Boeken & Zo
Politiekapel van Suriname
Iedereen in Suriname heeft ongetwijfeld de Politiekapel wel eens zien of horen spelen. Bij de opening van de Kunstbeurs, tijdens de jaarlijkse volkskerstzang op het Onafhankelijkheidsplein of bij een andere sociale gebeurtenis. In uniform laat een deel van het korps al meer dan vijftig jaar zien meer te kunnen dan bekeuringen uitdelen, je vermanend toespreken of je soms onbeschoft te behandelen. Over deze musicerende leden van de Hermandad is een boek verschenen: ‘De Politiekapel van Suriname’.
Het is feitelijk een uitvloeisel van een documentaire die Afra Jonker over de Politiekapel heeft gemaakt. Het is vooral een fotoboek, dus hoofdzakelijk bedoeld om naar te kijken, met een wat summiere inleiding van historicus André Loor. De Politiekapel werd op 17 november 1958 opgericht, met als eerste dirigent Eddy Snijders. Op zich was het een wonder dat de Politiekapel er kwam na een halve eeuw mislukte pogingen. Jammer dat Loor niet schrijft waarom het in de decennia ervoor niet van de grond kwam. Ook de musicerende politiefunctionarissen ondervonden in de jaren tachtig de nadelige gevolgen van de militaire dictatuur. De Politiekapel werd met de Militaire kapel samengevoegd tot een ‘staatskapel’. Ook hier blijft Loor in gebreke door niet te vermelden welke gevolgen dit had. Enkele jaren later mocht men echter weer op eigen benen verder.
Hoewel de foto’s de moeite van het bekijken waard zijn en al veel zeggen, mis je als lezer toch de begeleidende teksten. Beelden zeggen weliswaar vaak meer dan woorden, maar in dit geval is het een enorme tekortkoming. Wie zijn de leden van de Politiekapel? Hoe bereiden zij zich voor op een optreden? Wat doen ze als ze niet hoeven te musiceren? Surveilleren ze dan, draaien ze diensten bij de Narcoticabrigade? De summiere fotobijschriften schreeuwen om een extra toelichting. Vaak ontbreken die bijschriften zelfs. Zo moet je als leek maar gissen welke instrumenten op de detailfoto’s zijn vastgelegd. Waarom hebben de makers niet de moeite genomen om de lezer meer informatie te verstrekken? Het riekt naar gemakzucht. Het neemt niet weg dat ‘De Politiekapel van Suriname’ voor iedereen met enig historisch besef of affiniteit met muziek of politie, eem aanrader is. Het maakt mij in ieder geval wel nieuwsgierig naar de documentaire die binnenkort volgt.
Armand Snijders
De Politiekapel van Suriname, Sara Blokland (foto’s) en Afra Jonker
(initiatief en onderzoek), 2010, Uitgeverij Van Zoetendaal, ISBN 9789072532060
Op 18 januari 1990 overleed componist/muzikant Eddy Snijders in Paramaribo. Acht jaar later verscheen als eerbetoon een boek van de hand van zijn zoon, Ronald Snijders. In deze biografie schetst Snijders junior een indringend beeld van zijn vader, die onder meer bekend was van de door hem gecomponeerde kaseko-mars ‘Poeroe Voetoe’. Van Eddy Snijders mag met recht gezegd worden dat hij een stempel heeft gedrukt op de Surinaamse muziek: ons volkslied wordt sinds 1959 in zijn arrangement gespeeld.
De man met de piccolo, Ronald Snijders, 1998, Uitgeverij Conserve, ISBN: 9789054290988
Miss Parbo ontdekt Suriname
Het is een veelgehoord woord: Parbo. Het is de naam van bier, een brassband en de titel van een boek van Tessa Leuwsha. Daarnaast wordt het woord te pas en te onpas gebruikt. Waarom schrijfster Erna Hulsenboom zichzelf tot Miss Parbo heeft gedoopt, blijft onduidelijk. Wel wordt in haar boek duidelijk dat ze een liefde voor Suriname heeft ontwikkeld. Tijdens haar reizen schreef ze stukjes aan familie in Nederland. Deze korte verhalen heeft ze nu gebundeld en uitgebracht. Het begint met een vakantie naar Suriname; daar werd de schrijfster benaderd door de Pater Ahlbrinck Stichting met de vraag om een bibliotheek op te zetten in het binnenland. Na haar vakantie keert de voormalige bibliothecaris voor drie maanden terug naar Suriname om in Jaw Jaw te gaan werken. Het boek is een kruising tussen een reisgids en een roman. Aan de ene kant laat Hulsenboom weten hoe ze op bepaalde bestemmingen gekomen is en aan de andere kant wil ze de pracht van haar ervaringen laten zien. Toch slaagt ze er niet in om de kruising te laten werken. De lezer krijgt te weinig informatie om met dit boek op pad te gaan. Voor een roman laat Hulsenboom ook essentiële informatie weg. Mensen worden geïntroduceerd alsof de lezer ze allang kent. Daarmee laat de schrijfster zien dat de verhalen eigenlijk voor familieleden waren bedoeld. Bij het uitbrengen had Hulsenboom meer achtergrondinformatie moeten geven. Een aantal verhalen past niet helemaal in het geheel. Zo springt de schrijfster van Jaw Jaw naar een uitgerangeerde trein in Utrecht en vervolgens zit je weer in het vliegtuig naar Suriname.
