Comateuze toestand
Het zich loom voortslepende 8 decemberstrafproces leek af te stevenen op een spannende ontknoping. Maar het parlement stak er een stokje voor met indiening van de amnestiewet.
Resumé van een zinderende slotfase die alsnog ontaardde in een ontgoochelende anticlimax.
De decembermoorden blijven zo het land onverkort in de greep houden.
De motivering van Cynthia Valstein-Montnor, president van de Krijgsraad, begint veelbelovend. Haar kapsel ziet er extra verzorgd uit, alsof zij hiermee de bijzonderheid van deze zitting wil onderstrepen. Voorheen zat het vaak rommelig in een knotje, nu hangt het los maar gestyled. Met daadkrachtige stem, en af en toe een strenge blik richting de advocaten, houdt zij een vurig betoog. De zaal luistert ingespannen toe; je kunt een speld horen vallen. Maar als Valstein-Montnor verwijst naar artikel 131, lid 3 van de grondwet, heerst er alom blijdschap: ‘elke inmenging inzake de opsporing en vervolging en in zaken bij de rechter aanhangig, is verboden’.
Zelfs de auditeur-militair, Roy Elgin, komt uit de slaaphouding die hij normaal gesproken aanneemt. Geen gesloten ogen en een hand tegen zijn voorhoofd, maar rechtop. Vanwege de toonzetting van Valstein-Montnor zitten nabestaanden voor het eerst tijdens dit zich vier jaar lang voortslepende proces met een sprankje hoop op de rand van de bank. Sommigen met de vuisten triomfantelijk gebald en met het hoofd naar beneden geknikt, “yes!” mompelend. Maar het gejuich blijkt te vroeg, want Valstein-Montnor maakt een juridische ommezwaai van 180 graden. Door zich te verschuilen achter een opsomming van juridische termen en wetsartikelen speelt ze de bal terug naar de auditeur-militair. Naarmate Valstein-Montnor het vonnis verder leest, verandert de euforie geleidelijk in een domper. Bij het slaan van de hamer lijkt het alsof de nabestaanden wakker schrikken uit een nachtmerrie.
De Krijgsraad heeft het niet aangedurfd een beslissing te nemen. Dat is toch wel het overheersende gevoel nadat de zitting werd beëindigd. Het is als bij een spannende ontknoping van een voetbalwedstrijd die, met nog slechts luttele speelminuten te gaan, alsnog eindigt in een gelijkspel. Van het juridisch betoog hebben de meesten niets begrepen. De ontgoochelde nabestaanden staan bij elkaar in de rechtszaal en vragen de jurist Hugo Essed om uitleg. Omdat hij geen notities heeft gemaakt, is hij voorzichtig in zijn interpretatie. Even later verlaten de nabestaanden de rechtbank met het gevoel terug te zijn bij af. Ze hebben het angstvallige idee dat de schorsing nog jaren kan gaan duren.
Godfather
Zo blijven de Decembermoorden na drie decennia onverkort en ongewis het land in de greep houden. Het proces, dat nu al vier jaar duurt, had er alle schijn van dat het spoedig tot een spectaculair einde zou komen. Zeker nadat Ruben Rozendaal (zowel verdachte als getuige) totaal onverwacht was verschenen tijdens de 8-decemberherdenkingsdienst in de Sint Alfonsuskerk. De reacties van nabestaanden waren gemengd. Sommigen waren boos en verontwaardigd dat Rozendaal zijn gezicht durfde te laten zien, anderen waren hoopvol gestemd. Dit zou weleens een doorbraak kunnen zijn in het zich langzaam voortslepende proces. Het zou kunnen betekenen dat hij berouw heeft en bereid is te vertellen wat die bewuste nacht is gebeurd. Rozendaal noemde de tijd immers “boomrijp”. “Je moet het niet hier vertellen, maar in de rechtbank”, riep één van de aanwezigen emotioneel. In een onthullend en spraakmakend interview met Parbode (februari-editie) vertelde Rozendaal waarom hij ‘de guts’ had op die bewuste herdenkingsdienst te verschijnen. ‘Om de mensen een hart onder de riem te steken; ik ben eentje die geen bloed aan zijn vingers heeft en eentje met een rein geweten.’ Ook kwam hij terug op zijn eerdere verklaring dat hij Bouterse niet had gezien bij het Fort ten tijde van de decembermoorden in 1982. In het daaropvolgende extra ingelaste verhoor in maart voor de Krijgsraad, deed hij er zelfs een schepje bovenop: “Desi Bouterse heeft Cyrill Daal en Soerindre Rambocus persoonlijk doodgeschoten. Bouterse kan vergeleken worden met de Godfather.”
Bij deze verklaring liepen de dochters van de vermoorde vakbondsleider Daal huilend de zaal uit. “Het was heftig om te horen, ook al hebben wij het altijd al vermoed”, verklaarde Carmen Daal achteraf. “Rozendaal liegt verschrikkelijk. Zijn verklaring stelt juridisch niets voor”, stelde Irwin Kanhai, raadsman van Bouterse. Desondanks was er een sprankje hoop ontstaan.
