Boeken & Zo
Terug uit de koloniën
In de jaren vijftig kregen uit Nederlands Indië gerepatrieerde vrouwen in Nederland huishoudelijke cursussen om, zoals we dat nu zouden noemen, in te burgeren. Het boekje ‘Djangan Loepah’ bevatte hoofdstukken als ‘Omgaan met Geld’ en ‘Feesten’. In de jaren zeventig kregen Surinamers in Nederland het boekje ‘Zo zijn de Nederlanders’ ter inburgering. Soms herhaalt de geschiedenis zich meerdere malen, weten we in 2009. Ulbe Bosma schetst in ‘Terug uit de koloniën’ de geschiedenis van de postkoloniale migranten in Nederland. Een verhaal over Indische Nederlanders, Molukkers, Surinamers en Antillianen, over verschillen en over opvallende overeenkomsten.
Uit de voormalige koloniën kwamen sinds 1945 meer dan een half miljoen mensen naar Nederland. Met hun (klein-)kinderen dus meer dan een miljoen personen met een postkoloniale geschiedenis. Bosma is onderzoeker aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Hij schreef eerder ‘De geschiedenis van Indische Nederlanders’. ‘Terug uit de koloniën’ is het tweede deel in de serie ‘Postkoloniale geschiedenis in Nederland’.
Verschillen tussen de vier grote groepen migranten zijn er zeker. Zo is de abrupte breuk tussen Nederland en Indonesië (waar bijvoorbeeld al heel snel de Nederlandse taal aan de dijk werd gezet) niet te vergelijken met de relatie tussen Nederland en Suriname of de Antillen. Veel Indische Nederlanders kunnen vanwege hun westerse uiterlijk hun identiteit naar believen aan of uit zetten, terwijl de meeste Surinamers of Molukkers hun afkomst fulltime tonen.
Bosma besteedt veel aandacht aan de talrijke migrantenorganisaties. Een bont pallet van afkortingen als SIB, SIO, SIV, SOSA en SSA komt voorbij. In 1990 kende alleen Den Haag al negentig Surinaamse verenigingen en Hoogezand zes Surinaams-Javaanse organisaties. Vooral de Molukkers konden er wat dat betreft ook wat van. Migrantenorganisaties kunnen belangen behartigen en de integratie begeleiden, maar juist ook de identiteit van de betrokken groepen willen benadrukken. Bosma beschrijft deze strijd tussen sociale emancipatie en identity politics. En hij laat zien dat koloniale verhoudingen (binnen de eigen groep en ten opzichte van de kolonisator) niet meteen veranderen. Het emancipatieproces is niet voltooid met de dekolonisatie.
Bosma’s paperback is compleet en doorwrocht. Zijn onderzoek is bewonderenswaardig en zijn bevindingen geven zeker stof tot nadenken. Toch behoeft ‘Terug uit de koloniën’ niet op ieders nachtkastje te liggen. Daarvoor is het te veel een werk voor vakbroeders: weinig concreet, voor een kwart bestaand uit noten en literatuurverwijzingen en met een vrij fletse stijl. Maar dat doet niets af aan de wetenschappelijke waarde van dit boek.
Peter Douma
Terug uit de koloniën; Zestig jaar postkoloniale migranten en hun organisaties, 2009, uitgeverij Bert Bakker, ISBN 9789035132429
Maxi Linder was één van de beroemdste prostituees van haar tijd. Ze was schaamteloos, welbespraakt, extravagant en onzelfzuchtig. Zeelieden en soldaten noemden haar liefkozend de ‘Zwarte Koningin van de West’. Accord beschrijft in deze veelzijdige en kleurrijke roman niet alleen op overtuigende wijze een veelbewogen vrouwenleven, hij weeft ook diverse historische gebeurtenissen door het verhaal, die van blijvende invloed zijn geweest op de geschiedenis van Suriname. Het boek is inmiddels vele malen herdrukt.
De Koningin van Paramaribo, Clark Accord, 1999, Nijgh & van Ditmar, ISBN 9789038800264
Broos en Kaliko
Van de hand van Wim Hoogbergen verscheen in 1996 bij uitgeverij Promotheus de eerste druk van ‘Het kamp van Broos en Kaliko, De geschiedenis van een Afro-Surinaamse familie’. Hoewel het boek door veel recensenten de hemel in werd geschreven en in 1997 zelfs werd genomineerd voor de tweejaarlijkse Eureka Prijs voor het best geschreven academische boek in de Nederlandse taal, zijn er maar weinig Surinamers die van het bestaan afweten. Vooral omdat het hier niet of nauwelijks te verkrijgen was.
Gezien de kwaliteit van het boek is dat zonde, zo oordeelden ze ook bij Vaco uitgeversmaatschappij. En dus is er een tweede herziene druk verschenen, vooral voor de lokale markt. En terecht. Want Wim Hoogbergen is er in geslaagd een prachtig stukje Marrongeschiedenis op heldere wijze op papier te zetten. Van hem kun je ook eigenlijk niet anders verwachten: de oud-docent aan de universiteit van Utrecht en voormalig hoofdredacteur van ‘Oso’ heeft een indrukwekkend oeuvre op zijn naam staan voor wat betreft publicaties over de Marrons. In 2005 ontving hij zelfs de vijfjaarlijkse ‘Prijs voor de Surinamistiek.
