Caribisch feest van goede bedoelingen
Festival van goede bedoelingen
Suriname staat aan de vooravond van het grootste evenement uit zijn geschiedenis: Carifesta XI. De organisatie pronkt met ambitieuze plannen en verwacht de investering met gemak terug te verdienen uit toerisme. Die lat ligt erg hoog, maar de klok tikt onverbiddelijk. Toch blijft het veld positief. Een begroting in woorden.
‘Een wereldbefaamd en voorbeeldig festival van Caribische cultuur en artistieke uitmuntendheid, dat economische winst genereert, de regio verenigt en alle mensen in extase brengt’. De Carifesta Festival Outline die in januari werd gepresenteerd, is niet bepaald bescheiden over het op handen zijnde Caribische kunst- en cultuurfestival. In de tweeënhalf jaar durende aanloop werd gepronkt met ambitieuze plannen. Er moest een artiestendorp verrijzen, de monumentale gebouwen in de binnenstad zouden opgeknapt worden en het horecapersoneel moest worden getraind. Naast de gebruikelijke Caribische landen, worden ook de landen van de Unasur, Nederland en zelfs China, Zuid-Korea en Equatoriaal- Guinea warmgemaakt om de Caribische cultuur te vieren. Vijftienhonderd kunstenaars uit 35 verschillende landen en minstens het dubbele aantal toeristen moeten worden gehuisvest, vervoerd, gevoed en vermaakt. Van 16 tot en met 23 augustus staat Suriname in het teken van ‘Culture for development’; aan artiesten, beeldend kunstenaars en schrijvers de nobele taak om ontwikkeling te brengen. De ambitieuze woorden uit de Outline zijn ontleend aan het strategisch plan dat in 2004, na een reeks teleurstellende edities, werd opgesteld om het festival nieuw leven in te blazen. Het jaar daarvoor had Suriname de organisatie op zich genomen voor het historisch lage bedrag van 850 duizend USdollar. Voor de elfde editie van dit jaar is niet minder dan vijf miljoen USdollar uitgetrokken. Kritiek op het grote, maar vooral ongespecificeerde budget, werd in de wind geslagen. ‘Wij gaan voor excellence. Als we vinden dat het moet, dan zijn kosten niet meer een issue. Als ik vijf miljoen moet uitgeven om vijftig miljoen te verdienen, is dat toch een positieve deal?’, stelde Ivan Graanoogst, voorzitter van het Host Country Management Committee (HCMC) in de Ware Tijd van 7 november vorig jaar. Dat het festival uiteindelijk geld gaat opleveren, lijkt voor de organisatie een uitgemaakte zaak.
Spin-off
Hoe groot het spin-off-effect van de festivals in het verleden is geweest, is echter nog nooit onderzocht. Als het al mogelijk is de economische effecten in kaart te brengen, kan dat volgens het strategisch plan enkel over een langere periode. Een groot voorvechter van kunst als ontwikkelingsinstrument is Marcel Pinas. “Voor ons in Suriname is het heel belangrijk om te laten zien wat we hebben en dat te presenteren. Al deze activiteiten moeten een bijdrage leveren voor de toerismesector, zodat mensen weten: Suriname is een fantastisch land.” Ook Maikel Austen, oprichter van ArtLab.sr, het productiecentrum voor de podiumkunsten, erkent het belang van een zo breed mogelijk publiek. “Toerisme is voor mij wel een van de schone, groene vormen van ontwikkeling. Het levert geld op voor de taxi die je ergens naar toe brengt. Voor het restaurant waar je eet. We staan er nu eens bij stil hoe belangrijk kunst en cultuur voor de ontwikkeling van een land kunnen zijn.” Het festival past in dat opzicht uitstekend binnen het beleid van de regering om het land op de toeristenkaart te positioneren. De organisatie van Carifesta naar zich toetrekken, was dan ook een van de eerste beslissingen die Bouterse als president in internationale context nam. Al twee maanden na zijn verkiezing in augustus 2010, maakte hij het voornemen bekend tegenover een Caricom-delegatie. Die was in het land om de nieuwbakken president in te lichten over zijn portefeuille binnen de regionale organisatie: die van Gemeenschapsontwikkeling, Jongerenbeleid, Gender, Cultuur en Sport. Daarbij liet de president weten dat de cultuursector verder ontwikkeld moest worden als onderdeel van de Caricom Single Market. Het festival lijkt dan vooral een visitekaartje te moeten zijn, de kunstenaars hebben zelf ook veel te winnen bij een succesvol festival. “Carifesta is bedoeld om het netwerk van kunstenaars te intensiveren”, vertelt Kit-Ling Tjon Pian Gi, secretaris van de Federation for Visual Artists in Suriname (FVAS). Ze heeft met haar collega George Struikelblok, vice-voorzitter van de federatie, plaatsgenomen aan een tafel op het balkon van het Nola Hatterman Instituut (“want we willen als federatie spreken, niet als individu”). Ook volgens Struikelblok is dat netwerk belangrijk voor kunstenaars: “Het festival is een platform waar kunstenaars met elkaar kunnen communiceren en delen, zodat je weet hoe het aan ‘de andere kant’ is. Je leert de curators kennen en kunt zien hoe de kunst zich ontwikkelt.” Bovendien geeft het festival de mogelijkheid aan de artiest om zichzelf en zijn kunst aan een publiek te presenteren.
