Boeken & Zo
Verloren in wanorde
Laten we ons eens proberen voor te stellen dat zoiets Nederland overkwam: dat kapitaalkrachtige landen, bijvoorbeeld China, Saoedi-Arabië en de VS, hier allerlei activiteiten en organisaties zouden steunen met een bedrag van in totaal vijf procent van het nationaal inkomen van Nederland, zo’n 30 miljard euro. Buiten de Nederlandse regering om, met het doel om hun eigen prioriteiten te bevorderen en met hun eigen personeel. Zou zo’n toestand een lekker gevoel geven? Ik denk het niet’. Aldus Karel van Kesteren in zijn boek ‘Verloren in wanorde’.
Hij schetst wat er fout kan gaan en gaat in de wondere wereld die ontwikkelings-samenwerking heet. Van Kesteren werk-te voor het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken in onder andere Columbia en Tanzania. Hij laat in dit boek het woud van donoren, die elkaar niet zelden tegenwerken, de bureaucratie, de inspectiemissies en evaluaties zien; een kijkje in het wereldwijde raderwerk van ontwikkelingssamenwerking. Een plaatselijk fabriekje dat klamboes maakt die bewerkt zijn met muskietenbestrijdingsmiddel, opgezet met subsidie uit onder andere Nederland, gaat bijvoorbeeld ten gronde als een buitenlandse goede gever gratis klamboes uitdeelt. Als die tijdelijke gift op is, blijft de malariamuskiet als lachende derde achter.
Van Kesteren pleit zeker niet voor de afschaffing van ontwikkelingssamenwerking, hij breekt een lans voor een betere besteding van het geld. Landen zouden meer moeten samenwerken, multilaterale hulp kan daarbij helpen. Zijn voornaamste pleidooi is voor begro-tingshulp in plaats van projecthulp. ‘Begrotings-hulp als tegengif tegen het hulpafhankelijkheidssyndroom’.
Van Kesteren schreef zijn boek op persoonlijke titel, maar op een enkel speldenprikje na, blijft hij steeds keurig en diplomatiek. Dat maakt ‘Verloren in wanorde’, ondanks de aansprekende thematiek, soms wat saai. De voorbeelden zijn vrij algemeen, de enige namen die hij noemt zijn van ministers. Meer voorbeelden van specifieke personenzouden het boek wat meer kleur hebben kunnen geven. Karel van Kesteren weet waarover hij het heeft, zijn verhaal is verplicht leesvoer voor brave instellingen en particulieren die zeker weten dat juist hun project die arme mensen aan de andere kant van de wereld zal helpen. Dat kan nog wel eens tegenvallen, leert dit boek ons.
Peter Douma
Verloren in wanorde. Dertig jaar ontwikkelingssamenwerking, een persoonlijk relaas, Karel van Kesteren, 2010, KIT Publishers, ISBN 97860220982
Gesignaleerd: Angisa Tori
In Angisa Tori wordt door Christine van Russel-Henar het verhaal van de Surinaamse hoofddoek, de angisa, verteld. De angisa is een van de belangrijkste kledingstukken in de Creoolse cultuur en heeft zich in de 19e eeuw sterk ontwikkeld. De hoofddoek kan op verschillende wijze worden gebonden en elke bindwijze heeft weer een andere betekenis. Zo kan de draagster laten weten of ze vrolijk is, of verdrietig. Ze kan laten zien dat ze uit is op ruzie of een geheime minnaar wil uitnodigen. Het boek is tweetalig, Nederlands en Engels, met veel illustraties.
Angisa Tori, Christine van Russel-Henar, 2008, Stichting Fu Memre Wi Afo, Paramaribo, ISBN 999149667x
Wapono Pakoro
De archi-tecten Eliette Parisius- Bong A Jan en Rachel Chin Ten Fung, zo op het eerste gezicht geen Indiaanse namen, werkten samen met ervaringsdeskundigen waaronder dorpsbewoners, boswachters en de granmans van de Trio’s en de Ayanas aan de samenstelling van dit boek. Productie en eindredactie waren in handen van Karin Lachmising. De samenstellers van het boek hebben zich ten doel gesteld de traditionele inheemse architectuur vast te leggen, voordat zij voorgoed is verdwenen. Immers ook onze inheemse broeders en zusters willen meegaan met de tijd. Ze geven tegenwoordig de voorkeur aan een stenen huis, een dak van zinkplaten en aluminium schuiframen.
Het boek ‘Wapono Pakoro’ laat huizen zien met een latten buitenwand, hutten gemaakt van klei en van bamboe en hutten met een geweven buitenwand, Die laatste zijn zo goed als verdwenen. Maar als troost kan ik meegeven dat de techniek van de geweven buitenwand terug te vinden is in tal van Nederlandse tuinen het wordt gebruikt als afscheiding tussen twee tuinen. Is dat een voorbeeld van een adaptieve bouwstijl of niet?
