Bijzonder onderwijs in het verdomhoekje
“Soms wil ik ’s ochtends niet opstaan”, zucht Adipi Haydri, hoofd van de Johannes Arabischool in Nieuw-Aurora. Zelfs als het Peace Corpse drie nieuwe lokalen af heeft gemaakt, telt een gemiddelde klas nog meer dan 45 leerlingen, is er te weinig materiaal beschikbaar en krijgen sommige kinderen les in een lokaal met een dikke laag zand op de vloer. Lanti sluit haar ogen: ruim 14 miljoen geleende US dollars worden alleen in het openbaar onderwijs geïnvesteerd.
Het nieuwe gebouw van de Iporomaschool in Erowarte werd op 1 augustus officieel geopend. In het ruime, goed verzorgde pand komen de lessen een stuk beter over dan in de kerk van de Zevendedags Adventisten, waar de 52 schoolkinderen van oktober vorig jaar tot juni werden ondergebracht.
Toch is er geen reden om al te juichen. Net als vorig jaar moeten de leerlingen het doen met twee leerkrachten en een hulpleerkracht, die hun aandacht over zes klassen moeten verdelen. Indien de kinderen met wat geluk hun leerboeken op tijd hebben ontvangen, zullen enkelen hun huiswerk toch een tijdje moeten uitstellen omdat hun boek bij de docent thuis ligt. Astrid Gunther, hoofd van de Iporomaschool: “Wij mogen geen leermateriaal op voorraad hebben. De scholen in de stad slaan wel voorraden in, waardoor er aan het begin van het jaar vaak geen boeken voor het binnenland meer over zijn. Zelf kan ik dan de lessen niet voorbereiden, zodat ik wel van een leerling moet lenen. Een kopieerapparaat zou een uitkomst zijn, maar dat kunnen we niet betalen.”
Kerstening
Dit is typisch voor bijzondere scholen, vindt Bert Eersteling, directeur onderwijs binnenland. “Het proces van onderwijs is niet begonnen door de staat. Aanvankelijk richtten religieuze genootschappen scholen op voor de kerstening. De mensen moesten de bijbel leren lezen. De staat is zich er pas veel later mee gaan bemoeien en openbare scholen gaan bouwen”, legt Eersteling uit. De subsidieregeling die in 1876 werd opgesteld, is sindsdien nooit meer aangepast. Eersteling: “De overheid betaalt 30 SRD per leerling per jaar en zorgt ook voor het salaris en de vervoerskosten van de leerkrachten. Voor de fysieke faciliteiten is het schoolbestuur zelf verantwoordelijk.”
Toch lijkt er ook iets anders mee te spelen. De rooms-katholieke Jepi Pater Voorbraakschool in Jaw Jaw ziet er veel beter uit. Afgezien van wat achterstallig onderhoud en een open noodlokaal zien de ruimtes er netjes uit, zijn er voldoende leerkrachten en zit de school niet om boeken verlegen. Schoolhoofd Fonkel: “Ik ben heel tevreden. De resultaten zijn altijd erg goed: er zijn heel wat kinderen van onze school aan de universiteit gaan studeren. We zijn nu bezig een nieuwe bibliotheek in te richten. Een paar jaar geleden hebben we namelijk tassen vol boeken van een Nederlandse ‘octopusschool’ gekregen, die ons geadopteerd heeft. Ook toeristen nemen regelmatig pennen en boeken voor ons mee.”
Zand
Op de Johannes Arabischool in Nieuw-Aurora, een half uur verder stroomopwaarts, ziet het er heel anders uit. De grote toeristenstroom vaart het Saramaccaanse dorp voorbij en Nederlandse adoptiescholen hebben Nieuw-Aurora blijkbaar ook nog niet ontdekt. In de lokalen staan afgetrapte tafels en stoelen door elkaar gesmeten; de vloer van een open noodlokaal bestaat uit een twintig centimeter dikke laag zand, waarin een kolonie zandvlooien zegeviert.
Schoolhoofd Adipi Haydri zit met de handen in het haar. Als EBG-school kan ze van de overheid geen steun verwachten en de inspectie steekt slechts eens in de zoveel jaren haar hoofd om de deur. “Soms wil ik ’s ochtends niet opstaan”, verzucht Haydri. “Van alles is er te weinig en aanschouwelijk materiaal heb ik al helemaal niet. De enige dingen die ik kan laten zien zijn pillenstrips en condooms, ik kan niets aan natuuronderwijs doen. Er zijn te weinig lokalen en te weinig leerkrachten. Zelf als de drie lokalen van Peace Corpse af zijn, zitten in sommige klassen nog meer dan vijftig leerlingen.”
En dat terwijl de Saramaccaanstalige kinderen wel wat extra begeleiding kunnen gebruiken. Haydri: “Voor alle kinderen hier is Nederlands een tweede taal. In het begin begrijpen ze er vaak niets van. We zijn dan genoodzaakt om een tekst eerst in het Nederlands voor te lezen en vervolgens naar het Saramaccaans te vertalen. Maar ze durven hun mond niet open te doen, misschien omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Ik zeg dan: ‘Waarom doe je je mond niet open? Als je dat nu al niet doet, hoe moet dat dan als je naar de stad gaat?’”
Bedelaar
Ten einde raad stuurt Haydri een projectplan met begroting naar Nederland, om geldschieters te vinden voor de bouw van drie extra lokalen. Eersteling ziet dit soort oplossingen met lede ogen aan. “We zouden rond moeten komen met de nationale begroting en andere donaties slechts als aanvulling moeten gebruiken. Maar het hele beleid is gebaseerd op donoren.”
Voorlopig kunnen bijzondere scholen echter alleen maar dromen van steun van Lanti. Met een lening van ruim 14 miljoen US dollars bij de International Development Bank (IDB) worden namelijk alleen openbare scholen opgeknapt. Eersteling: “Ik was er erg op tegen, want het is een lening die door alle Surinamers afbetaald moet worden. Geloof me, als ik het beleid kon veranderen, zou ik het meteen doen. Ik zou zelf spullen gaan brengen naar die scholen.”
De Iporomaschool in Erowarte zoekt zelf naar oplossingen en schakelt ter compensatie van het lerarentekort de hulp van ouders in. Gunther: “Ouders moeten erop toezien dat kinderen hun huiswerk maken. Ik ben namelijk nog lang niet tevreden: we kunnen zo veel meer uit deze kinderen halen.” Als het aan Eersteling ligt, wordt de subsidieregeling uit 1876 meteen afgeschaft: “De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen en zich niet afhankelijk stellen van anderen. Lange termijndoelen realiseer je niet als bedelaar.”
INGE VAN DER HOEVEN