Bouwwoede zuidelijk van het stuwmeer
Langs de Boven-Suriname zijn in de afgelopen jaren opvallend veel nieuwe toeristische oorden opgezet. Parbode ging op onderzoek uit. Met bootsman Harry Linga werden de laatste ontwikkelingen in het gebied vastgelegd. Onvoorstelbaar, zoveel bijgebouwd wordt. Voor de toerist is er in ieder geval keuze genoeg.
Zuidelijk van het stuwmeer begint het binnenland, waar, om twee bijzonderheden te noemen, geen auto’s rijden en de bevolking niet gemengd is. Het gebied wordt ‘Boven-Suriname’ genoemd, naar de bovenloop van de Surinamerivier, stroomopwaarts dus. Voor sommige toeristen is dat verwarrend, want ‘Boven-Suriname’ is voor hen de kuststrook. Het is het land van de Marrons, nazaten van slaven die 200 jaar voor de onafhankelijkheid de kolonisator al tot een vredesverdrag dwongen en die sindsdien de eigen zaken regelen. Best moeilijk, want isolement veroorzaakt achterstand. Of je moet bewust eenvoudig langs de rivier willen wonen, maar veel Marrons willen dat niet meer. Vooral jonge mannen trekken naar de stad en mengen zich met andere Surinamers.
Dorp
Regel in Atjoni een korjaal en laat je meevoeren langs een groene muur van haast beangstigende plantengroei, zo weelderig en potent. Zie kleurrijke vrouwen gebukt de was doen en zie de spelende kinderen. Ze zwaaien terug. Vraag de bootsman aan te meren en wandel een dorp in. Gemoedelijk slenterend en zeker niet fotograferend, hooguit later, na het beleefd gevraagd te hebben, maar liever helemaal niet.
Men zegt dat je niet zomaar een dorp binnen kan wandelen en dat je eerst toestemming moet vragen. Als het al zo zou zijn, dan wordt die regel nergens gehandhaafd en lijkt men zichtbaar blij met bezoek en doet gastvrij, zeker als je probeert op de paden te blijven. Dat is goed opletten, want de grens tussen privé en dorp is moeilijk te bepalen en het is om die reden beter de bootsman mee het dorp in te vragen. Er zijn wel eens klachten over lompe toeristen, niet altijd buitenlanders overigens. Toeristen zijn, hoe dan ook, niet over het hoofd te zien. Alleen al door de weinig flatteuze kleding (‘we gaan naar een warm land en we hebben nog iets in de kast liggen van de camping’). Sta je als Marronvrouw met blote borsten te baden, komt een volgeladen korjaal aanvaren om uitgerekend daar aan te leggen. Dergelijk toerisme verandert een cultuur onnodig snel.
Vaar verder en dan blijkt het wateroppervlak niet zo glad als ten noorden van het stuwmeer. De bootsman ziet aan de rimpelingen waar rotsformaties liggen en gaat als een snoek vol gas door de stroomversnellingen. Zo geweldig mooi is de Surinamerivier, die zich verder stroomopwaarts bij Djumu vertakt en daarna minder dorpen telt. Het is een prachtige trip, maar er zijn meer fantastische bestemmingen in Suriname, zoals Commewijne, de lange kuststrook tussen Nickerie en Albina of het nog diepere binnenland bij de Indianen en waar eigenlijk niet? Vlak Paramaribo ook niet uit.
Kampementen
Maar zoals in elke bedrijfstak is concurrentie normaal en hard werken geboden. De Saramaccaners kiezen momenteel vooral voor het bouwen van méér vakantieoorden. Veel kampementen, zoals Danpaati en Botopasi, worden gefinancierd door Nederlandse donoren, met als doel dat de winst naar ‘samenlevingsopbouw’ gaat. Goed plan, maar de winst valt tegen, waardoor men nog op donoren leunt. Dertig jaar geleden was Kumala, opgericht door David Hooglied, beter bekend als Pappie, het eerste vakantieoord aan de Surinamerivier. Daarna kwam Apiapaati, van meneer Papada, in 1990. Inmiddels gaat het om tientallen locaties met opgeteld minstens duizend slaapplaatsen, in een mooie variatie gebouwd. De formule is van eenvoudig tot geriefelijk, van hangmat tot bed, van duisternis tot lichtmotor, van regenwater tot een goed gevulde bar. En als belangrijk onderscheid het afgezonderd op een toeristeneiland in de rivier logeren of aan land bij een dorp. Kortom, er is veel moois tot stand gebracht, maar hoe goed bedoeld ook, meer bijbouwen leidt tot leegstand.