Het verband tussen de stukjes is af en toe ver te zoeken en de toon is ook niet altijd even vriendelijk. Irritatie over een feest in Albina dat niet doorging, een familietrip naar Nickerie waarbij de schrijfster alles moet betalen of afspraken die anderen niet nakomen, levert weinig op voor de lezer. Het is jammer dat Hulsenboom niet verder is ingegaan op haar werk. In verhouding gaat het maar weinig over Jaw Jaw en haar werkzaamheden om de leesbevordering te stimuleren. ‘Miss Parbo ontdekt Suriname’ is een onderdeel van een serie van drie. Binnenkort verschijnen ook ‘Miss Parbo, het binnenland van binnenuit’ en ‘Miss Parbo vertelt verder’. Misschien dat het dan duidelijk wordt waarom deze bakra de naam Miss Parbo draagt.
Marit Horstmanshof
Miss Parbo ontdekt Suriname, Erna Hulsenboom, 2009, Uitgeverij Book a Book, ISBN 9789460960017
Onze huidige vakbondsrechten danken we aan de stakingen van januari en februari 1969. De aanleiding tot deze gebeurtenissen en de rol die de Vereniging van Hoge Ambtenaren daarbij speelden, beschrijft oud-minister August Biswamitre uitvoerig in zijn onlangs verschenen boek. Door machtsmisbruik van ministers en represailles tegen ambtenaren stonden de verhoudingen in 1967 al op scherp. De regering Pengel kon toen een staking voorkomen. Twee jaar later keerden de conflicten echter in hevige mate terug en was er geen ontkomen meer aan: de stakingen en de val van de regering waren een feit.
Vereniging van hogere ambtenaren in Suriname (VHA), August Biswamitre, 2009, ISBN 9789088911286 Uitgever: Box Press Uitgeverij
De toekomst van de liefde
Wat meteen opvalt is dat ‘De toekomst van de liefde’ een heel mooi boek is. Luxe kaft, strakke vormgeving, hippe kleurtjes, kortom een exemplaar van het zuiverste soort. Wie de moeite neemt ‘De toekomst van de liefde’ op te pakken en te lezen wordt getrakteerd op een lawine aan feitjes en weetjes over de liefde in al haar facetten. Van tantra tot lichamelijke verzorging, van Breezer-sletjes tot jelqen (een massagemethode om het mannelijk lid enkele centimeters langer te maken), er is geen enkel aspect van, voor en over de liefde te bedenken dat onderbelicht blijft. Voor een nadere verklaring van die ruimschoots opgediste moderniteiten is de wat minder trendy lezer overigens veroordeeld tot een potje googelen. Nadere uitleg is summier of ontbreekt en dat past weer helemaal bij de ontzettend vlotte manier waarop het boek geschreven is. Soms zelfs iets te vlot want, links en rechts ontbreekt er wel eens een lidwoord of duikt er een slordige spelfout op.
Ondanks de enorme hoeveelheid informatie blijf je na het lezen zitten met de vraag hoe het nu eigenlijk zit met de toekomst van de liefde.
Het boek zou net zo goed ‘De geschiedenis van de liefde’ kunnen heten, want de overvloedig opgerakelde informatie uit het verleden staat in geen verhouding tot de spaarzame manier waarop de toekomst aan bod komt. Wel is aardig dat elk hoofdstuk wordt ingeleid met de fictieve beschrijving van een doorsnee gebeurtenis die zich afspeelt in 2018 of 2025, maar de rest van het hoofdstuk blijft hangen in het heden of gaat uitgebreid terug in de tijd, zelfs tot Adam en Eva. Het lijkt er op neer te komen dat het voorspellen van de liefde exact hetzelfde is als het voorspellen van het weer. Overwegend zon, maar af en toe kans op regen.
In het boek wordt het begrip versurinamisering van de liefde geïntroduceerd als omschrijving van een mogelijke trend waarin het hebben van een buitenman of -vrouw een maatschappelijk geaccepteerd gegeven is. Dat in Suriname de nodige bedpret met buitenechtelijke partners wordt beleefd, zal niemand vreemd voorkomen.
Maar de vermeende acceptatie staat toch een beetje haaks op de metershoge hekken waar menig short time hotel mee omgeven is. Om nog maar te zwijgen over het gordijn wat in allerijl rondom de geparkeerde auto wordt gehangen. Over maatschappelijke acceptatie gesproken.
