Cornelis Groeizaam
‘Ik hield van buiten zijn en voetballen’
Parbode is trots op deze honderdste editie. Nog trotser zijn we dit te kunnen delen met iemand die al een eeuw op Surinaamse bodem vertoeft. Voluit is zijn naam Cornelis Albert Gustaaf Groeizaam. Hij vierde samen met familie en vrienden op 6 mei zijn honderdste verjaardag in Huize Majella, waar hij sinds elf jaar met liefde wordt verzorgd. Groeizaam opent net zijn ogen wanneer een vriendelijke verpleegster ons begeleidt naar zijn kamer. Als hij ons opmerkt, komt hij direct overeind van zijn ledikant en kijkt ons met opgewekte ogen aan. Zijn kamertje heeft enkel wat functionele meubelen. Geen accessoires of tierelantijnen; een echt mannenverblijf. Het enige wat opvalt, zijn de goudkleurige cijfers ‘100’ die aan de linkerkant van zijn deurpost hangen. Groeizaam is gemakkelijk gekleed en wacht rustig af tot we plaatsnemen. Honderd jaar is een hele leeftijd. Dit merken we ook wanneer Groeizaam begint te vertellen over zijn leven. Zijn ogen staan vol levenslust, maar zijn langetermijngeheugen laat hem op enkele momenten wat in de steek. Gelukkig reikt zijn oudste dochter Rubia Meijer-Groeizaam ons de helpende hand, en helpt ons de woorden van haar vader aan te vullen. Het begon in de wijk Combé, waar Groeizaam is geboren. Hij groeide op met zijn vier broers en zes zussen. In zijn vrije tijd was Groeizaam veel buiten, en hij bezocht regelmatig zijn grootmoeder en familie op Saramacca. “Ik hield van buiten zijn en voetballen”, vertelt hij. De verdere herinneringen aan zijn jeugd zijn voor de oude man lastig op te rakelen. Wel weet hij nog goed dat hij op zijn zeventiende al begon met werken. Hij kreeg zijn eerste baan bij het Palace Hotel op het Onafhankelijkheidsplein, dat toen nog Oranjeplein heette. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Groeizaam bij de Schutterij van het Nederlandse leger. In de oorlog waren de bauxietmijnen in Suriname van eminent belang om Amerika en Engeland van grondstoffen te voorzien. De Schutterij was voornamelijk in het leven geroepen om de bauxietmijnen te verdedigen. Groeizaam herinnert zich dat hij enkele malen afreisde naar het binnenland, maar voornamelijk gestationeerd was aan de Frans- Guyanese en Braziliaanse grens. “Men was immers bang voor invallen vanuit de buurlanden.” Na de oorlog verhuisde Groeizaam met zijn partner Alma Koster en de kinderen naar Lust en Rust in Commewijne, waar hij als cipier aan de slag ging in de strafgevangenis van Nieuw- Amsterdam. Hij werd uiteindelijk de trotse vader van elf kinderen. Zijn oudste dochter vertelt dat haar vader altijd streng was tijdens hun opvoeding, waarvoor zij hem zeer dankbaar is. “Mijn vader had alles voor ons over. Hij zei altijd dat we moesten leren om zelfstandig te zijn in deze samenleving en dat heeft ervoor gezorgd dat we allemaal goed terecht zijn gekomen”, vertelt ze. Groeizaam werkte na zijn pensioengerechtigde leeftijd nog tien jaar op het ministerie van Binnenlandse Zaken; pas op zijn zeventigste ging hij met pensioen. Al eerder kreeg hij een onderscheiding voor 25 trouwe dienstjaren. Hij begint te glunderen als hij eraan terugdenkt. “Ik hield van mijn werk. De gouden speld die ik ontving, gaf ik aan Alma.” De herinneringen aan zijn partner worden hem plots wat te veel. Hij slaat zijn ogen neer en draait zijn hoofd ietwat afwezig naar het raam. “Mijn moeder is vijf jaar geleden op 96- jarige leeftijd overleden”, weet zijn dochter te vertellen. “Mijn vader vond dat zij de onderscheiding verdiende. Ze heeft die tot haar dood met trots gedragen.”