Folklore
Terwijl zij op het balkon reflecteren op de waarde van kunst wanneer die niet gezien wordt, worden in het park eronder voorbereidingen getroffen voor de officiële launch van Carifesta XI. Het bezoek van de cultuurministers van de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten (Celac) aan Paramaribo, wordt aangegrepen om Carifesta nogmaals onder de aandacht te brengen. Op het terrein staat het blauw van de rook: Saramaccaanse vrouwen bakken op traditionele wijze hun cassavekoeken en in Javaanse eettentjes worden specialiteiten aangeboden. Ertussendoor laten Braziliaanse capoeiradansers hun kunsten zien en schudden schaarsgeklede dames met een overdaad aan veren. De nadruk lijkt vooral te liggen op de verschillende etniciteiten en bijbehorende folklore. “Ook dat is een belangrijk deel van cultuur”, verdedigt Austen, “maar ik zag ook jonge urban dancers en er was contemporaine dans”. Struikelblok leverde daarnaast een bijdrage door gebodypainte jongeren voor een schilderij te laten dansen en zo een driedimensionaal kunstwerk te vormen. Enkele bezoekers, nieuwsgierig geworden door alle kleurige activiteiten, worden geweerd van het terrein. Vanavond is het enkel een politiek feestje. Ismene Krishnadath, voorzitter van Schrijversgroep ’77, benoemt graag man en paard: “Ja, overheden nemen het besluit, ze organiseren het, ze selecteren hun contingenten. Het is een Caricom-aangelegenheid en een showproject voor presidenten.” Ze ziet Carifesta daarom niet als een podium voor hele kritische kunst. “Het is een vrij conservatief festival. Je ziet niet echt vreselijk moderne, hyperoriginele dingen, meer iets wat aantrekkelijk is voor toeristen. De overheden willen gewoon een mooi plaatje.” Toch is er is volgens haar geen sprake van conflicterende belangen. “Kunstenaars zouden die plaats voor kritische kunst best kunnen bevechten. Vernieuwende kunst die grenst aan traditionele kunstuitingen, heeft dan de meeste kans van slagen. Maar ik denk dat ze het allemaal wel best vinden om zo’n enorm festival hier te hebben. Ik vind het ook wel leuk om te shinen. Dus ik denk dat die belangen in elkaars verlengde liggen.” Maikel Austen weigert de rol van de overheid ‘politiek’ te noemen. Hij erkent wel dat Carifesta een identiteitsvormende functie heeft, waar overheden belang bij hebben. “Het doel van Carifesta is voor mij dat de verschillende Caricomlanden hun art en culture vieren en etaleren. We kunnen elkaar in kunst en cultuur vinden, omdat het internationale talen zijn. Ze geven een gemeenschappelijke identiteit weer.”
No problem
Ook deze avond van 14 maart dient de culturele veelkleurigheid een doel. Omgeven door de feestelijkheden, doet president Bouterse een oproep aan de aanwezige cultuurministers om te participeren; onder hun verantwoordelijkheid worden immers de contingenten, de officiële afvaardigingen van de verschillende landen, samengesteld. Opmerkelijk, want de uiterste inschrijvingsdatum was 8 januari. De website van Carifesta XI vindt het na afloop belangwekkend genoeg om te vermelden dat de ministers deelname aan het festival aanbevelen, maar er is nog geen spoor te vinden van toezeggingen. Festivalsecretaris Sandra Sweeb erkent dat de inschrijvingen nu pas binnen beginnen te komen en legt uit waarom. “De uitnodigingen gaan via het ministerie van Buitenlandse Zaken en de diplomatieke diensten. Als er ergens een kink in de kabel komt, loopt het vertraging op. Daarom zijn we nu bezig met allerlei advocacy-trips, om te identificeren wie de focal points zijn, zodat de uitnodigingen op de goede plaats terechtkomen.” Het is een bekend probleem, zo blijkt uit het strategisch plan uit 2004. Een van de belangrijkste constateringen is dat late inschrijvingen en het gebrek aan structurele evaluatie, een ad-hoc management tot gevolg hebben. Daardoor valt de programmering in herhaling, en blijft die conservatief. Had dat probleem dan niet in een eerder stadium getackeld kunnen worden? Sweeb: “De Caribische landen hebben allemaal een financial problem. Ze moeten eerst zeker weten dat de financiën in eigen land rond zijn.” Voor Suriname als gastland mag dat geen probleem zijn: “Bouterse heeft gezegd: ‘Suriname’s contingent, no problem. We moeten uitblinken’.” Daarmee schaart het zich bij de landen waarvoor cultuur een belangrijk onderdeel van het beleid vormt, en bovendien geld geen issue is. Die landen hebben zich dan ook al gemeld: Cuba, Colombia, Venezuela. Een telefoontje van Sweeb naar een van haar medewerkers beneden, levert een getal op: elf landen hebben zich opgegeven, er is één afmelding.