Onenigheid
Maar op 5 april barstte de bom. Een wetsvoorstel werd ingediend om de al bestaande amnestiewet te wijzigen. De aankondiging van het wetsvoorstel ontketende een lawine van protest. “Dit is het begin van dictatuur”, was een veelgehoorde opmerking. Volgens de indieners moest aanname van de amnestiewet juist voor rust zorgen en instabiliteit voorkomen. Niets is minder waar gebleken. Een golf van onrust welde op en een diepe tweedeling van het land werd pijnlijk blootgelegd. Vakbondsleiders en ook kerkelijke leiders lieten zich niet onbetuigd. De zo door Bouterse gepredikte ‘nationale eenheid en verzoening’ lijkt zelfs verder weg dan ooit. Ook in de coalitie heerste onenigheid over het wetsvoorstel. Nora Cheung van de NDP lag overhoop met haar geweten en was niet in de zaal bij de stemming. Harrish Monorath en Prem Lachman van Nieuw Suriname (NS), en Ronny Asabina en Rudolf Zeeman van de BEP onthielden zich van stemming. Dat zij gebruikmaakten van dat democratische recht, werd zwaar afgestraft, want Bouterse zette NS en de BEP uit de coalitie. Hiermee gaf ‘Baas’ een duidelijk signaal af. Weliswaar niet zo gewelddadig als in december 1982, maar minstens zo ondemocratisch. Nog altijd geldt onveranderd: of je bent voor, of je bent tegen Bouterse. En wie tegen hem is, zal het weten. Het protest werd luider en luider. Ook internationaal werd er ernstige bezorgdheid uitgesproken door onder meer de Coalitie voor het Internationaal Strafhof (CICC), de Caricom en de ambassadeurs van de Verenigde Staten, Canada en het Verenigd Koninkrijk. De Europese Unie riep Suriname in een verklaring op tot het nakomen van zijn internationale verplichtingen. Human Rights Watch betitelde de aanname van de amnestiewet als een ‘belediging’ van mensenrechten. Op Facebook barstten heftige discussies los tussen voor- en tegenstanders van amnestiewet, waarbij sommigen niet schroomden om dreigende taal te gebruiken. Er dook zelfs een zogenaamde ‘CTU-blacklist’ op, met voornamelijk namen van personen die actief zijn op Facebook en zich kritisch uitlaten over de amnestiewet. Hoewel de authenticiteit van deze ‘dodenlijst’ ten zeerste wordt betwijfeld, onderstreept het wederom de onderlinge vijandigheid.
Stille tocht
Dat deze inmenging in het rechtsproces in brede kringen niet klakkeloos werd geaccepteerd, was zichtbaar tijdens de stille tocht hiertegen op 11 april. De strijdbaarheid tegen de ‘aanval op de rechtsstaat’ was voelbaar; meelopers lieten weten niet terug te willen naar de jaren tachtig. Ook jongeren lieten hun stem horen. Bouterse noemde het misdadig om jongeren te gebruiken voor dit soort acties. Sharona Lieuw On, voorzitter van de stichting Jongeren Tegen Amnestie, ontkende echter met klem: “We worden door niemand gebruikt. Wat we wel gebruikt hebben, is ons verstand. Daarom protesteren wij. Het gaat om onze rechtsstaat die door deze wet in gevaar is.”
De demonstranten van de stille loop werden vanuit het kamp Bouterse gekwalificeerd als vooral “witte mensen” en “Nederlanders”. Op het Onafhankelijkheidsplein werd als tegenzet op 5 mei door de drie coalitiepartijen een massameeting georganiseerd. Op het podium gaven de leiders Paul Somohardjo, Ronnie Brunswijk en Desi Bouterse elkaar een brasa als ‘voorbeeld’ van wat verzoening inhoudt. Tijdens deze bijeenkomst riep de volle-evangelische bishop Steve Meye, de geestelijk adviseur van Bouterse, op tot het “identificeren van staatsvijanden” en hen “als zodanig te behandelen”. Dit leidde tot een nieuwe lawine van verontwaardiging en onrust. Tien dagen later bood Meye daarvoor zijn excuses aan. Eerder was bisschop Wilhelmus de Bekker al door het stof gegaan, nadat hij de NDP-stemmers voor “dom” had uitgemaakt.
Wellicht handelen de betrokkenen uit angst. De auditeur-militair heeft het niet aangedurfd om een strafeis te formuleren. Ook de Krijgsraad heeft er niet voor gekozen een duidelijk, ondubbelzinnig standpunt in te nemen en heeft de bal weer bij de auditeur-militair gelegd. Nu zijn nationaal en internationaal de ogen gericht op hoe snel deze hem aanneemt en of hij hem terugspeelt. “Dit kan weer jaren duren”, vreest Carmen Daal, waarmee ze de onbehaaglijke gevoelens van vele nabestaanden verwoordt.
Maar er is ook opluchting. Had de Krijgsraad de amnestiewet toegepast, dan was dat de genadeslag geweest voor de nabestaanden. Ook dan zou de rechtsstaat ernstig in gevaar zijn geweest en zou de internationale reputatie van Suriname nog meer deuken hebben opgelopen. De amnestiewet terzijde leggen zou daarentegen een regelrechte overwinning zijn geweest van de rechtsprekende over de wetgevende macht. Vooralsnog is het een uitstel van executie. De Krijgsraad heeft zich verschanst op het middenveld en het proces in een comateuze toestand gebracht. Pas in de verlenging zal blijken wie alsnog de genadeslag durft te geven.