Boeken & Zo
Architectuur en bouwcultuur
Drie kilo geschreven informatie over de Surinaamse architectuur en bouwcultuur: dan moet het wel compleet zijn! En inderdaad, wie het enorme boek van architectuurhistorici Olga van der Klooster en Michel Bakker doorneemt, zal ze moeilijk kunnen betrappen op het weglaten van ook maar één klein detail.
Of je nu iets wilt weten over de bouwtradities van de Marrons en Inheemsen door de eeuwen heen, de ontwikkeling van Paramaribo als stad, de bouw van mandirs en andere religieuze onderkomens, het ontstaan van scholen en ziekenhuizen: het staat er allemaal zeer gedetailleerd in. Aangevuld met informatie over ambachtslieden en het gebruik van verschillende bouwmaterialen, waarbij zeer veel aandacht wordt besteed aan hout. Zelfs begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten komen aan bod. Geen wonder dus dat de samenstellers zeven jaar bezig zijn geweest met de totstandkoming.
Het boek is rijk geïllustreerd, ook met plaatjes waarop beelden uit lang vervlogen tijden. Dat maakt het eveneens interessant voor zij die niet zoveel op hebben met architectuur. Wat overigens ook een belangrijk doel van de schrijvers is: Surinamers bewust maken van hun rijke bouwcultuur, in de hoop dat hierdoor unieke gebouwen voor het nageslacht behouden blijven. Want dat we af en toe slordig omspringen met onze monumenten, wordt tussen de regels door regelmatig bevestigd.
Het mooie van het boek is dat de auteurs zich niet als Hollandse betweters hebben opgesteld om onze architectuurgeschiedenis te beschrijven, maar ook gebruik hebben gemaakt van de kennis en deskundigheid die hier voor handen is. Allereerst is de totstandkoming mede te danken aan de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname (SGES), waarmee intensief is samengewerkt. Daarnaast leverden mensen als Stephen Fokké (SGES), Harnarain Jankipersadsing, historicus André Loor en de in Suriname al een eeuwigheid wonende architecten Philip Dikland en Carel van Hest en andere lokale deskundigen substantiële bijdragen. Slimme zet, want daarmee wordt bij voorbaat de discussie met sceptici voorkomen dat het weer ‘zo’n typisch, door de voormalige kolonisator geproduceerd werkje’ is.
Zij die iets hebben met architectuur of gewoon oprecht geïnteresseerd zijn in bepaalde facetten van de historie van Suriname, zal het worst wezen wie het boek waar heeft gemaakt: zij kunnen hun hart ophalen en zich laten verrassen over de stroom aan, soms vergeten, informatie die ze over zich heen krijgen. Alleen de forse prijs (circa vijftig euro) kan een drempel zijn om ‘Architectuur en bouwcultuur in Suriname’ ook werkelijk aan te schaffen.
Roy Wongsodikromo
Architectuur en bouwcultuur in Suriname, Olga van der Klooster en Michel Bakker, 2009, KIT Publishers, ISBN 9789068325317
Over bouwkunst en monumenten is in het verleden zeer veel gezegd, maar weinig geschreven. Een uitzondering daarop is ‘Bouwkunst in Suriname’ van de hand van J.L. Volders. Het geeft een redelijk compleet beeld van driehonderd jaar architectuur. Met fraaie tekeningen, veelal door Volders zelf gemaakt. Zo vind je in zowel geschreven als getekende vorm een uitgebreide beschrijving van de kathedraal. De eerste uitgave van het boek verscheen in 1966 bij G. van Saane, een tweede druk werd in 1973 door Kersten & Co op de markt gebracht.
Bouwkunst in Suriname, J.L Volders, 1973, C. Kersten & Co
Marrons van Suriname
Tegelijk met de expositie ‘Kunst van overleven, Marroncultuur uit Suriname’ in het Amsterdamse Tropenmuseum en het gelijknamige boek over die Marroncultuur (zie pagina 24), verscheen eind november nóg een boek over hetzelfde onderwerp. Je zou denken: is dat niet wat veel? Maar de beide boeken (en de tentoonstelling) vullen elkaar prachtig aan en het kan geen kwaad dat de Marrons, toch eeuwenlang een achtergestelde gemeenschap zowel in Suriname als de laatste tijd ook in Nederland, nu eens uitgebreide positieve aandacht krijgen.
In het boek ‘Marrons van Suriname’ van Toon Fey ligt de nadruk op enerzijds de geschiedenis en het huidige alledaagse leven van de Marrons in het binnenland, anderzijds op het beeld daarvan in een reeks prachtige foto’s.
Dat laatste is logisch, want de 63-jarige Fey is fotograaf van zijn vak. Maar daarnaast kreeg hij steeds meer plezier in het maken van geschreven reportages. De laatste jaren is hij bovendien gegrepen door Suriname. Hij publiceerde in 2003 ‘Suriname Switi Sranan’, een rijk met eigen foto’s geïllustreerde beschrijving van de bevolking en de natuur van Suriname. In 2006 verscheen ‘Suriname discovered’, een riant uitgevoerd fotoboek waarin Fey de teksten heeft verzorgd bij foto's van Marco de Nood.