Overredingskracht
Een bijkomende drempel voor het samenstellen van de contingenten, zijn de ervaringen van deelnemers in het verleden; die zijn vaak verre van positief. “Bij alle Carifesta’s die ik heb meegemaakt, was de organisatie in de aanloop chaotisch.” Ismène Krishnadath huivert nog als ze terugdenkt aan St. Kitts en Nevis. “We zouden in oude oorlogsschepen slapen, met van die smalle matrozenbedden. Dat was een noodoplossing, want Suriname had zich te laat ingeschreven, of weet ik veel wat. Maar toen we daar aankwamen wilde de organisatie dat niet meer. Dus we hebben de hele dag zonder eten, zonder drinken gezeten. Zelfs mensen met diabetes kregen niets te eten.” Het deed haar besluiten niet meer aan de editie in 2008 in Guyana mee te doen. Er is dus nogal wat overredingskracht nodig om potentiële deelnemers ervan te overtuigen dat de organisatie bij Suriname in goede handen is en dat ze met een gerust hart kunnen afreizen. “We proberen nu cheap hosting te promoten”, vertelt Sweeb. “Maar zolang je niet weet hoeveel mensen er werkelijk komen, kan je geen behoorlijke afspraken maken. The main information is lacking. We werken ons echt hartstikke…” Haar zin wordt afgebroken door het zoveelste telefoontje. Zelfs op een nationale feestdag als Phagwa worden alle zeilen bijgezet. Ook het grote publiek zal willen weten welk spektakel het kan verwachten, voordat een duur hoogseizoenticket naar Suriname wordt aangeschaft. Bovendien hebben de planzieke Nederlanders hun vakanties allang geboekt en ook de begrotingen van musea en uitgeverijen in de regio zijn vorig jaar al vastgesteld. Er is over de invulling van het festival nagenoeg niets bekend dat hen kan overhalen hun plannen te wijzigen. Vorig jaar werden voor de zogenoemde superconcerts nog hardop grote namen genoemd als Shakira, Amitabh Bachchan, Banda Calypso en Wyclef Jean, maar in maart is het angstvallig stil. En hoewel er volgens Sweeb al met veel meer festivallocaties afspraken zijn, vermeldt de site pas twee venues: Thalia en de kathedraal. “Alleen de festivaldirecteur kan contracten tekenen, tot die tijd is het not a done deal.” De plannen om strucureel te investeren in de kwaliteit van de monumenten en podia, staan volgens haar nog recht overeind. “Ze moeten opgeknapt worden, want we hebben niet veel aanbod aan reguliere venues. Je kan van mensen niet vragen dat ze komen, als je ze geen goed podium geeft.” En hoe kunnen de monumenten op zo’n korte termijn nog opgekalefaterd worden, zonder de Stichting Gebouwd Erfgoed voor het hoofd te stoten? Sweeb trekt haar wenkbrouwen hoog op en lacht mysterieus. “Je gaat het zien.”
Spektakel
Op de vraag wat de hordes trappelende toeristen dan moet overhalen om af te reizen, geeft Sweeb een opvallend realistisch antwoord. “Ken je sterktes! Als er plots tienduizend mensen staan, kunnen we ze niet boarden, dus we gaan het ook niet als zodanig promoten. We richten ons op de diaspora, op die tweeduizend mensen die toch al voor vakantie in Suriname zijn. En op de first circle, de familie en vrienden van deelnemers. Als er een paar extra komen is dat mooi meegenomen. Meer kunnen we niet huisvesten. Al die vier- en vijfsterrenhotels gaan naar de VIP’s. Anderen moeten met hun backpack komen.” Dat blijkt, want alle accomodaties die inmiddels op de Carifesta-site zijn verschenen, zijn zo goed als volgeboekt. Een al te grote nadruk op het toerisme en de verbreding van de horizon tot ver voorbij de Caribische grenzen: het heeft nog een andere keerzijde. Het zorgt ervoor dat sommige beroepsgroepen zich ondergewaardeerd voelen. “Dans en muziek worden op de voorgrond getrokken, want iedereen kan dat zien op een podium”, vindt beeldend kunstenaar Struikelblok. Schrijfster Krishnadath bevestigt dat: “Ik vind dat literatuur als ondergeschoven kindje wordt behandeld, want ze willen altijd pronken met culturele shows. Natuurlijk is dat ook omdat ze niet weten wat ze moeten doen met de taal.” De uitbreiding met deelnemers en toeristen uit de UNASUR-landen is volgens haar dan ook volstrekt oninteressant. “De Latijns-Amerikaanse landen hebben een enorme boekenmarkt, enorme literatuurcultuur. Maar als we niets doen aan die levensgrote taalbarrière, dan heeft deelname van Unasur geen zin.” Maikel Austen, zelf druk bezig met de voorbereidingen voor de openings- en sluitingsceremonie, kan niet zoveel met die kritiek: “Natuurlijk, als je danst, hoef je niet te praten. Drama, oké we kunnen allemaal Engels, maar dat is al een klein obstakel. Volgens mij is het juist de kunst voor bijvoorbeeld schrijversgroepen om te werken aan meer publiek. Vandaar dat ik ook blij ben dat het een community festival is, waardoor je ook publiek van andere genres kunt trekken.”
