Cynthia Abrahams
‘Wan bon is geniaal’
Dobru stond in woord en daad aan de wieg van een onafhankelijk Suriname. Cynthia Abrahams promoveerde op de veelzijdige dichter, politicus en anti-kolonialist, die de etnische en culturele rijkdom van Suriname in één gedicht wist te vangen: Wan bon, someni wiwiri, wan bon.
Op 17 november 1983 overleed Dobru, Surinames nationale dichter en politicus. Veel te jong. Hij werd maar 48 jaar, geveld door een ernstige long- en nieraandoening. Zijn echte naam was Robin Raveles, maar iedereen kent hem als Dobru, wat zoveel betekent als ‘dubbel’. Dobru was één van de oprichters van de schrijversgroep Moetete. We kennen hem ook van zijn beroemde gedicht Wan, de ultieme uitdrukking van de etnische en culturele rijkdom van Suriname. Zonder het op dat moment te beseffen, gaf Dobru met Wan bon, zoals het gedicht meestal genoemd wordt, Suriname een gezicht in de Caribische literaire wereld. Hij zelf onderhield daarbij intensieve contacten met Caribische kunstenaars in onder andere Cuba, Trinidad, Curaçao, Barbados en Guyana. Het rijke culturele leven van Dobru speelde zich af in een enerverende periode van de Surinaamse geschiedenis: de overgang van land binnen het Koninkrijk der Nederlanden naar de zelfstandige Republiek Suriname. Mentaal was die omwenteling misschien nog wel belangrijker dan het staatkundige feit alleen. In het oog van deze tropische storm bevond zich Dobru, vanaf de opmaat in de jaren zestig en zeventig, tot aan het democratisch deficit in 1980. Al die ontwikkelingen hebben zijn werk en zijn denken ontegenzeggelijk beïnvloed. Reden genoeg voor een uitvoerige biografie. Letterkundige Cynthia Abrahams begon zeven jaar geleden met het verzamelen van een ontzaglijke hoeveelheid materiaal. Ze voltooide haar monnikenwerk in 2010 als de biografische studie Wan Bon – Wan Sranan – Wan Pipel, waarmee ze promoveerde tot doctor bij de leerstoel West Indische Letteren aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Een jaar later ligt de handelseditie in de winkel: Robin ‘Dobru’ Raveles.
Plantage
Het eerste adres waar Cynthia Abrahams zich meldde toen ze aan haar onderzoek begon, was het voormalige woonhuis van Dobru aan de Van Rooseveltkade. Zijn weduwe, Yvonne ‘Wonnie’ Raveles, woont daar nog steeds. Op zijn werkkamer vond Abrahams een onvoorstelbare hoeveelheid materiaal. Dobru was verzamelaar, dromer, waarnemer. Tijd was geen factor. Dobru keek naar mensen. Hij dacht met ze mee en had speciale sympathie voor de kanslozen, de armen op de erven en in de districten. Op pagina tien staat hij peinzend in een demonstrerende menigte voor de Staten van Suriname in 1973. Hij denkt, hij observeert. Dobru, de filosoof. Romanticus ook, want ooit, ooit wordt Suriname de ideale, multiculturele samenleving: Wan bon.
Dobru was de eerste Surinaamse schrijver die bekendheid genoot in het Caribisch gebied. Dat was voor Abrahams ook de directe aanleiding om aan de biografie te beginnen. In het materiaal dat ze op zijn studeerkamer vond, werd dat beeld alleen maar bevestigd. Abrahams: “Dobru had een speciale liefde voor Cuba. Niet alleen omdat het een Caribisch land was met een herkenbare geschiedenis, hij werd vooral aangetrokken door de sociaal-economische politiek van het land. Cultuur, gezondheidszorg en onderwijs staan in Cuba hoog in het vaandel. Dat zijn volgens Dobru de drie peilers die ook voor Suriname belangrijk zijn. Cuba had het ideaal bereikt dat hij met Suriname wilde bereiken.”
Dobru zag de pogingen bij collega-schrijvers in de regio die zich probeerden te ontworstelen aan de Angelsaksische cultuur. Zij waren daarbij een stuk verder dan Suriname. Dat erkent hij ook, als hij ze voor het eerst ontmoet in 1970, thuis bij Cheddi Jagan in Georgetown. ‘Ik voelde me zo ontzettend plantage’, schrijft hij ‘want ik was daar in gezelschap van mannen die overal al hadden gepubliceerd, in Londen en overal ter wereld. En van wie werk vertaald was.’