Het boek over de Marrons begint uiteraard met de geschiedenis van de slavernij. Meeslepend brengt Fey in herinnering dat in drie eeuwen tijd zo’n twaalf miljoen slaven van West-Afrika naar Amerika zijn verscheept. Nederland heeft daar relatief maar een beperkte rol in gespeeld met vijf procent van al het transport van slaven, van wie verreweg de meesten naar Suriname gingen. Daar staat tegenover dat Nederland pas als laatste Europese land in 1863 de slavernij afschafte.
Na een beschrijving van de plantages en het leven van de slaven daar, schetst Fey uitvoerig hoe de gemeenschappen die de gevluchte Marrons in het binnenland vormden, de oorsprong werden van een heel eigen cultuur, die sterk is geënt op de diverse Afrikaanse culturen van voorheen. Uiteindelijk belandt Fey bij het leven van alledag van de Marrons van nu en dat biedt hem de gelegenheid een serie prachtige foto’s te laten zien. De beschrijvingen van het verleden zijn ruim geïllustreerd, maar dan voornamelijk met historische prenten en oude zwartwitfoto’s. Het resultaat is een boek dat iedereen die in geschiedenis en bevolking van Suriname is geïnteresseerd, een schat aan informatie verschaft, plus een rijkdom aan beeld. Met het boek
dat bij de Marrontentoonstelling is verschenen, is de beschrijving van zowel Suriname als de Marrons in één klap
zeer verrijkt.
Bert Steinmetz
Marrons van Suriname, Toon Fey, 2009, KIT Publishers, ISBN 9789068327397
Een momentopname uit de geschiedenis: zo omschrijft auteur Erney Landveld zijn boekje over de gevolgen van de aanleg van het stuwmeer. Hij noemt het zelfs ‘een afschuwelijke episode rond de transmigratie van Saramaccaners’. Niet geheel onterecht, want dorpen en gemeenschappen werden verscheurd, eeuwenoude culturen moesten overboord worden gezet. Het boek is vooral interessant vanwege de unieke historische foto’s van het gebied, zowel voor, tijdens als kort nadat het onder water was gezet.
Ganzë, het dorp dat het meer verdronk, Erney Landveld, 1998, uitgever Bureau Conos
In de schaduw van de tijger
De Trio spreken met zachte stemmen, de Wayana zijn minder fijngevoelig, de Sikiiyana hebben een immense kennis van geneeskrachtige planten, de Tucayana staan bekend om hun werklust en zijn meesters in het overdrijven. Eithne B. Carlin schreef ‘In de Schaduw van de Tijger’, een boek over de Surinaamse Indianen, Diederik van Goethem tekende voor de ruim honderd foto’s. Een prachtig, maar wat te mager boek.
Carlin doet sinds 1996 onderzoek naar de Caribische en Arawaktalen van Suriname, ze werkt nu als docent aan de universiteit van het Nederlandse Leiden. Met het boek wil ze laten zien hoe de Beneden- en Bovenlandse Indianen leven in de eenentwintigste eeuw. En dat is niet alleen het traditionele leven van pijl en boog, cassiri en lendendoeken, maar ook van dvd’s, Adidas-broeken, golfplaten, jeeps en typex. Na een inleiding geeft Carlin een overzicht van de verschillende stammen, met hun geschiedenis, gewoonten, eigenschappen en problemen. Een bonte verzameling van gegevens over talen, onderlinge contacten, huisvesting en onderwijs.
De schrijfster heeft twaalf jaar aan het boek gewerkt. Natuurlijk, de omstandigheden in Boven-Suriname zullen uitgebreid onderzoek bemoeilijken, maar los daarvan zijn 22 pagina's tekst toch wat weinig voor zo’n interessant en gecompliceerd onderwerp. Bij een tempo van ongeveer een volk per bladzijde krijg je als lezer het gevoel dat er meer te vertellen zou zijn. Veel meer dan een boeiende inleiding kan ‘In de Schaduw van de Tijger’ dan ook niet zijn.
Na de tekst (van bladzijde 8 tot en met 30), volgen de foto’s van Van Goethem. Stuk voor stuk prachtige opnamen, van kinderen die in de rivier spelen, feesten, schooltjes, kano’s en kostgrondjes. De meeste foto’s bevestigen het traditionele beeld dat bestaat van de Indianen, op een paar zien we inderdaad de invloed van deze eeuw. Een foto van twee jonge rappers in het diepe zuiden fascineert, wat zullen die pubers zich vervelen… Foto’s van Indianen in Paramaribo ontbreken. Tellen die niet mee?
Op iedere bladzijde van dit boek zie je dat wij veel te weinig weten over de inheemse bewoners van ons land. En dat zij de andere Surinamers veel te vertellen hebben; inderdaad over geneeskrachtige kruiden, dieren en vogels, maar ook dat we met sommigen van hen enorm zouden kunnen lachen. Het oordeel van deze mensen over het leven in de stad zou stof tot nadenken kunnen geven. ‘In de Schaduw van de Tijger’ biedt ons veel, maar niet genoeg.
