Boeken&Zo
Tutuba
Op 19 november 1737 vertrok het slavenschip Leusden uit Elmina (in het West-Afrikaanse Ghana) met een lading van bijna zevenhonderd geroofde en gevangen Afrikanen, die als slaaf zouden worden verkocht in Suriname. Een van hen is het vijftienjarige meisje Tutuba. Op 1 januari 1738, na een reis van zes weken, loopt de Leusden op een zandbank in de Marowijnerivier en vergaat. De voltallige bemanning weet zich te redden, maar de 664 gevangenen in het ruim komen jammerlijk om het leven. Omdat de bemanning de luiken heeft dichtgetimmerd… Bij toeval overleven Tutuba en vijftien anderen deze vreselijke ramp, die voor Cynthia Mc Leod aanleiding is geweest voor het schrijven van deze historische novelle. Een geschiedenis die overigens door Leo Balai aan de vergetelheid werd onttrokken; hij schreef er een proefschrift over en aan hem werd dit boek ook opgedragen. De 116 pagina’s tellende novelle wordt om en om geschreven vanuit het standpunt van Tutuba en van de kapitein van de Leusden, kapitein Outjes. Het boek kent een voorwoord en een nawoord en bevat een aantal voetnoten met uitleg en vertalingen in het Sranan. Er zijn maar liefst drie edities verschenen van deze novelle: een paperback, een gebonden en een Engelstalige. Cynthia Mc Leod is zonder twijfel de bekendste en succesvolste levende schrijfster van Suriname. Bij uitgeverij Conserve publiceerde zij vier historische romans (waaronder het onlangs verfilmde Hoe duur was de suiker?) een studie over een vrije zwarte vrouw in de achttiende eeuw, een boek over slavernij (samen met Carel de Haseth) en een reisboek (samen met Hennah Draaibaar). In al haar werk is Mc Leod een echte schooljuffrouw, en daar kan niet elke lezer goed tegen. Ze gaat als het ware op haar hurken zitten om ons iets uit te leggen en een verhaal te vertellen: Zo jongens en meisjes, lang geleden… enzovoort. Neem het begin: ‘Tutuba was al vroeg wakker die ochtend. Moeder en de broertjes sliepen nog, het zusje maakte smakgeluidjes aan moeders borst. Tutuba stond op en kroop uit de hut. Ze ging op een klein bankje onder de boom zitten en keek rond. Wat een heerlijke ochtend, vogeltjes kwetterden alsof ze ook blij waren met het mooie frisse ochtendgloren.’ Het deed me sterk aan een van de kinderboeken uit mijn jeugd denken. Maar voor wie hiermee geen moeite heeft, is Tutuba een vlot geschreven, informatief en smartelijk verhaal.
Ko van Geemert
Tutuba, Cynthia Mc Leod, 2013, Uitgeverij Conserve, ISBN 9789054293569
De fiets
Leren fietsen. Elk kind moet er een keer aan geloven. Niet gek dus dat dit het onderwerp is voor het nieuwe kinderboek van Anne Huits. Zij is geen onbekende in de Surinaamse kinderboekenwereld, al eerder schreef ze boeiende verhalen voor onze jeugd. Haar jongste werk heet De fiets. Daarin wordt het verhaal verteld van de zesjarige Henna die een cadeau krijgt voor haar verjaardag. Je raadt het al: een roze fiets. Maar Henna kan niet fietsen! Samen met haar moeder gaat ze oefenen en dit lukt niet zonder tegenslagen. Naast het vallen en opstaan, stapt ze ook aan de verkeerde kant van de fiets op. Gelukkig schiet haar buurman te hulp en klimt Henna niet alleen soepel op haar fiets, maar trapt ze vrolijk en zonder te vallen weg. In de tekst wordt gebruik gemaakt van streepjes tussen woorden die meerdere klemtonen bevatten. Hierdoor is het voor de lezers makkelijker om de woorden te begrijpen. Deze manier van schrijven wordt ook vaak gebruikt op basisscholen. Het kinderboekje De fiets van Anne Huits is om die reden zeker geschikt voor kinderen die net beginnen met lezen. Overigens wel jammer dat dit niet consequent in het gehele boekje is toegepast, soms wordt er namelijk een woordje overgeslagen. Verder is er niet teveel tekst op een pagina, hierdoor geeft het boek een opgeruimde indruk en dat maakt het erg overzichtelijk. Het buigzame boekje trekt meteen je aandacht dankzij zijn glanzende kaft die is voorzien van een kleurrijke tekening. Soortgelijke fleurige plaatjes bevinden zich ook in de rest van het boek. Deze illustraties van Jurmen Kadosoe zorgen ervoor dat het leesboekje een opgewekte en vrolijke uitstraling heeft. Omdat elke pagina met tekst een bijbehorende tekening bevat, is het makkelijker voor de kinderen om het verhaal te volgen, daar een beeld bij te vormen en natuurlijk hun aandacht erbij te houden. Kortom een simpel, vrolijk boekje voor de kleine lezer dat veel charme heeft dankzij de vele illustraties.