Subcultuur
Een grote concurrent is de Surinamerivier benoorden het stuwmeer. Gemakkelijk bereikbaar en ook daar is de laatste tijd veel bijgebouwd van simpel tot luxe, in geografische volgorde van Domburg, Waterland, White Beach, Overbridge, Babunhol, Klaaskreek tot Berg en Dal. Boven-Suriname biedt dan eigenlijk maar twee extra’s, namelijk stroomversnellingen en de homogene Marronbevolking en zelfs dat laatste gaat veranderen. De weg naar Atjoni is bijna geasfalteerd en zal later doorgetrokken worden tot Djumu om langs de rivier de dorpen te verbinden. In Atjoni beheersen de Chinezen al de middenstand, straks openen ze overal langs de rivier winkels en Javanen en Hindostanen gaan zeker professionele landbouwbedrijven opzetten, waar Saramaccaners door hun isolement geen traditie in hebben. Blijft dan de stroomversnelling als bijzonderheid over? Of de cultuur van Saramaccaners? En wat zijn de gevolgen voor de Marrons? Gaan ze zich nog meer op het toerisme richten of verhuizen ze naar de stad? Granman Otjutju zet de toon, nu hij meestal in Paramaribo verblijft en de traditionele houtbesneden residentie al door zijn voorganger, Granman Agbogo, is ingeruild voor een klassiek stadshuis. De eigen cultuur wordt langzamerhand een subcultuur, interessant voor toeristen, maar niet de hoofdreden ergens heen te gaan.
Attracties
De toeristenbedrijven van Boven-Suriname kunnen zich beter gaan bezinnen. Bijbouwen van nog meer logementen is onverstandig, zoveel toeristen komen voorlopig niet. Zeker niet met een regering, die ondanks verzoeken uit alle lagen van de samenleving, weigert het strenge visumbeleid te versoepelen. Je moet er veel voor over hebben Suriname te bezoeken en dat is wel weer prettig, zulke gemotiveerde toeristen.
Het is, voor de duidelijkheid, niet zo dat faillissementen dreigen, want alles is opgezet in een informele economie met lage lonen en een hoge werkloosheid, dus leegstand leidt niet direct tot sluiting. Maar wie stelt een bouwstop in? Zoiets gaat in de praktijk met een vergunningstelsel, waarvan het gevaar is dat juist interessante kampjes niet aan de eisen voldoen, die door de grote jongens worden ingefluisterd. Zodoende wordt een eenheidsworst gedraaid, niet in het belang van veelzijdig toerisme. De oplossing ligt misschien in het bieden van extra reisdoelen, zoals in Gunzi, waar een jungletocht wordt uitgezet, opmerkelijk te boeken zonder gids.
Het eindpunt is een uitkijktoren, gefinancierd door het Wereld Natuur Fonds. Als je niet binnen een afgesproken tijd terugkomt, gaan gidsen je zoeken, maar dit wordt wel in rekening gebracht. Hopelijk neemt men niettemin de bewegwijzering serieus, want als het pad gekruist wordt door lokale bospaden, is het gevaar van verdwalen groot. Verder blijft het afwegen van risico’s een privé-aangelegenheid, want zoals in de stad een palmtop op je hoofd kan vallen, zo kan ook in de jungle je van alles overkomen. De gevaren worden aangedikt om gidsen werk te verschaffen, een strategie die ook omzet kost, want niet alle toeristen willen gidsen om zich heen. Om te beginnen kan men dus binnenkort in Gunzi alleen op pad, voor de dorpsbewoners ongetwijfeld prettiger dan grote reisgezelschappen, die vaak verwikkeld zijn in een druk groepsproces. Een andere attractie voor de los reizende toerist is het museum in Pikin Slee. Het ziet er veelbelovend uit en ligt ver van de rivier, waardoor de dorpswandeling is inbegrepen. Dit kon wel eens een trekker worden, hoewel sommigen bang zijn dat er vooral algemeen houtsnijwerk zal worden verkocht, dat niet per definitie Saramaccaans is. Maar hoe dan ook, het is verstandig iets naast de eeuwige kaaimannentocht aan te bieden (twee oplichtende ogen langs de oever) of de Saramaccaanse dansavond, vooral heel bijzonder als meehossende toeristen zelf bezienswaardig worden.