Hoogbergen is dus geen onbekende ten aanzien van Suriname. En dat komt in ‘Het kamp van Broos en Kaliko’ ook duidelijk tot uitdrukking. Voor het boek heeft hij zeer gedegen onderzoek gedaan naar de twee broers Broos en Kaliko. Eerstgenoemde was opperhoofd van een Marronkamp nabij de plantage Rac-à-Rac, een gewild toevluchtsoord voor weggelopen slaven. Na de afschaffing van de slavernij trokken de meeste bewoners naar de plantage Rorac aan de Surinamerivier. Tot de komst, in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw, van Amerikanen die in opdracht van Alcoa naar bauxiet zochten.
Er wordt vooral een periode beschreven waarover eigenlijk maar weinig bekend is: de eerste decennia na de afschaffing van de slavernij. In het boek beleef je mee hoe de voormalige slaven na die donkere periode van dwangarbeid probeerden een bestaan op te bouwen en iets van het vrije leven te maken.
Het knappe van Hoogbergen is dat hij niet in de valkuil van veel wetenschappers is getrapt door hun teksten te doorspekken met voor de leek vaak onbegrijpelijke of oninteressante wetenschappelijke woorden. Ondanks het vooral historische karakter en de waarheidsgetrouwe feiten opgetekend uit de mond van nazaten en opgedoken in de archieven, leest ‘Het kamp van Broos en Kaliko’ weg als een vlotte roman. Met heldere taal waar veel echte romanschrijvers nog wat van kunnen leren. Waardoor het ook voor niet-wetenschappers meer dan toegankelijk is. Logisch dus dat er een heruitgave op de markt is gebracht.
Armand Snijders
Het kamp van Broos en Kaliko, De geschiedenis van een Afro-Surinaamse familie, Wim Hoogbergen, 2009, Vaco Uitgeversmaatschappij, ISBN 9789991400853
Een handleiding voor Surinaams familieonderzoek, zo wordt het vijfde deel in de reeks ‘Voorouders van Verre’ genoemd. Deze gids is het werk van een aantal mensen, die vrijwel allen afkomstig zijn uit de gelederen van de Stichting voor Surinaamse Genealogie. De tekst is geschreven door Pieter Bol en Jean Jacques Vrij. De gids is geschreven om (aspirant-) genealogen in zowel Nederland als Suriname op pad te helpen. Uitgebreid worden de in beide landen in bibliotheken en archieven bewaarde bronnen voor familiegeschiedenis besproken.
Sranan famiri, Pieter Bol en Jean Jacques Vrij e.a., 2009, Centraal Bureau voor Genealogie (CBG)
De Gele Papegaai en…
Verhalenbundel
Een kinderboek met totaal uiteenlopende verhalen, van pratende vliegers tot zingende sterren. ‘De Gele Papegaai en… verhalenbundel’ is geschreven voor kinderen met een levendige fantasie. Met dit boek valt een kind ’s avonds in diepe slaap waar de verhalen een eigen leven krijgen. Sommige grappig, andere vol spanning. Schrijfster Cobi Pengel heeft zich duidelijk ingeleefd in de wereld van het kind. Het boek begint met het titelverhaal ‘De Gele Papegaai’, de beschermheer van de groene papegaaien. De papegaaien beleven een avontuur waarbij zij moeten vertrouwen op de nooit eerder geziene Gele Papegaai. Tijdens hun slaap worden ze aangevallen door mensen die hen willen vangen en in kooitjes opsluiten. Iets wat hun vrijheid en vreugde zal ontnemen. Het wachten is op de redder in nood.
Aandoenlijk is het verhaaltje van Benny en zijn vlieger. Het jongetje wordt gepest op school en is bang voor alles. Totdat de vlieger op een nacht tot leven komt. Hij schudt Benny wakker en neemt hem mee naar verschillende eilanden. Hier komt hij oog in oog te staan met zijn grootste angsten.
Als rode draad door het boek vinden de gebeurtenissen plaats in de avond of tijdens dromen. Situaties waarbij dromen uitkomen of de hoofdpersoon juist blij is om wakker te worden. De omgeving waar het zich afspeelt maken de verhalen herkenbaar. De manjabomen, leguanen en tovenaartjes in de tamarindeboom zijn goed in te beelden voor het Surinaamse kind.
Duidelijk is de terugkerende moraal. Zoals het geloof in de beschermheer, wat pesten met iemand doet, het overwinnen van angsten, het nut van bepaalde dieren of planten. Maar zoals in sommige kinderverhalen die moraal overduidelijk is en gaat vervelen, gebeurt dat in dit boek niet. Een wijze les als een onopvallende, achterliggende gedachte.