Sylvana van den Braak
De fiets, Anne Huits, 2013, Publishing Services Suriname, ISBN 9789991472416
De man van veel
Anton de Kom werd in 1898 geboren, in Paramaribo. In 1921 kwam hij in Nederland terecht, waar hij zijn vrouw Nel leerde kennen, met wie hij in 1926 trouwde. Inmiddels had hij blijk gegeven van zijn antikoloniale opvattingen en zijn afkeer van discriminatie. In 1933 arriveerde hij met zijn gezin in Suriname, waar hij door het koloniale gezag scherp in de gaten werd gehouden. Al spoedig werd hij gearresteerd, in Fort Zeelandia gevangen gehouden en met zijn vrouw en vier kinderen op de boot naar Nederland gezet. In 1934 verscheen Wij slaven van Suriname, van groot belang voor de Surinaamse bewustwording. Maar het ging niet goed met De Kom, hij vond geen werk, kreeg zijn teksten niet gepubliceerd en belandde in overspannen toestand in een psychiatrische inrichting, waar hij enige tijd verbleef. In de oorlog sloot hij zich aan bij het communistisch georiënteerde Nederlandse verzet, werd gearresteerd en overleed (aan tuberculose) in 1945 in Kamp Sandbostel. Karin Amatmoekrim (1976) heeft (een deel) van De Koms leven als basis genomen voor haar vijfde roman De man van veel. We volgen zijn bestaan vanaf zijn gedwongen opname in 1939 – zijn vrouw had hierop aangedrongen, omdat Anton geheel in zichzelf gekeerd en uiterst agressief was geworden – tot zijn ontslag in 1940, onderbroken door flashbacks uit De Koms jeugd, zijn gevangenschap in Fort Zeelandia, zijn terugkeer naar Nederland. We maken zijn vertwijfeling mee, zijn frustraties, zijn gesprekken met de geneesheerdirecteur, de ontwikkeling van zijn vriendschap met medepatiënt David en zijn trots op de bewondering van een andere (blanke en welgestelde) patiënt voor De Koms boek Wij slaven van Suriname. Amatmoekrim vertelt het verhaal in 263 pagina’s. Na de korte proloog (met enkele summiere gegevens over De Kom) volgen 53 korte hoofdstukjes, verdeeld over twee delen. Deel I eindigt op het moment dat De Kom weer voorzichtig begint met schrijven, een belangrijke stap in het herstelproces. Het boek besluit met een foto van De Kom en een korte epiloog waarin Amatmoekrim meldt hoe hij aan zijn einde kwam. Het is bijzonder dat de schrijfster juist deze, niet zo bekende, episode uit het leven van De Kom heeft beschreven. Het levert een aangrijpend boek op, waarbij het jammer is dat Amatmoekrim er niet altijd in slaagt sentimentaliteit te vermijden. Zoals wanneer ze bijvoorbeeld de ontmoeting tussen Anton en zijn toekomstige vrouw Nel beschrijft: ‘Ze legde haar hand in de zijne en zei: breng je me naar huis, Anton? Zijn naam klonk niet eerder zo waarachtig, dan toen zij hem op dat ene moment uitsprak.’ Maar belangrijker dan dit punt, dat ook met smaak te maken zal hebben, is de vraag of de structuur wel helemaal geslaagd is. Want wat is het geval? In de eerste tientallen pagina’s wordt de lezer geconfronteerd met ene Anton die een behoorlijk verwarde indruk maakt, maar die ons verder niet bijster interesseert als we de levensgeschiedenis en het belang van deze Anton niet zouden kennen. Echter moet worden aangenomen dat de schrijfster de intentie heeft gehad om een boeiend verhaal te vertellen, ook voor hen die niet op de hoogte zijn van De Koms geschiedenis. De aanloop duurt dus misschien voor deze onwetende lezers wat lang. Maar hoe het ook zij, geduld wordt beloond. Steeds verder komend in Amatmoekrims verhaal over deze legendarische en complexe figuur, laat het je niet meer los – ook niet als het uit is.
