COVID-19: Terugblik op een lockdown – Parbode Sneak Peek
De titel van dit artikel is wel heel optimistisch. Terugkijken doe je op wat is geweest, en de kop doet optimistisch aan, alsof de lockdown waar wij mee te maken hadden op het moment van schrijven, voorbij is wanneer u dit leest. Dan zijn wij immers een paar weken verder, zo werkt dat in tijdschriftenland. De gedeeltelijke lockdown is op het moment van schrijven al een dikke maand aan de gang, en sinds kort zijn ook enkele rivieren in volledige lockdown.
Tekst Irwin Wist
De president kondigde aan dat er per 29 maart een partiële lockdown zou ingaan, en creëerde daarmee meteen een spraakverwarring. Er ging namelijk bijna niets op slot. Ja, de gokhuizen, maar om de sluiting van casino’s te bestempelen als een gedeeltelijke lockdown is net zoiets als beweren dat Suriname rijk is omdat er veel schatten in de bodem zitten: te weinig wol voor zoveel geschreeuw. Wat werd aangekondigd als een lockdown bleek vooral een mislukte poging om het sinds de jaren 80 beladen woord ‘avondklok’ te vermijden.
Lockdownen
Het stukje bij beetje lockdownen begon op 13 maart. Toen werd de eerste COVID-19-besmetting in Suriname geconstateerd. De grenzen gingen meteen op slot, kort daarna volgden de scholen. Reshma Mangre, voorzitter van de onderwijsvakbonden ALS en BVL, had gedreigd de scholen te zullen sluiten vanwege het besmettingsgevaar. ‘Neks vanaan’, kondigde onderwijsminister Lilian Ferrier, altijd tuk op een potje straatvechten, stoer aan. Binnen een paar uren werd de baas teruggefloten door de baas boven haar. Haar lichaamstaal tijdens de tv-uitzending waarin de sluiting van de scholen toch werd aangekondigd, sprak boekdelen: hier zat iemand die zich zwaar tegen de schenen getrapt voelde.
Twee weken later kwam de casinosluiting, die de geschiedenis inging als ‘partiële lockdown’. De rest van de sluitingen deden wij zelf. Supermarkten begonnen een verkoopstaking uit protest tegen de rigoureuze handelwijze van de Economische Controledienst, bij de meeste burgers bekend als de ‘prijscontrole’. Winkeliers die het waagden de explosief gestegen valutakoersen door te berekenen in hun prijzen, werden beboet of werden gesloten.
Winkeliers namen daarom het zekere voor het onzekere en hielden de deuren dicht. Toen zij weer opengingen was dat op een kiertje, met een wapperend plastic scherm in de deuropening, in een poging om virussen tegen te houden. Andere bedrijven waar doorgaans veel publiek binnenkomt, gingen eveneens op non-actief. Restaurants gaven gehoor aan de oproep van de districtscommissarissen van Paramaribo om ‘inrichtingen voor het zetten van eet- en drinkgelagen’ om te zetten in een meeneemservice. Geen dwingende opdracht dus aan bars, restaurants en warungs om te sluiten, maar een dringend verzoek.
Heel opmerkelijk was dat winkels niet dicht hoefden en restaurants dicht mochten als zij dat zelf wilden, maar markten verplicht moesten sluiten. Dit was een van de meest inconsequente en minst doordachte maatregelen. Winkels opereren op een relatief klein oppervlak. De ruimte wordt vaak gekoeld door lucht in de winkel te laten circuleren. Dit betekent dat eventueel aanwezige virussen grondig worden verspreid tot in de verste uithoeken van de zaak.
Markten daarentegen zijn in Suriname grote, hoge, halfopen bouwwerken waar een continue aanvoer van frisse lucht is. Dat moet wel, anders zou vanwege de geurstapeling niemand het er uithouden. Eventuele virussen worden binnen enkele minuten uit elke Surinaamse markt geblazen. Daar komt bij, en dat is nog belangrijker, dat de markten letterlijk van levensbelang waren. Dat waren immers de plekken waar de bevolking verse groenten en vers fruit moest halen, precies wat wij nodig hadden om fysieke weerstand op te bouwen tegen SARS-CoV-2, het virustype dat COVID-19 veroorzaakt. Juist díe relatief veilige omgeving met een potentieel levensreddend aanbod (om het een beetje dramatisch uit te drukken) moest dicht. Helemaal lachwekkend wordt deze regel als je hem vergelijkt met het advies aan buspassagiers.
Overste Daniëlle Veira van het Directoraat Nationale Veiligheid riep mensen op hun eigen verantwoordelijkheid te nemen: als je ziet dat je in een bus geen anderhalve meter afstand kunt houden van je medepassagiers, wacht dan op de volgende bus, was haar advies. Toen het doordrong dat je in een Lijn 7 moeilijk anderhalve meter fysieke afstand kunt houden, werd het openbaar vervoer op 20 maart voor een week stilgelegd. Op 1 mei, toen wij dit artikel begonnen, lag het openbaar vervoer inmiddels zes weken plat.
Zelfisolatie?
Je kunt je dus afvragen of Suriname zich niet zelf in lockdown heeft gebracht. Want zoals eerder al gezegd: de overheid legde het bedrijfsleven nauwelijks beperkingen op. De economische gevolgen ontstonden vooral indirect en vloeiden voort uit het samenscholingsverbod, het afstandsvoorschrift en het negatieve contactadvies. Winkelmeisjes raakten hun baan kwijt omdat winkels niet meer openden of zeer beperkte service gaven. Kelners en serveersters waren niet meer nodig, omdat eethuizen gevolg gaven aan het verzoek om ‘hier gebruiken’ om te zetten in ‘meenemen’.
De verkoop van kip, rund, varken en vis daalde, omdat restaurants minder porties verkochten, waardoor binnen enkele weken de vriezers van boeren en slachthuizen overvol raakten. Ook deze sector moest vervolgens nadenken over bezuinigingen. De crisis spreidde zich als een deken over de economie: consumenten konden hun geld niet uitgeven waardoor het bedrijfsleven minder verdiende en personeel moest laten gaan, wat de neerwaartse spiraal versterkte en zo een lockdowneffect sorteerde.
Lees het hele artikel in het julinummer van Parbode