Het boek bevat naast de tekst vooral veel heldere foto’s en detailtekeningen van de verschillende typen Trio- en Wayanahuizen, maar ook van de gemeenschapscentra, of in goed Indiaans ‘tukuispan’. Daarnaast krijgen we een goed beeld van de verschillende materialen die gebruikt worden voor de vloer, de muren van het gebouw, de daken en de manier waarop bijvoorbeeld een dak wordt gevlochten en gebonden.
Het geheel telt 144 pagina’s, waarvan 127 worden gevuld met foto’s, tekeningen. In de bijlage een korte verklarende woordenlijst (veel woorden worden overigens al in de tekst verklaard), een aantal architectonische begrippen, bronvermeldingen, een overzicht van toegepaste materialen, en ter afsluiting negen pagina’s personalia oftewel persoonlijke gegevens van de zeventien mensen uit het binnenland die hebben meegewerkt aan het tot stand komen van dit boek.
Het boek heeft een vreemde opbouw: eerst een voorwoord, vervolgens een historische beschouwing, tot zover niks mis, maar dan pas komt er een inleiding. De kaft van het boek is niet stevig geplakt en laat al snel los. De schooljuffrouw in mij vond een paar lelijke foutjes: op pagina 11 een voor mij onbekend woord ‘verplaatsbaarheid’. Op pagina 13 lees ik ‘een houtsoort dat’ en op pagina 31 ‘wordt bereidt’. Daarna ben ik gestopt met het rode potlood.
Anne Huits
Wapono Pakoro, Eliette Parisius – Bong A Jan en Rachel Chin Ten Fung, 2010, Amazon Conservation Team Surinam, ISBN 978999147040
Gesignaleerd: EEUWIGE LENTE
In Eeuwige Lente benadrukt Jef Crab dat de huidige samenleving een richting opgaat die leidt tot vernietiging van de aarde als ecosysteem. Zijn boodschap is deondanks optimistisch, het boek straalt heel veel hoop en vertrouwen uit. Het bevat
praktische tips en nuttige aanbevelingen die een ommekeer mogelijk zouden moeten maken. Hiervoor moet ecologie wereldwijd een absolute prioriteit worden. Want de aarde kan overleven zonder de mens, maar de mens kan niet leven zonder de aarde.
Eeuwige Lente. Leven met voldoende in een wereld van overvloed, Jef Crab, 2002, Ebron vzw en Stichting Ecosystem 2000, ISBN 9991467203
Bàsì Ramon Mac-Nack
Voer voor kenners: zo kun je dit jongste boek van Juliën Zaalman het beste omschrijven. Zaalman mag je inmiddels rekenen tot dè kenners op het gebied van winti. Eerder verschenen van zijn hand onder meer ‘August, een bonuman’ (2005) en ‘Mi abre, mi abre, mi kumuniniti-ye’ (2006), waarin hij tekst en uitleg gaf over winti en haar betekenis. Ik ben een scepticus als het gaat om winti of welke andere vorm van voorouderverering/bijgeloof dan ook, maar deze twee eerdere boeken hebben mij wel meer inzicht gegeven over het hoe en waarom.
De meerwaarde van het jongste boek van Zaalman ontgaat mij echter. Er kunnen honderden boeken geschreven zijn over de Bijbel (en die zijn er waarschijnlijk ook) met elk een andere invalshoek en interpretatie, het doet niets af aan de inhoud van de Bijbel. Datzelfde geldt voor publicaties over winti: je gelooft erin of je gelooft er niet in en ze komen allemaal op hetzelfde neer.
In ‘Bàsì Ramon Mac-Nack’ beschrijft Zaalman het leven van nasi-bonuman Ramon. Op zich een interessant verhaal, dat door de auteur helder en in duidelijke taal is opgesteld. Hoewel, als je het Surinaams niet machtig bent, hoef je niet aan het boek te beginnen: de vele citaten van Ramon zijn in het Surinaams weergegeven zonder nadere uitleg, dus als leek ben je het spoor al snel bijster. De uitgebreide woordenlijst achterin biedt te weinig houvast om de, op zich boeiende, verklaringen van de gebiografeerde te begrijpen.
Voor een niet-wintibelijder is het zware kost, ik vermoed echter dat zij die hier wel in geloven ongetwijfeld naar de boekwinkel zullen rennen om het aan te schaffen. Want het verhaal van Ramon is wel interessant. Voor een bonuman is hij met 46 jaar behoorlijk jong. Toch is zijn kennis enorm en wordt hij door velen om advies gevraagd. Zaalman legt uit hoe hij al die kennis heeft opgedaan en waarom hij tot bonuman is verheven en zo wordt gerespecteerd.
Met ‘Bàsì Ramon Mac-Nack’ toont Zaalman in ieder geval opnieuw aan één van de grootste winti-kenners van Suriname te zijn. Maar vermoedelijk valt zijn jongste pennenvrucht alleen in de smaak bij wintibelijders en -gelovigen. Om leken kennis te laten maken met winti (als hij dat al wil) zal hij in de toekomst met wat luchtigers naar buiten moeten komen.
