet reeds tijdens zijn internaatsperiode in beeld zijn geweest bij de groene partij, vertelt Olten. NPS-topman Jopie Pengel had toentertijd de propagandisten Lemmers (Pa Lem) en Moorman (Pa Mori). Laatstgenoemde was buurtwerker van Saron en Abrabroki. “Mijn vader werd als sportman gevolgd en Pa Mori heeft hem toen een politieke push gegeven. Hij mocht dammen tegen Pengel, die een verwoede dammer was. Nadat hij van Pengel had gewonnen, was dat ook meteen de laatste keer.”
Kenneth: “Mijn vader werd in de NPS streng beoordeeld door een ballotagecommissie. Je kwam anders niet op de verkiezingslijst. In 1958 was mijn vader de eerste schaduwkandidaat na Ensberg en toen die minister werd, werd hij voor het eerst Statenlid. Vanaf toen heeft hij tot 1980, vijf keer onafgebroken de verkiezingen in het district Marowijne gewonnen.”
“Er is zelfs een lied door ene meneer Sombie gemaakt, als ode aan hem en met name zijn welbespraaktheid: Da Djendé nanga en gowtu mofo (Meneer Verheven met zijn gouden mond)”, zegt Dennis. Hij onderstreept de liefde die Da Djendé voor zijn geboortedistrict had. “Op 1 juli, Keti Koti, had de partij altijd een activiteit, maar zijn ritme was altijd dat hij eerst naar zijn mensen ging. Hij zei dat hij zijn district niet ondergeschikt zou maken. Hij ging al om vijf uur in de ochtend op stap, want er werd toen nog veel tijd verloren aan veerverbindingen. Hij stopte altijd op Moengo, Moengotapoe en Albina. De verbondenheid met zijn districtsgenoten was enorm.”
Dennis legt uit dat in de periode 1958-1963 het ‘winner takes all’-principe ‘Flogo ala tin’ gold. Pengel heeft toen een strategische swing gemaakt om Van Genderen te kandideren in diens geboortedistrict Marowijne. Hij had een enorme affiniteit met zijn district en verwierf zelfs de bijnaam ‘The King of Marowijne’. “Met heel zijn hart en ziel trok hij ons mee naar het district. Hij kon heel goed Aucaans en Paramaccaans praten en beheerste de dans van de Aucaners. Dat gaf een sterke band bij de marrons. Ze beschouwden hem als een van hen.”
Van Genderen was in de periode 1967-1969 parlementsvoorzitter en tussen 1969 en 1973 fractieleider van de NPS. Na de dood van Jopie Pengel in januari 1970 kreeg de groene partij een duaal leiderschap met Henck Arron als voorzitter van het hoofdbestuur en Van Genderen als voorzitter van de partijraad. Toen in 1973 het ministerschap in beeld kwam, was het bijna een logische keus dat Van Genderen minister werd van Districtsbestuur en Decentralisatie en in 1977 minister van Binnenlandse Zaken en Districtsbestuur. In de periode 1973-1980 was Van Genderen behalve minister ook vicepremier. Bij zijn aantreden als minister in 1973 bleek overigens dat zijn voorganger Cyrill Ramkisor tientallen dienstauto’s van de EBS in de VHP-partijkleur oranje had laten spuiten.
Kenneth over deze kwestie: “De NPS-masssa vond toen dat de auto’s in groen gespoten moesten worden. Mijn vader zei echter dat de NPS en de VHP een historische band met elkaar hadden en bovendien was er ook nog het kostenaspect. Ze hebben toen het model van groen en oranje op de deur gehanteerd, die nog steeds de kleuren zijn van de EBS.” Navolgenswaardig is tevens dat Van Genderen tijdens zijn ministerschap alle VHP’ers op zijn ministerie heeft behouden en districtscommissarissen met een andere politieke kleur niet brodeloos heeft gemaakt. Bijzonder was zijn goede band met de VHP, zo was zijn persoonlijke arts de populaire VHP-parlementariër Alwin Mungra.
Dennis vertelt dat verdraagzaamheid het gedachtegoed van zijn vader was. Hij was streng, maar rechtvaardig. Als iemand zijn kind een klap had gegeven, verliet hij zijn werkplek want niemand kwam aan hen. Dennis: “Toen we in 1969 de Tigri-grenskwestie hadden, had premier Pengel de DEFPOL (Defence Police) ingesteld en mensen opgeroepen. Mijn vader, die nota bene parlementsvoorzitter was, meldde zich toen aan bij DEFPOL, omdat Nederland de TRIS (Troepenmacht in Suriname, red.) niet wilde inzetten. Hij deed dat niet voor de show, want tijdens de Tweede Wereldoorlog had hij in de schutterij gezeten. Uiteindelijk hebben de Nederlanders de DEFPOL niet ingezet.”
Olten: “Ik bewonder de attitude van mijn vader. Hij was toegankelijk voor iedereen en was er altijd gi den mofinawan. Armoede bestrijden, onderwijs en vorming, waren heel belangrijk voor hem. Hij was een begaafd spreker en kon de massa bewegen. Zijn talenkennis was enorm, als de politieke toppers in het binnenland waren, dan vertaalde hij voor hen. Hij kon genieten van het leven. Op de dansvloer kon hij excelleren, en hij zag er altijd van kleding tot schoenen en passende zakdoek op en top uit. Hij was een man met een missie die heel zijn leven heeft gestreden voor duurzame ontwikkeling van zijn geboortedistrict en het verre binnenland.”
Dennis: “Een keer waren we met een delegatie met zes boten in het binnenland, toen het de koelaman niet lukte om langs de rotsblokken in de rivier te komen. Pa heeft toen de koelastok overgenomen en de boten door de rivier geleid.”
Overigens heeft Van Genderen in de jaren zeventig met de vier granmans van de marrons een reis naar Ghana en Nigeria gemaakt. In beide landen werden ze ontvangen door de staatshoofden en bezochten ze onder meer de Ashanti-koning. Het was een studiereis om na te gaan hoe Afrikaanse dorpen zich ontwikkelen naar stedelijke gebieden. Van Genderen wilde invulling geven aan het ingezette ontwikkelingsproces in het binnenland om onder meer te komen tot grotere leefgemeenschappen.
Onafhankelijkheid
Van Genderen was tijdens de voorbereidingen van de Onafhankelijkheid een van de hoofdonderhandelaars aan Surinaamse zijde. Een gevoelig punt was de instelling van een Surinaams leger. Onder meer werd vanuit de Nederlandse delegatie aangegeven dat het aanwezige materieel in Suriname zou worden meegenomen door twee marineschepen die vanuit Curaçao zouden worden gezonden.
Kenneth: “Mijn vader zei: ‘Laten we kijken of ze de Surinamerivier binnenvaren. Ze blijven op de oceaan, want ze nemen niet eens een schroef mee. Alle materieel is voor ons bestemd’. Uiteindelijk hebben ze alles geschonken. De onderhandelingen waren pittig en zijn niet altijd van een leien dakje gegaan.”
“Hij wilde ook een hoger ontwikkelingshulpbedrag van Nederland”, vult Olten aan.
Belangrijk in dit kader was de goede band die Van Genderen had met zijn Nederlandse counterpart Wilhelm de Gaay Fortman die belast was met Koninkrijkszaken, waardoor vele issues ten gunste van Suriname werden opgelost.
Dit artikel is gepubliceerd in het oktobernummer van de Parbode, ook online verkrijgbaar