Geld
In Suriname gaan toeristen nog steeds met touroperators op pad. Het is een behoudende opvatting, ideaal voor bejaarden en luie toeristen. Iedereen moet het zelf weten, maar de moderne wereldreiziger is nauwelijks geïnteresseerd. Die reist met rugzak, benzinebrander en GPS-ontvanger, waardoor verdwalen moeilijk wordt. Waarom zou je niet op eigen gelegenheid de bus naar Atjoni nemen? Waarom is er geen korjaaldienst over de rivier, een lijndienst met halteplaatsen en vaste prijzen? Iedereen kan dan zelf beslissen waarheen te varen en bij welk vakantieoord te stoppen. Reserveren zal de komende jaren onnodig blijken, plaats genoeg en zo niet, dan zeker in een dorp verder. Wat een gemak en hoe groot zal de aanzuigende werking niet zijn? Zo ontwikkel je toerisme.
Je hoeft overigens helemaal geen wereldreiziger met een trekkersuitrusting te zijn. Met een kleine tas de rivier op, wat geld en een klamboe, daarmee zal het zeker gaan. Er is bovendien een groot prijsvoordeel te behalen, want georganiseerde reizen zijn duur. Een stuk varen en ergens overnachten kost zo’n vierhonderd srd, terwijl je het zelf voor veel minder regelt. De bus Paramaribo naar Atjoni is retour veertig srd, een bed heb je voor vijfendertig srd, hangmat voor vijftien srd en een bord eten voor twintig srd. Neem wel een noodvoorraad mee, er is niet overal eten. Moet je nog het meevaren op een korjaal regelen en dat wordt onderhandelen, inderdaad lastig voor de gemiddelde toerist. Maar voorbereiden helpt, zoals geen haast hebben, prijzen vergelijken en aanbieders uitspelen.
Keuze
De traditionele opvatting over toerisme gaat Suriname opbreken. Een moderne toerist wil vrijheid en zelf beslissen, niet alleen vooraf, maar ook gedurende de reis. Een recente ervaring met traditioneel toerisme komt uit Santigron aan de Saramaccarivier. Wandel daar met vier man binnen, sta je na drie kwartier weer buiten, honderd srd armer: vijf srd dorpsbelasting en twintig srd voor de verplichte gids, per persoon, wat ongebruikelijk is. Zulke negatieve ervaringen staan in reisgidsen en nog sneller op internet. Zo prijst een bestemming zich uit de markt, want toeristen zijn net mensen en willen waar voor hun geld. Dat doen ze door te kiezen uit alternatieven, zoals Klaaskreek: mooi dorp, geen gids, geen dorpsbelasting, maar wel een prachtig strand aan de Surinamerivier.
Voordeel
Als de weg naar Atjoni binnenkort geheel geasfalteerd is en de rit vanuit Paramaribo, die verleden jaar nog zes uur duurde, in twee uur afgelegd kan worden, zal zonder twijfel het vliegverkeer naar Boven-Suriname verminderen. Slecht nieuws voor zuidelijk gelegen oorden als Awarradam met een landingsbaan bij Kajane. Met de bus naar Atjoni rijden, wordt een aantrekkelijke optie, want je bent al halverwege als het vliegtuig nog moet opstijgen van Zorg en Hoop. Daarna een paar uurtjes in de korjaal en vervolgens hebben de meesten het wel gezien en halen het ongerepte bos of de grote stroomversnellingen van Awarradam zelden of nooit. Het eerste stuk tot Gunzi gaat de buit binnenhalen en zuidelijker bestemmingen krijgen het moeilijk. De geboden kwaliteit en service van de vakantieoorden is overigens prima. Jammer dat de onderlinge afspraak prijslijsten op te hangen door vrijwel niemand wordt nagekomen. Ook storen gasten zich aan schuivende interpretaties van afspraken, want naderhand blijkt niet alles bij de prijs inbegrepen. Het kan te maken hebben met onervaren gastheren of met een sterke behoefte aan geld, maar overspannen klachten komen ook van toeristen die in een paar weken proberen te leren wat onbekommerd genieten is.