Bromfiets spotten
Vroeger was Saamaka ver weg, helemaal in het binnenland. Om iemand van twintig dorpen verderop te spreken moest ik een expeditie organiseren. Voedsel voor enkele dagen, benzine: buitenboordmotoren zúipen benzine. Dat was lang geleden: drie maanden. Nu is er telefoon. Vanmorgen hoorde ik Jaaja haar zuster bellen voor een afspraak om samen bij de rivier de vaat te gaan doen.
Die zuster woont dertig meter verderop: ook zonder telefoon konden ze elkaar wel verstaan. En dat is niet Jaaja’s enige gesprek vandaag, want haar dochter woont in Bendikwai. In het verleden ontmoetten moeder en dochter elkaar een of twee maal per jaar, nu bellen ze elkaar elke dag.
Jaaja draagt haar telefoon aan een touwtje om de nek, ook als ze aan de rivier aan de was bezig is. Want ze moet áltijd bereikbaar zijn. Stel immers dat de dochter belt?! Ook de jongetjes lopen rond met telefoons. Die hebben nog geen dochters in Bendikwai, maar telefoons doen ook spelletjes. Vorig jaar nog droegen alle jongetjes horloges – zelfs als ze piemelnaakt aan het zwemmen waren, want je moet toch altijd weten of het 11:24’16" is. Nu hoeven die horloges niet meer, want er zijn telefoons.
De jongetjes zwemmen nog niet met hun telefoons aan, maar ze weten al wel welke modellen Nokia of Motorola het beste tegen water kunnen. Gelukkig zijn telefoons nu spotgoedkoop. Maar telefoonkaarten niet. Waar komt al dat geld voor telefoonkaarten vandaan? Nog geen drie jaar geleden maakte Jaaja zich druk om dorpsverlichting. Een petroleumlamp gebruikt een tiende liter petroleum per nacht – waar moet ze geld vinden voor zo veel petroleum? Elektrisch licht was goedkoper, aldus Jaaja. Dat kost een kruisje op een stembiljet. Ik vermoed dat Jaaja geen goed beeld heeft van de werkelijke kosten van elektrisch licht, maar ik heb haar redenering onthouden, omdat het een beeld geeft over Jaaja’s bestedingspatroon: anderhalve liter petroleum per maand was daar een belangrijk onderdeel van. En nu verbruikt ze naast petroleum één, twee telefoonkaarten per dag. Waar komt al dat geld vandaan? Natuurlijk, telefoons kosten geen geld maar besparen geld: telefoongesprekken maken een hoop reizen overbodig.
Maar is dat echt waar? Ik wantrouw dit soort redeneringen. Hoe is het ook al weer afgelopen met al die computers, waarvan men beweerde dat die zoveel werk uit handen zouden nemen? En dat papierloze kantoor – weet u nog? Nooit eerder zaten zo veel mensen achter de computer en klikten het vakje ‘print’ aan. En nu die telefoons – vroeger reisde Jaaja een of twee keer per jaar naar Bendikwai – zou ze nu ze elke dag haar dochter opbelt mínder behoefte hebben om haar te ontmoeten? Zo werkt dat toch niet? Jaaja had vroeger genoeg aan anderhalve fles petroleum per maand en elk jaar een reisje naar Bendikwai.
Nu is dat een halve liter dieselolie plus drie gulden afschrijvingskosten per avond, een telefoonkaart per dag en een reisje naar Bendikwai elke maand. De politiek betaalt de dieselolie wel en ik gun haar die telefoon. Maar … waar komt al dat geld vandaan? Aan alle kanten wordt Saamaka gemoderniseerd: buitenboordmotoren, koelkasten, zinkplaten, Chinese huizen voor werkloze bouwvakkers, dvd-spelers, telefoons. Wat hebben al die dingen gemeen? Dat ze de consumptie verhogen zonder dat daar productie tegenover staat. Er is steeds meer geld nodig om in Saamaka te overleven.
Tegenover elke consumptieverhoging moet een inkomstenverhoging staan, anders gaat het mis. Daarom ga ik een nieuwe economische activiteit in Saamaka introduceren: speciale vakantiereizen. Nee, geen blauwe kikkertjes spotten, dat doet iedereen al. Bromfiets spotten! Want gestolen bromfietsen worden een tijd lang door de politie gezocht. Pas daarna kunnen ze in de verkoop en tot zo lang moeten ze ergens blijven waar geen politie komt. Precies, in Saamaka. Ik gebruik deze column voor sluikreclame voor het nieuwe reisbureau Menno’s Travel Agency. Bezoek Saamaka! Uw bromfiets is daar al! Speciale korting als u betaalt in telefoonkaarten. J