Cobi Pengel brengt met deze bundel een vermakelijk kinderboek, voor de jongsten om uit voorgelezen te worden en voor de iets ouderen om zelf te lezen. De illustraties van Albert Roessingh laten het boek leven. Bij elk verhaal een grote plaat vol kleuren en details, de rest wordt aan de verbeelding overgelaten. De beelden maken dit kinderboek helemaal compleet. Het uiterlijk van het boek draagt zijn steentje bij. Het ziet er professioneel gebonden uit. In eerste instantie lijkt dit te zijn gedaan door het Surinaamse Art Sabina Design & Printing NV. Maar bij nader onderzoek blijkt hier niks van waar, het drukproces is door hen uitbesteed aan een buitenlands bedrijf. Jammer, toch weer niet van eigen bodem.
Romie Raaphorst
De Gele Papegaai en… verhalenbundel, Cobi Pengel (tekst), Albert Roessingh (illustraties), 2009, Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname, ISBN 9789991456003
Ook al is ‘Hoor die Tori!’ pas een jaartje of achttien oud, het door Michiel van Kempen verzamelde werk kun je eigenlijk al een klassieker noemen. Hij zette tien bewerkte orale vertellingen op schrift, plus 32 verhalen van verschillende auteurs, waarbij vooral de nadruk ligt op oude tradities. Daarmee is een serie verhalen, die alleen bij de oudere mensen bekend was en verloren dreigden te gaan, ook voor het nageslacht bewaard gebleven.
Hoor die Tori!, Michiel van Kempen, In de Knipscheer, 1992, ISBN 9789062653416
A Voyage to the West Indies
Hoe mooi sommige romans die in de koloniale tijd in Suriname zijn gesitueerd ook moge zijn, niets is boeiender en indrukwekkender dan het relaas van iemand die zelf in die tijd leefde. John Waller was een Engelse chirurg die van 1807 tot 1810 in het Caribisch gebied dienst deed bij het Engelse marinehospitaal op Barbados. Later werkte hij op een oorlogsschip dat van eiland naar eiland voer.
Door Wallers boek krijgen we niet alleen een beeld van de slavenhandel op Barbados maar ook van de andere Engelse koloniën in de West-Indies. Het boek bevat zes prachtige etsen van R. Stennett. Voor ons is natuurlijk vooral interessant wat hij over Suriname te melden heeft. Suriname is wanneer Waller arriveert in handen van de Engelsen (Engels Tussenbestuur 1804-1816). Paramaribo is, zo schrijft Waller, als geen enkele andere stad in het Caribisch gebied. Het is er ruim en er staan prachtige huizen en gebouwen. Aan weerskanten van de straten staan dubbele rijen citroen- en sinaasappelbomen. Hij is bovenal verrast door de indrukwekkende inrichting van de woonhuizen en het meubilair. Zo mooi heeft hij het niet eerder gezien aan deze kant van de Atlantische Oceaan.
De officieren met wie hij Paramaribo bezoekt, kopen allerlei dieren en producten van de indianen die bijna dagelijks de stad bezoeken. Zij verkopen er aapjes, papegaaien maar ook houtsnijwerk en pijlen en bogen. Vuurwapens en munitie zijn de meeste gewenste ruilobjecten voor de indianen. Hogelijk verbaasd is Waller door de aanblik van de vele mannen en vrouwen die bijna naakt door de stad lopen. Niet alleen betreft dit de indianen maar ook de honderden slaven die eigendom zijn van de blanke bevolking van de stad. Zij droegen alleen een stuk stof om hun middel dat tussen de benen door weer omhoog liep. Waller is geshockeerd dit aan te treffen in een dichtbevolkte en beleefde stad als Paramaribo: ‘…and the men constantly shock the eye by the indecent and filthy spectacle that they present’.
Een groot aantal van de slaven zijn mulatten en mestiezen, met een huid bijna zo blank als die van Europeanen. Hier relativeert Waller het gangbare zwart-wit beeld van de slavenmaatschappij dat we zo vaak voorgeschoteld krijgen. De slaven zijn in Paramaribo veel gedisciplineerder dan op Barbados. In de straten is er nooit lawaai of oproer te horen dat door slaven wordt veroorzaakt. Ze groeten iedere blanke die zij tegenkomen. Dat kan alleen maar komen door de strenge manieren om de slaven te tuchtigen. Naast al het moois dat de stad te bieden heeft is er ook iets afschuwelijks dat een bezoeker van de stad moet aanschouwen: de veelvuldige littekens op de lichamen van de slaven die door zweepslagen zijn veroorzaakt.
Waller schrijft dat zijn relaas niet bedoeld was voor publicatie. Maar vrienden drongen aan om dit toch voor een groter publiek toegankelijk te maken. Dat geeft het verhaal ook een heel realistische toon. Het is niet geconstrueerd om een vals beeld van de geschiedenis te schetsen of om de slavernij te rechtvaardigen. Waller schrijft wat hij ziet, zonder opsmuk en zonder verborgen agenda.
Carl Haarnack
A Voyage to the West Indies: Containing various observations made during a residence in Barbadoes, and Several of the Leeward Islands, with some notices and illustrations relative to the city of Paramaribo, in Surinam, John Augustine Waller, Surgeon, 1820, R.N. London: Printed for Sir Richard Phillips and Co