Peter Douma
In de schaduw van de tijger; De Indianen van Suriname, Eithne Carlin & Diederik van Goethem, 2009, KIT Publishers, 2009, ISBN 9789460220258
Marc van Roosmalen geeft zijn persoonlijke visie op de natuur en op het Amazonegebied in het bijzonder. Het is een uniek boek, geschreven door een gedreven primatoloog. Het beschrijft in detail zijn enorme veldkennis en zijn daarop gebaseerde hypothesen, theorieën en gedachten met betrekking tot evolutie, diergedrag, sociobiologie, ecologie en natuurbescherming in het nog nauwelijks onderzochte, meest complexe ecosysteem op aarde: het grootse regenwoud van Amazonia.
Blootsvoets door de Amazone, Marc van Roosmalen, 2008, Bert Bakker, ISBN 9789035133105
Zes jaren in Suriname
August Kappler (Mannheim 1815 – Stuttgart 1887) was één van de vele Duitse gelukszoekers die in Suriname terecht kwamen. Kappler bracht in totaal 43 jaar van zijn leven door in Suriname. In 1836 arriveerde hij als huursoldaat. Hij werd gestationeerd op verschillende wachtposten in de kolonie. Dat stelde hem in staat veel van het land te zien en te bestuderen. Zo bezocht hij regelmatig plantages en keek met belangstelling naar de gewoonten en rituelen van de slavenbevolking.
Over zijn eerste zes jaar hield hij een dagboek bij, dat resulteerde in deze publicatie. Een jaar na zijn terugkeer in Duitsland vertrok hij wederom naar Suriname. Hij woonde van 1842 tot en met 1845 in Paramaribo. Hij hield zich onder meer bezig met het verzamelen van vlinders en bijzondere plantensoorten, die hij naar Europa exporteerde. In 1846 werd Kappler tot gouvernementsambtenaar benoemd. Zijn taak bestond uit het toezicht houden op de Marrons die langs de rivier de Marowijne leefden. Vooral toen de Fransen in 1848 de slavernij afschaften, bestond de vrees dat slaven van de Surinaamse plantages zouden weglopen en de rivier zouden oversteken. Kappler noemde zijn nederzetting aan de Marowijne naar zijn vrouw Frau Albina Liezenmaier.
Het aardige van het boek van Kappler is dat we een zeer gedetailleerde beschrijving krijgen van het land, de flora en fauna. Kappler heeft werkelijk het hele land en vele plantages gezien. Zo bezocht hij de plantage Berg en Dal: ‘De directeur, een oude mulat, insgelijks door het geraas der honden gewekt, vervoegde zich met gemaakte vriendelijkheid bij ons… Het negerdorp bestaat uit nette, houten huizen; deze maken verscheidene straten uit en leveren, daar zij door kokosboomen beschaduwd worden, een vrolijk gezigt op. De werkzaamheden der drie honderd hier aanwezige slaven, zijn zeer gering, en zij besteden hunnen overigen vrijen tijd tot het verbouwen van aardvruchten; deze zenden zij met de ponten, die planken naar de stad brengen, derwaarts om ze te laten verkoopen. Zij fokken eene menigte varkens en pluimgedierte, en hierdoor verschaffen zij zich vele gemakken en genoegens, waarvan de slaven op andere plantagiën verstoken zijn.’
Kappler is bij uitstek dé chroniqueur van het negentiende-eeuwse Suriname. Hij schreef maar liefst vier boeken over zijn ‘geliefde Suriname’. Dat deed hij niet met de afstandelijke blik van een toevallige passant, maar als een scherp waarnemer wiens ziel en zaligheid diep in de binnenlanden van Suriname lag. In 1879 vertrok Kappler naar Duitsland. Hij overleed acht jaar later en werd op 10 oktober 1887 in Stuttgart begraven.
Carl Haarnack
Zes jaren in Suriname. Schetsen en tafereelen uit het maatschappelijke en militaire leven in deze kolonie, August Kappler, 1854, Utrecht: W.F. Dannenfelser
In 1881 verscheen Kapplers derde boek. Zes jaar eerder publiceerde hij ‘Over kolonisatie met Europeanen in Suriname’ (1875). In ‘Holländisch Guiana’ beschrijft Kappler, na zijn terugkeer in Duitsland, zijn ervaringen tijdens zijn verblijf in Suriname. Van dit boek verscheen in 1883 een Nederlandse vertaling onder de titel ‘Nederlandsch-Guyana’. Beide werken zijn moeilijk vindbaar. In 2008 kwam er gelukkig een nieuwe uitgave die de titel mee kreeg ‘Leben und Reisen im Regenwald’ (Matrix Verlag).
Holländisch Guiana; Erlebnisse und Erfahrungen während eines 43 Jährigen Aufenthalts in der Kolonie Surinam, August Kappler, 1881