Chris Polanen: Gekweldheid en ongemak – Parbode Sneak Peek
De debuutroman Waterjager van Chris Polanen (55) heeft heimwee als autobiografische additief, persoonlijke dingen die er als een rode draad doorheen lopen. Geen nostalgie, maar een zware last; als een ‘chronische ziekte’. “Je bent zwevende, want je weigert echt te wortelen.”
Chris Polanen heeft geen herinneringen aan zijn vader. Hij was zeven en woonde in Nederland toen zijn vader in Suriname overleed bij een auto-ongeluk; zijn ouders waren al jaren gescheiden. Hij kent hem alleen van verhalen. “Zelfs aan het nieuws van zijn overlijden heb ik niet echt een herinnering. In mijn herinneringen is mijn vader gewoon altijd dood geweest.”
Toch heeft Polanen een gedicht van hem opgenomen in de (goedkopere) ‘Surinaamse uitgave’ van zijn debuutroman Waterjager. “Ik heb een dubbel gevoel over mijn vader. In zijn leven heeft hij te veel vrouwen gehad, te veel kinderen verwekt en nauwelijks naar hen omgekeken. Daardoor voel ik ook geen dankbaarheid of verplichting naar hem.”
Maar bij de Surinaamse uitgave begon er toch ‘iets te kriebelen’. In Nederland mag dan wel niemand weten wie Pieter Polanen was, maar in Suriname is dat geheel anders. “Als ik hier ben dan valt steeds de naam van mijn vader en komt weer dat hele verhaal naar boven. Hier hoort het gewoon erbij. Bovendien vond ik het gedicht niet heel zwaar en nog steeds actueel. Het zegt: Suriname, niet te veel klagen het komt ooit wel eens goed. Hij praat tegen het land, niet de mensen.”
Eerherstel
Zijn vader was ‘vrij extreem’ en behoorde tot een groep jonge creoolse nationalisten, veelal gestudeerd in Nederland. Die zagen toenmalige premier Jopie Pengel als een ‘dictator’ en dat politiek strijden niet zou lukken. Daarom werd besloten een bom te gooien op Pengels erf. Om hem ‘goed te laten schrikken’, zoals Polanens vader later heeft uitgelegd aan zijn moeder. Een amateuristisch in elkaar geknutselde bom die weinig schade kon aanrichten, maar de rechter kwalificeerde het als een ‘bomaanslag’ en veroordeelde hem tot ruim vier jaar gevangenisstraf.
Op de vraag of Polanen zijn vader nu een soort eerherstel geeft, zegt hij na kort overdenken: “Mijn vader was veelbelovend met veel kwaliteiten en eigenlijk is alles wat hij ondernam mislukt. Voordat hij het echt kon bewijzen, kreeg hij een auto-ongeluk en was hij op slag dood. Ja, dus toch wel een stukje eerherstel.”
In Waterjager keert de hoofdpersoon Joshua na lange tijd weer terug naar Suriname, op zoek naar zijn broer, nadat hun vader is overleden. Hij had beiden sinds zijn jeugdjaren niet meer gezien omdat hij met zijn moeder naar Nederland was vertrokken.
“Ik heb gekozen voor het overstroomde Paramaribo om te tonen hoe vervreemd je raakt van je eigen land, als je zo lang bent weggeweest”, vertelt Polanen over het door hem subliem geschilderde apocalyptisch decor. “Maar al is niets meer over van datgeen waarnaar je heimwee had, het blijft je thuis. Die band is niet te verbreken.” Niet het gemis aan een vader is de rode lijn in het boek, maar heimwee is het grote thema. “Het is ook mijn trauma.”
Op en neer
Polanen, geboren in Paramaribo, woonde tot zijn tiende voornamelijk in Nederland. Als kind reisde hij een paar keer op en neer, omdat hun moeder hun vader achterna reisde en terug. Daarna woonde hij tot zijn twintigste in Suriname en had zijn moeder een nieuwe relatie.
Tijdens zijn studiejaren in Nederland had Polanen nog niet zoveel heimwee. Met Suriname ging het in die jaren tachtig sociaal-economisch bar slecht. “Je kan wel heimwee hebben naar een plek waar het heel slecht gaat, maar je weet dat het nergens toe leidt.”
Het sloeg pas goed toe nadat hij was afgestudeerd en wat werkervaring had opgedaan. Dierenarts Polanen had inmiddels vrouw en kinderen en in Suriname ging het iets beter. In 1997 vertrok het jonge gezin voor een ‘proefremigratie’, die pijnlijk mislukte en maar drie maanden duurde. Zijn vrouw kon ‘niet aarden’. Van alles stond haar tegen. Polanen lachend: “Het varieerde van de muskieten tot de overheid. Op dat moment was het vreselijk want ik wilde mijn vrouw het Suriname laten zien waarvan ik hield.”
Enorme schok
Het huwelijksbootje voer harmonieus en eensgezind over rustig vaarwater. Totdat het in Suriname arriveerde. “Dan ontstaat een enorme schok in je huwelijk, want je merkt dat alles waarvan de ene persoon droomt, een nachtmerrie is voor de andere. Mijn vrouw werd zo ongelukkig dat ik in die drie maanden al zag: dit gaat nooit goed komen.”
Terug in Nederland kwam het ook niet goed en begon Polanens beurt van ongelukkig zijn. Lachend: “Dat duurde twintig jaar. Niet dat ik altijd ongelukkig was, want ik had een goed en comfortabel leven. Maar het was niet compleet. Je bent zwevende, want je weigert echt te wortelen in de Nederlandse samenleving. Ik zou wel met mijn kinderen in Suriname dingen willen doen die ik daar had gedaan. Paardrijden, zwemmen, noem maar op. Maar in Nederland had ik daar geen zin in, dus je zweeft ook ergens als vader en echtgenoot.”
Terugkeren om bij het gezin te blijven, had Polanen met zijn ‘verstand’ besloten. Hij was er zo ongelukkig onder dat er perioden waren dat hij dacht: dan maar gaan scheiden. Maar hij wilde zijn kinderen niet kwijt. “Dus dan blijf je maar en word je ongelukkig.”
Geborgenheid
De heimwee werd een ‘ziekelijk probleem’. Vooral naar die jaren tussen zijn tiende en twintigste; van de ‘zorgeloosheid’ en ‘geborgenheid van de familie’. “Maar ook van je cultuur en je mensen”, benadrukt Polanen. “In Nederland voelde ik mij toch altijd een vreemdeling. Al ben je Surinamer, je bent een donker persoon. Zo voelde ik mij vaak bekeken; je bent niet een volwaardig geaccepteerde Nederlander.”
Jaren voordat ze trouwden waren ze al een koppel. Binnen de Nederlandse context verliep alles frictieloos. In Suriname leert zijn vrouw een ander deel van hem kennen en beseft dan pas eigenlijk met wie zij in het huwelijksbootje is gestapt. “In Nederland gedraag ik mij behoorlijk Nederlands. Ik ben niet verknocht aan Surinaams eten of muziek, noem maar op. Dus zij kende alleen de Nederlandse versie van mij. Niet de wereld waar ik vandaan kwam.”
Zijn inmiddels voormalige vrouw kende Suriname alleen van verhalen van hem en die waren positief, afgezien van de economische situatie en de politiek. “Als Surinamer nam ik dingen maar voor lief, zoals je behandeld wordt door ambtenaren of als een telefoonaansluiting maar niet komt. De machocultuur van hoe mannen met vrouwen omgaan. Ik zag dat het voor haar niet acceptabel was.”
Lees het hele artikel in het januarinummer van Parbode