Bloed verwant
Soms kan een boek verrassen. Dat geldt zeker voor ‘De groeten aan de koningin, reis door Suriname’ van Karin Anema. Een wonderbaarlijke aaneenschakeling van wonderlijke ervaringen in een, zeker voor een bakra, wonderlijk land.
Kennelijkspreken de Surinaamse inheemsen erg tot de verbeelding van veel auteurs. Vooral de onbekende, liefst nomadische stammen, die in het diepe zuiden nog anoniem enmysterieus door het oerwoud zwerven en geen landsgrenzen kennen lijken tefascineren. De reisboekenschrijfster Karin Anema, wiens boek ‘De Groeten aan deKoningin’ we in de vorige editie van Parbode bespraken ging naarstig op zoeknaar de Trio’s en de Wayana’s in Opper Suriname bij de Frans- Guyanese en deBraziliaanse grens en stuitte er zelfs op de tot slaaf gemaakte Akuriyo’s. Alseen antropologe zocht ze naar oude rituelen en hoorde dus ook over het gegevendat indianen hun pas geboren kinderen soms vermoordden, al dan niet ritueel.
Martin Panday komt in zijn boek Bloedverwant ook met een(denkbeeldige?) stam op de proppen, of liever gezegd, met twéé stammen, deAturai die hoog op een ongenaakbare berg wonen en hun eigen kinderen door devrouwelijke sjamaan Chikah van de Taipa Jenene stam lieten offeren. Die laatstestam woonde in het dal aan de voet van de berg bij de bovenloop van deTapanahonyrivier en hield zich bezig met occulte rituelen.
Het verhaal begint heel onschuldig met een sprong terug inde tijd. Naar augustus 1972, de nacht dat Isidor Artan in het indianendorpTaipalini geboren is als zoon van Ludwig (tropenarts) en Martha Artan. Marthabaart een tweeling maar het tweede jongetje komt dood ter wereld. De reactie vanMartha is wonderlijk: ‘Dat is niet mijn kind’,sprak ze fluisterend. ‘Ik heb eengezonde tweeling gebaard en dát kind is niet van mij.’ Het blijkensleutelwoorden van de plot.
Terug naar het heden. De volwassen dertiger Isidor, eenAmsterdammer, besluit na de dood van zijn vader om naar Suriname af te reizenen het graf van zijn overleden broertje te gaan zoeken, iets wat zijn vader hembij leven nog met klem had afgeraden. (Hij reageerde alsof ik hem eenduivelsplan had voorgelegd en hij smeekte met tranen in zijn ogen om niet tegaan.) Via het internet had hij een reiskompaan annex gids gezocht – engevonden in de inheemse (maar door creolen geadopteerde) Tanuja (die natuurlijkbeeldschoon is). Al toen hij het huis van zijn vader, na diens overlijden, leegruimde,had hij diens Surinaams dagboek gevonden. Er ontbrak een aantal pagina’s, maarnét als de opkoper het eikenhouten wandmeubel komt halen ontdekt Isidor eenvergeelde envelop met de verloren gewaande pagina’s, die onder de kast was vastgeplakt. En hoewel de rest van het boek in juichende termen de hartelijkheidvan de dorpelingen en de schoonheid van het oerbos beschrijft stuit de zoon, allezend, op één alinea die in schril contrast staat met de rest: ‘Ik vervloek dedag dat ik heb besloten om samen met Martha in Taipalini te blijven. Vannachtheeft Djoti de pasgeboren Ferdinand hier begraven en daarmee een stukje vanmezelf. Godzijdank is Isidor gezond ter wereld gekomen. Een ding staat vast. Wemoeten als de bliksem uit dit demonische dorp.’ Maar die passage maakt Isidoralleen maar nieuwsgieriger. Helaas voor hem. Maar gelukkig voor ons, lezers. InParamaribo logeert hij bij zijn gids en overkomen hem al verschillendewinti-achtige ervaringen. Het had een voorbode moeten zijn… Maar nee, volgoede moed schepen ze zich in bij Albina. Het Indianendorp van de Taipa Jeneneis inmiddels verlaten, de hutten verworden tot overwoekerde ruïnes. Na eenplotseling opgestoken wervelstorm wordt het koppel die eerste avond plotselingomsingeld door een half dozijn heftig beschilderde indianen. De bootsman, dieTrio spreekt, verstaat net genoeg om te kunnen vertalen dat ze alledrie devolgende dag hun opwachting bij de kapitein van het dorp moeten maken. En zobeginnen ze dan aan een klim de berg op en ontvouwt zich een bloedstollend,adembenemend verhaal dat ik helaas niet mag verklappen. Nou ja, alleen dit:Isidor komt die dag niet meer terug van de berg. En als Tanuja drie jaar latersamen met de geestelijke Hubertus Zandgrond naar hem op zoek gaat en zij Hubertvraagt naar zijn lezing van het gebeurde antwoordt hij: ‘Ik denk dat Isidor isblijven steken in de bovenzinnelijke wereld van de Aturai. Ik heb het vermoedendat hij terecht gekomen is in een parallelle dimensie waarin hij, naar ikvrees, nog steeds ronddoolt.’En daar moeten jullie het mee doen. Kopen dus!(Hoewel het omslag daartoe niet echt uitnodigt) Rest nog de vraag of deinheemsen nu wel zo gelukkig zullen zijn met deze vorm van stigmatisering. Ookal is het verleden tijd waarover geschreven wordt, die rituele kindermoordentelkens weer op je bordje krijgen, ik zou daar iebel van worden.
Martin R. Panday, Bloedverwant,
uitgeverij Ralicon, ISBN 99914-8-5,
prijs SRD 55,75