Boeken&Zo
Ik zal leren totdat ik moe ben
Alphons Levens kennen we vooral als dichter, maar soms brengt hij ook verhalen op de markt. Zijn jongste pennenvrucht bevat het nogal warrige verhaal van Servin, die ooit president van Suriname wil worden. Daarom verzamelt hij alle krantenknipsels over presidenten en duikt hij liever in boeken en op het internet, dan dat hij computerspelletjes speelt. Een mooie insteek natuurlijk, alleen is het jammer dat er soms geen touw aan vast te knopen is. Zo moet de lezer vooralsnog maar gissen hoe oud Servin is, pas na enkele pagina’s wordt duidelijk dat hij waarschijnlijk in de eerste klas van de middelbare school zit. Waar hij woont, is ook een raadsel. Hij verkoopt aan het begin van het verhaal knippa’s op de hoek van de Stoelman- en de Henck Arronstraat, waardoor je een beetje op het verkeerde been wordt gezet. Tien pagina’s later wordt opeens helder dat hij geen ‘kind van de stad’ is en daarna duurt het nog vijf pagina’s om te weten te komen dat hij vermoedelijk in Commewijne woont. Levens slaat daarnaast een paar keer de plank behoorlijk mis. Zo stelt hij onterecht dat in Nederlandse coffeeshops harddrugs worden verkocht. Marihuana valt toch echt niet onder die noemer. Nog kwalijker is dat hij aan geschiedvervalsing doet. Hij beweert op pagina negentien dat de partij van Bouterse de verkiezingen niet gewonnen heeft en die dus eigenlijk geen president had kunnen worden. De Megacombinatie sleepte welgeteld 95.543 stemmen binnen, op gepaste afstand gevolgd door het Nieuw Front (75.190 stemmen). Dus hoezo niet gewonnen? Pijnlijk als je bedenkt dat de moraal van zijn verhaal is dat je, om het ver te schoppen, je eigen geschiedenis moet kennen. Bovendien bekruipt je het gevoel dat Levens het boekje vooral heeft geschreven om zijn eigen drang naar eer en glorie te bevredigen. Van de 48 pagina’s zijn er maar 31 besteed aan het verhaal en één aan een ‘Vertaling Sranantongo-Nederlandse taal’ (waarin overigens geen enkele paginaverwijzing klopt). Acht pagina’s heeft hij nodig voor zijn eigen ‘Levensbeschrijving en bibliografie’, waarin we zelfs kunnen lezen welk boek hij wanneer en waar heeft gesigneerd. Alsof dat nog niet genoeg is, laat hij in het verhaal zelf hoofdpersoon Servin tot tweemaal toe enthousiast lezen uit eerder gepubliceerd werk van de schrijver. De intentie van Levens was ongetwijfeld goed toen hij aan dit boek begon. Alleen speelden zijn ego en een gebrek aan zorgvuldigheid hem behoorlijk parten.
Armand Snijders
Ik zal leren totdat ik moe ben. Verhaal voor jong en oud, Alphons Levens, 2013, eigen beheer, ISBN 9789991472300
Lucia Rijker. Bokser en boeddhist
Soms heb je een boek voor je neus waarvan je denkt: wat moet ik er eigenlijk mee? Zo’n boek is Lucia Rijker. Bokser en boeddhist. Het begint al met de vermelding van de auteur: ‘George Schouten met Lucia Rijker’. Je zou denken dat ze het dan samen hebben geschreven, maar nee, het hele boek gaat over Lucia Rijker en een ik-figuur – George Schouten dus. Deze Schouten is eigenlijk geen schrijver, maar een cineast. Naast speelfilms heeft hij ook een reeks documentaires gemaakt voor de Boeddhistische Omroep, met en rond Lucia Rijker. Want dat is wat hen beiden bindt: het boeddhisme, en die leer willen zij duidelijk wat graag uitdragen.Dat mag natuurlijk, maar dat maakt een boek dat eruitziet als een biografie van Rijker er niet bepaald boeiender op. Het leven van een vrouw, nu 46 jaar, die eens de grootste vrouwelijke bokser van de wereld was en een belangrijke rol speelde in een film van Clint Eastwood (Million Dollar Baby): daar zou toch een mooi boek over te maken zijn. Schouten heeft zich echter beperkt tot wat zich heeft afgespeeld tijdens al die films die hij over en met Rijker heeft gemaakt. We krijgen het allemaal te lezen: waar hij met zijn hoofdpersoon is geweest, met wie zij allemaal heeft gesproken en wat daar is gezegd; het lijkt wel of hij alsnog de scripts van al die documentaires heeft gebundeld. Het zullen best mooie films zijn geweest, maar op schrift worden we er niets wijzer van. In het hoofdstuk waarin de film over Rijkers bezoek aan Suriname, het land van haar roots, wordt naverteld, komt Suriname bijvoorbeeld geen moment tot leven. En als die verhalen nu nog een duidelijke kijk hadden gegeven op wat Lucia Rijker in al die jaren heeft doorgemaakt… Helaas, het zicht daarop wordt danig gehinderd door de haast dweperige bewondering die Schouten kennelijk voor haar heeft. Hij vindt het allemaal geweldig wat zij doet en denkt. Zowat op elke bladzijde mogen we meemaken hoe Rijker lacht, schatert vaak, of juist huilt – en dat is dan ook nog houterig opgeschreven. De voortgang van de verhalen wordt bovendien in de weg gezeten door hun beider uitputtende beleving van het boeddhisme. Ook daar is op zich niets mis mee, maar voor de onbevangen geïnteresseerde lezer wordt het er allemaal niet boeiender op. Dat geldt dan vooral voor de mystieke tocht door (zoals Schouten het noemt) ‘bezield hooggebergte’, waarvan fragmenten kriskras door het boek zijn gestrooid. Trouwens, voor een boek dat gebaseerd is op films, is het wel heel vreemd dat er niet één foto in staat.