Armand Snijders
Bàsì Ramon Mac-Nack. Een spirituele biografie, Juliën A. Zaalman, 2010, Stichting Tata Kwasi Ku Tata Tinsensi, ISBN 9991470368
Gesignaleerd: TEXTS FROM BRAZIL N°14: CAPOEIRA
Behalve prachtige foto’s en tekeningen bevat dit boek zestien verschillende teksten over capoeira, een mix van dans, vechtkunst en muziek van Braziliaanse origine (zie reportage op pagina’s 68-70. De geschiedenis van deze Afro-Braziliaanse cultuuruiting gaat vele honderden jaren terug in de tijd. Specialisten vertellen over de oorsprong, de evolutie en de filosofie van capoeira. De vormgeving van het boek is mooi, de inhoud interessant. Het boek is alleen te verkrijgen bij het Centro Cultural Brasil – Suriname (CCBS).
Texts from Brazil n°14: Capoeira, 2008, Brazilian Ministry of External Relations
Nachrichten aus der Brüder-Gemeine
Dankzij de Herrnhutters, die sinds 1735 in Suriname actief zijn, zijn er vele verhalen voor het nageslacht bewaard gebleven. In een publicatie uit 1822 vond ik het verhaal van Cornelius Scipio. ‘Op 15 januari overleed op een hoge leeftijd de vrijgelaten Neger Cornelius Scipio na vele merkwaardige lotgevallen en levenservaringen’, zo begint de tekst. Als kind werd hij als slaaf uit Afrika naar Suriname gebracht. Hij had echter het geluk bij de verkoop in Paramaribo bij een goede meester terecht te komen. Toen zijn meester een reis naar Nederland moest maken, nam hij Scipio als kok mee. Na terugkeer werd in zijn testament vastgelegd dat na zijn overlijden Scipio vrijgelaten moest worden. Maar toen hij overleed, liet zijn weduwe deze laatste wens onvervuld. Na twee jaar werd zij door het Hof bevolen Cornelius Scipio alsnog vrij te laten. In 1784 ging Scipio nog een keer naar Europa. Dit keer begeleidde hij Broeder Kersten, door wie hij gedoopt was. Kersten beëindigde zijn dienst in Suriname en vertrok naar Nederland. Zodoende hield Scipio zich een maand in Zeist op. Zijn terugreis was door vele avonturen omgeven. Onder de schepelingen ontstond ernstige buikloop. Zo erg dat de kapitein, om de zieken te laten verzorgen, besloot naar Lissabon uit te wijken. Daar werden ze aan land gebracht. Ook Scipio werd naar een Lazareth (ziekenhuis) gebracht en op liefdevolle wijze door Barmhartige Zusters verpleegd. Toen hij genezen was, nam een heer die naar New York wilde reizen hem als bediende mee. Daar zou het makkelijker zijn een schip naar Suriname te vinden dan in Lissabon. Maar voor aankomst in New York overleed de goede man. De kapitein van het schip bracht Scipio naar één van zijn contacten in New York om hem verder te helpen op weg naar St. Eustatius. Van daar reisde hij naar Demerara, vervolgens naar Berbice en uiteindelijk naar de Corantijnrivier. Daar werd hij door missionarissen van de Evangelische Broedergemeente opgevangen. Zij zorgden er voor dat hij met de postboot huiswaarts, naar Paramaribo, verder kon reizen. Cornelius Scipio was iemand die aanzien genoot onder de lokale zwarte bevolking van Suriname. Toen hij weduwenaar geworden was en zijn krachten zo verzwakt waren dat hij zichzelf niet meer kon onderhouden, leefde hij van giften. Een andere vrije neger, lid van de EBG, hielp hem aan een woning.
Carl Haarnack
Nachrichten aus der Brüder-Gemeine. Sechstes Heft. Gnadau. Verlegt und zu finden in de Buchhandlung der Evangelischen Brüder-Unität, bey Christoph Ernst Senst, so wie in der Brüdergemeinen, 1822
Gesignaleerd: Zaken, zending en bezinning
Dit boek van Albert Helman staat vol interessante verhalen over de rijke geschiedenis van de Herrnhutters in Suriname. Voor de goede lezer vinden we hier dezelfde Scipio als in bovenstaande beschrijving. Toch is zijn levensverhaal hier anders weergegeven. Ook in andere bronnen van de Herrnhuttters vinden we niets over het leven van Scipio als slaaf. Mogelijk zijn hier twee verhalen met elkaar verward. Dit boek over de firma Kersten & Co is in elk geval het lezen meer dan waard. Behalve de Nederlandse verscheen ook een Engelse editie.
Zaken, zending en bezinning, Albert Helman, 1968, C. Kersten & Co