Column: De waarheid
De onlangs georganiseerde ‘dialoogconferentie’ over een Surinaamse Waarheidscommissie met betrekking tot de Decembermoorden, lijkt weinig opgeleverd te hebben. Hooguit werden er wat inzichten gedeeld over hoe andere landen met deze materie zijn omgesprongen. Veel organisaties zijn niet eens op de uitnodiging van het ministerie van Buitenlandse Zaken ingegaan. De in april 2012 doorgedrukte Amnestiewet lijkt meer kwaad dan goed te hebben gedaan.
Voor veel Surinamers blijft ‘8 december’ een pijnlijk en moeilijk te bespreken onderwerp. Toch lijken zich drie benaderingen af te tekenen, ook in de politiek. Aan de ene kant van het spectrum vinden we degenen die voorzetting van het strafproces willen en daarna uitvoering van de eventuele strafoplegging. Bij mijn weten zijn de meeste nabestaanden deze mening toegedaan en worden zij politiek gesteund door de NF-fractie.
Aan de andere kant vinden we de benadering van de indieners van de Amnestiewet, gesteund door de meeste coalitiepartijen (met hier en daar een stemonthouding). Zij willen het strafproces stopzetten door vooraf amnestie toe te kennen. De daarna in te stellen Waarheidscommissie lijkt een wassen neus te zijn, omdat deze commissie over geen enkele sanctie beschikt tegenover daders die een loopje nemen met de waarheid.
Tussen deze twee uitersten bevindt zich een stroming van mensen die bereid zijn na te denken over gratie, amnestie of strafvermindering onder voorwaarden. De reden hiervoor is voor sommigen dat zij een maatschappelijke ontwrichting vrezen bij een veroordeling van de (hoofd)verdachte(n). Anderen hopen dat een volledige bekentenis van de daders tot een betere verwerking kan leiden. De meeste mensen die deze benadering kiezen, vinden wel dat het lopende strafproces eerst afgerond moet worden. Pas daarna kan er – onder voorwaarden – gesproken worden. In de politiek zien we dat partijen als DOE, BEP en Nieuw Suriname ongeveer op deze lijn zitten.
Zowel de standrechtelijke executies van 8 december 1982 als de staatsgreep van 25 februari 1980 zijn nog steeds met raadsels omgeven. Wie de feitelijke daders waren, is genoegzaam bekend. Maar hoe zat het met de beïnvloeding van de hoofdrolspelers? Was kolonel Hans Valk werkelijk de ‘geestelijke vader’ van de Februaricoup? Heeft het overhaast terugtrekken van Valk, Bouterse in de armen van extreemlinks gedreven? Wat was de rol van de Cubaanse adviseurs? En kreeg Roy Horb zijn richtlijnen van de CIA? Op Wikipedia staat dat Horb hiervoor beloond werd met twee renpaarden, die de Amerikanen voor zijn huis afleverden, zodat meteen bekend werd tot welk kamp hij hoorde.
Hoe er met deze kwestie wordt omgegaan, is naar mijn mening op de eerste plaats aan Suriname en de Surinamers zelf. DWT-columniste Sharda Ganga, zij was aanwezig tijdens de dialoogconferentie, schreef onlangs: ‘wanneer gaan we met elkaar praten?’ Zolang de vermoedelijke daders zich kil en hooghartig – intimiderend zelfs – opstellen in de richting van de nabestaanden, zal die dialoog waarschijnlijk niet op gang komen. Ik denk dat er van de kant van de daders een eerste stap gezet moet worden. Die stap zou méér moeten inhouden dan het obligate aanbieden van excuses.