Boekrecensie: Dat wij zongen
In de door Julien Ignacio, Raoul de Jong en Michiel van Kempen samengestelde bundel Dat wij zongen – de titel is ontleend aan een dichtregel van de Surinaamse dichter Bernardo Ashetu – belichten 21 auteurs met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond werk van hun ‘voorgangers’: 21 schrijvers (alleen Astrid Roemer en Ellen Ombre zijn nog springlevend!) met vergelijkbare roots.
Daaronder zijn uiteraard goede bekenden als Boeli van Leeuwen (besproken door Tommy Wieringa), Tip Marugg (een opmerkelijke bijdrage van Eric de Brabander over Maruggs taalgebruik), Edgar Cairo (door Dean Bowen), Bea Vianen (Rihana Jamaludin). Maar (gelukkig) ook minder bekende schrijvers als de gebroeders Penard, Papa Koenders, Johanna Schouten-Elsenhout, Kwame Dandillo en Charles J. Wooding, toevalligerwijs (?) allemaal uit Suriname.
Julius Gustaaf Arnout ‘Papa’ Koenders (1886-1957) wordt in het zonnetje gezet door schrijfster Daphne Huisden (1988). Zij kiest een fragment uit Foetoe-boi (1947). Met zijn werk in het Sranan had hij grote invloed op dichters die bekender werden, zoals Trefossa en Michaël Slory.
Schrijver Chris Polanen (1963) vraagt aandacht voor Kwame Dandillo (1922-1970), dichter van nationalistische verzen; hij publiceerde twee bundels: Reti feti / Gerechtvaardigde strijd (1962) en Palito (1970).
Wellicht de meest interessante bijdragen over minder bekende auteurs zijn die van oud-docente Marian Markelo (1955) en schrijfster Tessa Leuwsha (1967).
Voor Charles J. Wooding (1932-2007) wordt een lans gebroken door Marian Markelo: ‘Terwijl het ergens tussen augustus 1974 en maart 1975 lekker warm was in Suriname kreeg ik van mijn meest geliefde oom van moederskant het boek Winti: Een Afroamerikaanse godsdienst in Suriname (1972). Ik was toen zeventien jaar jong en op zoek naar mijn wortels en naar spiritualiteit’.
Hiermee promoveerde Wooding, een Surinaamse onderwijzer die in Nederland Sociologie van niet-westerse volken had gestudeerd. Markelo: ‘Dr. Wooding heeft met zijn publicatie in 1972 een heldendaad verricht door de Winti academisch te beschrijven en zo ook een mooi document achter te laten voor het nageslacht’. Overigens kan wel in twijfel worden getrokken of Wooding tot de literaire schrijvers gerekend kan worden: na zijn proefschrift publiceerde hij niets meer.
Tessa Leuwsha kiest Johanna Schouten-Elsenhout (1910-1992), ze schreef gedichten, in het Sranan. Twee gedichten van haar zijn in deze bundel te lezen, ook in vertaling: ‘Uma’/‘Vrouw’, waarmee Hillary Clinton in 1999 in Den Haag haar toespraak begon voor niet-gouvernementele organisaties, en ‘Kodyo’/‘Kodjo’, vernoemd naar de gevluchte slaaf die zich in 1832 samen met zijn wanhopige lotgenoten Mentor en Present verschool in de bossen rond Paramaribo: ‘Ik kan er niet meer tegen / Om platzak rond te lopen / Te midden van overvloed / Om mijn tong af te bijten: / Vergeef mij, / O Here God / Armen zijn niet gulzig’.
Dat wij zongen biedt een uitgelezen gelegenheid kennis te maken met de Nederlandstalige Caribische literatuur. Wel dient gezegd te worden dat de verhouding tussen de besproken Surinaamse en Antilliaanse auteurs een tikkeltje scheef is. Met name uit Curaçao hadden nog wel wat schrijvers het verdiend in deze bundel opgenomen te worden, zoals Cola Debrot, Chris Engels, Jules de Palm – om er enkele te noemen.
4 STERREN
Ko van Geemert
Dat wij zongen, Julien Ignacio, Raoul de Jong en Michiel van Kempen, 2022, Das Mag Uitgevers,
ISBN 9789493248472
Gepubliceerd in het januarinummer van de Parbode
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Klik op www.parbode.com/abonneren