Bori Tori: A nái waka moo – Parbode Sneak Peek
“Mama, wanneer gaat u ons eindelijk vertellen waarom altijd als Onkel komt, u, tante Julia en oom Broertje tegen elkaar fluisteren ‘A nái waka moo’ e kon?’. Ik ga het aan hem zeggen, hoor”, bedreigde mijn middelste dochter me, terwijl ik in de keuken bezig was met het snijden van de okers voor een lekkere okrobrafu.
Door Christa Sluisdom
“Je probeert het niet!”, zei ik tegen mijn dochter. “Tenminste als je niet wil dat die bigibigi man hier begint te huilen. Jullie weten hoe emotioneel hij is.” “Maar, mama”, begon mijn oudste dochter ook. “Vertel het ons dan. Als het om een vreselijk geheim ging zouden u, tante Julia en oom Broertje niet als tieners giechelen, wanneer jullie het zeggen.”
Ik zuchtte. “Jullie weten echt te dwingen, hoor. Die bijnaam is misschien wel grappig, maar de reden dat we hem zo noemen is helemaal niet leuk. Onkel is mijn oma’s jongste kind, maar hij is even oud als ik. We hadden vroeger een buurmeisje waarmee we vaak speelden. Ze was als een zus voor ons en het contact is altijd gebleven.” De kinderen keken me in spanning aan, alsof ze de woorden enkel door te staren uit mijn mond konden trekken.
“Op een dag belde ‘zus’ ons huilend op en vertelde dat haar enig kind dodelijk was verongelukt. Hij was pas 23 jaar.” Ik zag dat de kinderen er erg van waren geschrokken. “Ja, het was verschrikkelijk, want hoe troost je zo iemand?” De kinderen zaten stil, in spanning op wat komen zou. “Oom Broertje, Onkel, tante Julia en ik, besloten na een week of twee op rouwvisite te gaan. Zus woonde nogal ver, in een ander district. De rit duurde erg lang. Bijna twee uren, denk ik. Enfin, we kwamen heelhuids aan en werden goed ontvangen. We omhelsden en condoleerden haar, evenzo de familie die daar aanwezig was. Zus was echt flink en huilde geen moment.”
Lees het hele artikel in het meinummer van Parbode