Ko van Geemert
De man van veel, Karin Amatmoekrim, 2013, Uitgeverij Prometheus/Bert Bakker, ISBN 9789044621266
André Loor vertelt…
Als André Loor gaat vertellen, kun je bij voorbaat op het puntje van je stoel gaan zitten. Prachtige verhalen over onze al even prachtige en soms bewogen historie komen uit zijn mond, alsof hij het allemaal zelf heeft meegemaakt. Loor is een wandelend archief. Op vrijwel iedere vraag heeft hij een antwoord en hij kan zelfs de kleinste details uit de doeken doen. Hij is een van de slechts vijf historici die Suriname rijk is, maar als enige verstaat hij de kunst om zijn toehoorders niet te vervelen met ingewikkelde wetenschappelijke betogen. Tot nu toe schreef hij vooral in opdracht boeken voor bijvoorbeeld jubilerende bedrijven of ter gelegenheid van de herdenking van een historische mijlpaal. Maar met André Loor vertelt… heeft hij vrijuit zijn enorme kennis en eigen herinneringen op papier gezet. Het boek is prachtig vormgegeven, de ongekend luxe omslag nodigt uit om het mee te nemen. Dat de prijs (129 srd) voor Surinaamse begrippen fors is, mag geen belemmering zijn. De verhalen van Loor zijn immers onbetaalbaar. De ondertitel Suriname 1850-1950 klopt niet helemaal, want Loor kan het niet laten om in de inleiding eerst nog even de prille ontstaansgeschiedenis van Suriname in twintig bladzijden samen te vatten. Een beetje overbodig, maar zeker niet oninteressant. De rest van het boek bevat elf hapklare hoofdstukken, waarin Loor onder meer het dagelijks leven, het verkeer, de bouwkunst en het onderwijs tussen 1850 en 1950 beschrijft. En waarbij hij ook zijn eigen ervaringen deelt. Het is een boek dat de lezer vooral ‘O ja, is dat zo?’- en ‘Ach ja, zo ging dat vroeger’-opmerkingen zal ontlokken. En waar je ook nog wat van kunt leren. Zo haalt Loor de misvatting onderuit dat in het Surinaamse verkeer links wordt gereden, omdat ons land eeuwen geleden even onderworpen was aan het Britse bestuur. Niet dus; het is allemaal te danken aan de Guyanees die in 1910 als eerste een auto in Suriname importeerde, overigens als kermisattractie. Hij reed gewoontegetrouw links, en anderen die daarna voertuigen importeerden, deden daarom hetzelfde. En toen de rijverordening in 1916 werd ingevoerd, zag men geen reden om het verkeer rechts te laten rijden. Het boek staat vol met dit soort wetenswaardigheden. Daarnaast is het overdadig geïllustreerd, uiteraard met vooral historische en soms unieke foto’s en tekeningen. Dat de eerste druk van het ruim 272 pagina’s tellende boek in mum van tijd was uitverkocht, mag daarom ook geen verrassing zijn. Deze maand arriveert gelukkig de tweede druk in ons land, verzekert uitgever Vaco. Het gebrek aan een index, is een beetje een gemis. Dat maakt het lastig als je iets over een bepaald onderwerp wilt terugvinden. Aan de andere kant: het is ook geen naslagwerk, maar een historisch verhalenboek, verteld door een man die uniek is in zijn soort. Een verhalenboek dat iedere Surinamer, en iedereen die van Suriname houdt, in zijn kast moet hebben staan.
Armand Snijders
André Loor vertelt… Suriname 1850-1950, André Loor, 2013, Vaco Uitgeversmaatschappij, ISBN 9789991400914