Blijvend
De knip is getrokken, maar zolang de inschrijvingen op zich laten wachten, is er van een begroting en een programma geen sprake. “De invulling is intern bekend”, stelt Sweeb gerust. Eind februari heeft het culturele veld zijn voorstellen kunnen inleveren; alles ligt nu voor goedkeuring bij het HCMC. Zolang die geen selectie heeft gemaakt, tasten de meeste geïnterviewden in het duister over hoe zij een bijdrage gaan leveren. Bovendien zijn tot die tijd hun initiatieven voor eigen financieel risico. Wie zich niet wil zich neerleggen bij een selectiecommissie, of op een budget wil wachten, kan ervoor kiezen op eigen gelegenheid een graantje mee te pikken. Marcel Pinas is zo iemand. In 2003 vond hij de procedures maar vervelend. Om mee te mogen doen, had hij een maquette moeten maken. Dat was hem zijn eer te na. Hij plaatste zijn kunstwerk, een Marronhut, op eigen initiatief op het terrein van het Nola Hatterman Instituut. “Als artiest is het belangrijk dat je kan presenteren waarmee je bezig bent. Als er een publiek komt, dan is het aan jou of je daar gebruik van maakt of niet.” Ook Struikelblok werkt aan een groot kunstwerk, waarvan hij overweegt het op een goede nacht ergens op een rotonde neer te zetten. Wachten op een cue of geld van een organisatie of overheid doen ze niet. Op het moment van het interview wist Pinas niet of hij dit jaar überhaupt mee zou doen, maar inmiddels heeft hij plaatsgenomen in de subcomissie van Marowijne. “Ik vind Carifesta interessant, maar ik ga mijn krachten niet geven in Paramaribo. Marowijne is waar ik werk.” Toch heeft Pinas er weinig vertrouwen in dat het festival blijvend ontwikkeling zal brengen. “Carifesta is een vlammetje dat zal uitdoven. Hoe kan het effect hebben? Je hebt niet eens geïnvesteerd. Heb je mensen getraind? Hoe presenteer je wat je hebt? We moeten investeringen doen voor de lange termijn, zoals een toeristeninformatiebureau in Moengo. Het moet blijvend zijn.” Bij navraag onder de deelnemers, blijkt dat de spin-off van de afgelopen edities toch vooral gezocht moet worden in het leggen van nieuwe contacten en onderhouden van netwerken. Dat is een bijdrage aan ontwikkeling die onmogelijk in geld valt uit te drukken. En een kleurig imago is mooi, maar zolang er niet geïnvesteerd wordt in blijvende zaken, zodat het toerisme gestaag kan groeien, zal de winst tegenvallen. Juist voor die langetermijninvesteringen is tijd nodig. Tijd waarvan er nog maar weinig is. Maar daarop wordt ontwijkend gereageerd in de sector. “We zijn laat, laat me dat zeggen”, lacht Struikelblok. “We hadden afgesproken dat we daar niet over zouden praten”, tikt Tjon Piang Gi hem op de vingers. Ze probeert te redden wat er te redden valt: “We zijn flexi, dat betekent dat we goed zijn in improviseren. In 2003 waren de mensen in het Caribisch gebied laaiend enthousiast over onze organisatie. Ik hoop dat we onze naam hoog houden.” Ook Krishnadath zet haar eerdere negatieve ervaringen opzij: “Ja, ik vind wel dat we als Schrijversgroep moeten meedoen, want Suriname is gastheer en dan kan je niet terzijde blijven staan. Ondanks alle wantoestanden pik je er toch wat interessante dingen van mee. Bovendien geeft het een boost aan je eigen activiteiten. En ik heb wel het idee dat de mensen proberen het planmatiger aan te pakken dan de vorige keer.”