Bitterheid rond een standbeeld
Sinds 25 april van dit jaar staat bij de ingang van de Palmentuin, tegenover het kabinet van de President het standbeeld van Henck Arron, minister-president van Suriname van 1973 tot 1980, gestorven in Alphen aan de Rijn op 4 december 2000. Een bescheiden man in wandelkostuum staart op een niet al te hoge sokkel in de richting van de ruïnes van het afgebrande ministerie van Onderwijs. “Hij bewaakt de president”, zegt een toeschouwer cynisch. “Een waardige plek voor deze staatsman”, zeggen de partijbonzen van de NPS, de partij waarin Arron opgroeide en die hij na de rumoerige jaren tachtig nog een tijdje diende als voorzitter.
Huidig partijvoorzitter en president Ronald Venetiaan eerde zijn voorganger als held van de onafhankelijkheid. “A prinspari tiri mang fu Srefidensi.” Zo staat het ook op het standbeeld. “De voornaamste leider in het onafhankelijkheidsproces.”
Antoinette (Netty) Arron-Leeuwin, de weduwe van Henck Arron wilde daar in haar toespraak wel iets op afdingen. “Onafhankelijkheid is geen heldendaad van één persoon, maar een constitutionele evolutie”, zei ze bescheiden. Daarom droeg zij dit standbeeld op aan allen die de ‘idealen van dit land en volk nastreven’. Ze noemde haar echtgenoot een ‘vergevingsgezinde man’.
Dat moest ook wel. Want alle lof en glorie die hem werden toegezwaaid door Venetiaan staan in schril contrast met de bittere confrontatie op Grun Djari, het partijcentrum van de NPS, in oktober 1997. Er waren verkiezingen voor het nieuwe partijbestuur. Voor het eerst in jaren met twee lijsten. Henck Arron, intussen erevoorzitter, bemiddelde, want het toepassen van een democratisch beginsel was voor de geharnaste partijleiding van de NPS nu eenmaal een stomp in het gezicht. ‘Om de positie van Venetiaan niet aan te tasten’ had Arron aan de ‘tegenpartij’ voorgesteld om hem op beide lijsten als voorzitter te plaatsen. De oppositie ging daarmee akkoord.
Maar de verkiezingen verliepen onregelmatig. “Mensen zijn toegelaten die nooit hadden mogen stemmen. Anderen die wel recht hadden zoals de NPS voorzitters van Coronie, Commewijne, Brokopondo, werden niet tot de stemming toegelaten”, vertelt Arty Jessurun, voormalig vice-voorzitter van de partij. Geen wonder, de kiescommissie bestond voornamelijk uit mensen van de lijst-Venetiaan, die al had laten weten nooit en te nimmer te kunnen samenwerken met ‘de verraders en de oproerkraaiers’ uit het andere kamp.
Henck Arron wond zich vreselijk op over deze gang van zaken. En op die bewuste partijvergadering in oktober 1997 werd hem door zijn eigen partijgenoten hardhandig de mond gesnoerd. “Venetiaan stond achter het gordijn te loeren en heeft de politie gebeld om Arron van Grun Djari te verwijderen”, zegt Arty Jessurun verontwaardigd. “Arron, die hem tot voorzitter had gemaakt en hem had voorgedragen als president!”
Zijn tegenbeweging binnen de partij organiseerde zich bij de daaropvolgende parlementsverkiezingen in Trefpunt 2000. Ze vroeg een onderhoud met partijvoorzitter Venetiaan. “We waren niet uit op een leiderspositie”, herinnert Arty Jessurun zich. “We wilden een bijdrage leveren.” Maar Venetiaan was onverbiddelijk. Hij stuurde zijn vazallen Hesdy Pigot en mevrouw Demon. Daarna kwam er een strenge brief van Venetiaan waarin Trefpunt 2000 werd verboden om activiteiten te ontplooien die verband houden met de NPS.
Netty Arron heeft zich bij haar toespraak over ‘haar Henck’ ongetwijfeld moeten inhouden. “Ik wil gaarne zijn dringende oproep herhalen tot mentaliteitsombuiging”, zei ze gepast. “Zijn devies was om meer te luisteren naar zaken die ons verbinden dan die ons verdelen.” Dan krijgen de postume loftuitingen van onze president achteraf toch een wat hypocriet tintje.
BEELD: Archief Parbode