Bert Steinmetz
Lucia Rijker. Bokser en boeddhist. George Schouten met Lucia Rijker, 2013, Kosmos Uitgevers, ISBN 9789021554082
Nergens groeit een boom Uw kwaliteitsboekwinkel die haar aarde niet vindt
Met Nergens groeit een boom, maakt Lachmising haar debuut in de poëzie. De schrijfster kreeg in november 2012 haar diploma van de Schrijversvakschool Paramaribo en was daarmee de eerste student die afstudeerde. In deze gedichtenbundel staat de relatie tussen mens en natuur centraal. Het gedicht waarnaar het boek vernoemd is, geeft dat thema goed weer: Nergens groeit een boom Die haar aarde niet vindt Waar water haar verlaten heeft Noch zaden haar voeden Hiermee trekt Lachmising een vergelijking tussen de natuur en de mens. Geen enkel persoon weet wie hij of zij zelf is, geen mens kan groeien, zonder zijn of haar roots en voorouders te kennen. Die beeldspraak, de mens als boom, past de schrijfster op diverse manieren toe in andere verzen. Ook andersom worden aan rivieren en andere natuurverschijnselen menselijke eigenschappen toegeschreven. Op deze manier maakt Lachmising duidelijk dat mens en natuur één zijn. Die beeldspraken brengen een dromerige sfeer met zich mee. Een aantal koppen, zoals Klimaatverandering en Rio+20, is dan weer erg direct, dat zorgt ervoor dat er voor de lezer niet veel meer te raden valt over het onderwerp van het gedicht. Korte teksten worden met lange teksten afgewisseld en bepaalde gedichten bestaan uit meerdere delen, dit zorgt voor variatie in de bundel. De gedichten zijn verdeeld over drie verschillende hoofdstukken: maar de wind spreekt… voor een klank die zuiver is… want ik ben kind van de rivier… Deze zinnen verschijnen vervolgens in een van de gedichten die het hoofdstuk bevat. De regel wordt herkend door de lezer en daardoor is het boek echt één geheel. Een subtiele ingreep, waardoor het boek dus meer is dan alleen een kaft met daartussen verzamelde gedichten. De omslag van het boekje is ontworpen door Purcy Tjin; ook deze abstracte illustratie straalt verbintenis uit. Het is duidelijk dat de schrijfster de lezer aan het denken wil zetten. Mens en natuur mogen in haar werk dan als één worden neerzet, ze laat ook zien dat de een de ander verwoest. Het dromerige gehalte en die toch wat eenzijdige thematiek worden af en toe te veel van het goede, waardoor het moeilijk is de aandacht bij de gedichten te houden. Wat dat betreft had Lachmising meer afwisseling in de onderwerpen mogen brengen.
Sylvana van den Braak
Nergens groeit een boom die haar aarde niet vindt, Karin Lachmising, 2013, In de Knipscheer, ISBN 9789062658404
Het wel en wee van het verlee
Onderwijsman Carlo Sweet bedacht op een goede dag dat het tijd was om zijn herinneringen aan het grijze verleden op papier te zetten en, sterker nog, te bundelen in een boekje. Het wel en wee van het verlee is daar het resultaat van, door zijn eigen Sweet Production uitgegeven. Meestal zijn dit soort persoonlijke pennenvruchten hooguit leuk voor de eigen familie- en vriendenkring, maar voor de prullenbak van het grote publiek. Met die gedachte begon ik het iets meer dan zestig pagina’s tellende boekje ook te lezen. En ik moet eerlijk toegeven: de prullenbak schoot na een paar pagina’s regelmatig door mijn gedachten. Maar tegelijkertijd kon ik ook weer niet het besluit nemen het naast mij neer te leggen en andere dingen te gaan doen. Want de verhaaltjes roepen een gevoel op van ‘o ja, zo was het toen’. Eigenlijk is Het wel en wee van het verlee niet veel meer dan goedbedoeld ‘gefröbel aan de keukentafel’, zoals dat zo mooi heet. Maar er is iets met de verhalen van Sweet, dat ze net dat beetje meer hebben om de classificatie ‘best wel leuk gefröbel’ te krijgen. Het zit hem waarschijlijk in de nostalgie. De door de auteur beschreven jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw in Suriname heb ik niet meegemaakt, hij roept echter goed de sfeer op van die tijd, die ook bij latere generaties herinneringen zullen bovenhalen. Bijvoorbeeld de tienerfeestjes, waar je bij de gratie van je ouders naartoe mocht. Maar o wee als je niet op de afgesproken tijd thuis was, dan zwaaide er wat! Hoe anders is dat nu; veel ouders lijken het best te vinden dat hun kroost tot diep in de nacht op straat zwiert. Sweet haalt, gravend in zijn geheugen, lang vergeten spelletjes naar boven, die het hebben afgelegd tegen computergames en de televisie. Welk kind zie je nu nog dyul of dyompofutu spelen, of fanatiek knikkeren? Zelfs twintig jaar geleden waren dat nog een soort nationale jeugdsporten, de huidige generatie kinderen kent ze echter niet eens meer. Carlo Sweet heeft geen hoogstaand literair werk geleverd. Sterker nog, taalkundig is er nogal wat op aan te merken. En de gedichten aan het slot van ieder verhaaltje zijn een beetje knullig. Maar ach, wie de tijden van toen even wil doen herleven, zal veel plezier aan dit boekje beleven.
Armand Snijders
Het wel en wee van het verlee, Carlo Sweet, 2013, Sweet Production, ISBN 9789991472317