Alan Tijseling
De toekomst van de liefde, Adjiedj Bakas, 2010, Uitgeverij Scriptum, ISBN 9789055947003
Op de vlucht voor armoede en antisemitisme trokken eind jaren twintig veel Oost-Europese Joden naar Curaçao. Op hun nieuwe thuiseiland wist deze Asjkenazische gemeenschap een sterke economische positie te bemachtigen. In sommige delen van Curaçao toonde het straatbeeld grote overeenkomsten met een kleine sjtetl: een Joods-Orthodoxe stad in Oost-Europa. Hoewel er nu nog maar ongeveer honderd Joden op Curaçao wonen, herinneren ze zich nog allemaal dat sjtetl-gevoel. Journaliste en auteur Jeannette van Ditzhuijzen schetst een levendig beeld van deze bijzondere gemeenschap.
Een sjtetl in de tropen, Jeannette van Ditzhuijzen, 2010, KIT Publishers, ISBN 9789460220449
Dagverhaal van eene reis
Gaspard Philippe Charles van Breugel (1798-1888) is een bijzondere chroniqueur van het leven in Suriname in de eerste helft van de negentiende eeuw. Allereerst was zijn familie, voornaam en aristocratisch, eigenaar van ondermeer de plantage Clifford Kokshoven, gelegen aan de Warrappakreek. De plantage Clifford Kokshoven was volgens de Surinaamse Almanak van 1827 vijfhonderd akkers groot en produceerde koffie en katoen. Ene A.J. Comvalius jr. was directeur.
Veel negentiende-eeuwse plantage-eigenaren hadden nooit een voet op Surinaamse bodem gezet en lieten het besturen van hun plantages over aan hun directeuren. Breugel vertrok in 1823 naar Suriname om zelf de familiebezittingen te inspecteren en de administrateurs te controleren. Gelukkig voor ons heeft hij zijn bevindingen en ervaringen in Suriname opgeschreven en gepubliceerd. Van Breugel stelt dat hij de slavenhandel beslist niet wil verdedigen of goedpraten. Uiteraard is ook Van Breugel gewoon een kind van zijn tijd en zijn rol als plantage-eigenaar bemoeilijkt de objectieve blik behoorlijk.
Maar zijn beschrijvingen geven ons een aardig inkijkje in het alledaagse leven. Zo leeft het grootste deel der mannen ‘op zijn Surinaamsch’. Dat wil zeggen dat zij met ‘hunne huishoudster’ leven als man en vrouw. Uiteraard verdient een wettig huwelijk volgens hem de voorkeur. Maar die vrouwen (lees: blanke vrouwen, CH) zijn niet makkelijk te vinden. De kinderen die uit zo’n Surinaams huwelijk zijn voortgekomen, worden vaak naar Europa gestuurd om een goede opvoeding en opleiding te krijgen. Die mulattenkinderen hebben het vaak moeilijk. Ze worden door de blanken als minderwaardig gezien, maar ook door de zwarte bevolking op de korrel genomen. Dat Van Breugel tot een welgestelde rijke familie behoorde, mag duidelijk zijn. Aan luxe ontbrak het hem niet in Suriname. Voor een reisje buiten de stad nam hij onder meer mee: ‘Een vaatje saucijsjes, een halve ton bier, twaalf stoopen jenever, drie stoopen brandewijn, cognac, gerookte tongen, Leidsche kaas, stokvis, aardappelen, appelen, soja, rode wijn en enige flessen fijne wijnen’.
Toch was Van Breugel beslist niet een traditionele plantage-eigenaar. In 1824 woonde hij een winti-pre bij op zijn plantage. Ook nam hij voorwerpen mee naar Nederland, zoals versierde kalebassen en andere religieuze voorwerpen. Na terugkeer in Nederland adviseerde hij zijn familie om hun plantage-aandelen zo snel mogelijk te verkopen. Misschien dat zijn ervaring met de slavernij daarin een grote rol heeft gespeeld.
Carl Haarnack
Dagverhaal van eene reis naar Paramaribo en verdere omstreken in de kolonie Suriname, G.P.C. van Breugel, 1842, Amsterdam, C.G. Sulpke
Voor wie het werk van Van Breugel in zijn historische context wil begrijpen is dit boek van Legêne een must. Dit proefschrift ontleedt haarfijn zijn tweeslachtige houding ten aanzien van de slaven. Negentiende-eeuwse schrijvers, zeker als het om plantage-eigenaren ging, konden niet altijd schrijven wat ze vonden. Zo schrijft hij in zijn Dagverhaal over de ‘herrie van trommels en de potsierlijke dansen van slaven’. In zijn oorspronkelijke manu-script echter spreekt hij met meer achting en bewondering over ‘het heerlijke muzijk en danssen der negers’.
De bagage van Blomhoff en Van Breugel. Japan, Java, Tripoli en Suriname in de negentiende-eeuwse Nederlandse cultuur van het imperialisme, Susan Legêne, 1998, KIT, ISBN 9789068322774