Markttaaltje
Dobru’s pen was zijn wapen en het allerbelangrijkste daarbij was de erkenning van het Sranan en het Surinaams-Nederlands. Het gevecht begon al op de AMS, de Algemene Middelbare School. Zijn leraar Nederlands noemde het Sranan een ‘markttaaltje’, waarmee geen fatsoenlijk gedicht te fabriceren viel. Dat liet Dobru natuurlijk niet op zich zitten. Als reactie schreef hij het gedicht Pina. Tot zijn verbazing plakte de leraar het gedicht uit pure bewondering op het mededelingenbord van de school. Jaren later schrijft dezelfde leraar dat het Surinaams-Nederlands en het Sranan tot het ‘wezens-eigene’ van de samenleving behoren. De soep werd dus niet zo heet gegeten als zij werd opgediend. Feit is wel dat in die tijd veel kinderen werd verboden Sranan te spreken. In de betrekkelijke veiligheid en rust van Suriname als land binnen het Koninkrijk der Nederlanden, richtten de wrevel en het ongemak van de kritische jeugd zich dan ook vooral op de culturele overheersing door Nederland.
In al zijn latere werk lijkt Dobru er steeds weer in te slagen om het sarcasme van zijn leraar te logenstraffen. Zijn meesterwerk Wan bon is daarvan het meest ultieme bewijs. “Wan bon is literair gezien geniaal”, zegt Abrahams. “Het is niet zomaar een jubeltoon van een idealist. Ook qua structuur is het een uitzonderlijk gedicht. Alleen al de klank. ‘Wang bon, someni w’wiri…’. In de vertaling klinkt het voor geen meter, maar de klankrijkdom in het Sranan is grandioos. ‘Wan liba, someni kriki…’ Steeds die opbouw met drie zinnen, vervolgens de climax met vier zinnen. En dan het slotakkoord: Wan Pipel! Prachtig ritme. Maar wel puur intuïtief, want hij is autodidact. Hij heeft geen Nederlands gestudeerd en zette zich juist af tegen de westerse literatuur. Dit ligt dicht tegen de orale traditie aan. Eigenlijk is Dobru de overgangsfiguur tussen de orale traditie en de geschreven literatuur.”
Strijd
Het verzet van Dobru tegen het Nederlands kolonialisme, mondde in 1960 uit in een komisch incident, waarbij een portret van de koninklijke familie werd vernield. We zouden er nu om lachen, maar in die tijd was het een schandaal. Robin was voorzitter van de Nationalistische Beweging Suriname. Na de publicatie van een scherp communiqué in juli 1963, waarin hij samen met Theo Uiterloo het beleid van premier Jopie Pengel onderuithaalde, was de maat vol. De twee belhamels werden gearresteerd. Dobru zat niet zo lang vast, maar de detentie was belangrijk genoeg om hem aan het schrijven te zetten. ‘Hij kreeg in de gevangenis alleen maar keukenmeidenromans te lezen’, schrijft Abrahams. ‘En die speelden ook nog allemaal in Europa, met blonde mannen en vrouwen. Daarom besloot hij korte liefdesverhalen te schrijven met als hoofdpersonen Surinaamse vrouwen en mannen’.
Eigen zaak
Robin ‘Dobru’ Raveles is een feest van herkenning voor wie is geïnteresseerd in de Surinaamse geschiedenis rond de onafhankelijkheid. Maar een geschiedenisboek is het absoluut niet. Abrahams kan het niet genoeg benadrukken. Het is een wetenschappelijke biografie.
En in die levensbeschrijving passeren tal van historische feiten en bijzonderheden de revue. Zo wordt in het boek uitvoerig stilgestaan bij de opkomst van Surinaamse schrijvers en van de schrijversgroep Moetete. Dobru was een van de oprichters, samen met onder anderen Thea Doelwijt, Bennie Ooft en Jozef Slagveer. De interne discussie ging vooral over kwaliteit. Dobru en Slagveer vonden het vooral belangrijk dat meer mensen gingen schrijven. Anderen, zoals Ooft, wilden het kaf van het koren scheiden. De kwaliteit moest worden bewaakt, zodat de Surinaamse literatuur zich kon ontwikkelen.
Vóór de oprichting van Moetete was het culturele verzet en het streven naar staatkundige onafhankelijkheid al samengekomen inWie Eegie Sani, de beweging van Eddie Bruma, Hein Eersel en Eugène Gessel. Aansluiting bij Wie Eegie Sani was voor Dobru niet meer dan vanzelfsprekend. Stonden de jaren zestig in Europa en de Verenigde Staten in het teken van verzet tegen de gevestigde orde, de opstand in Suriname en ook op Curaçao focuste zich op de kolonisator. Op beide fronten beperkte het verzet zich trouwens tot een betrekkelijk kleine, elitaire groep. “De meeste mensen bleven gewoon gericht op Nederland. Het was niet meer dan vanzelfsprekend dat je daar ging studeren. Dat gold ook voor mij!” zegt Abrahams.
Verzet
De werkkamer van Dobru biedt nu uitzicht op de Nederlandse ambassade, die als een gigantisch koggenschip uitsteekt boven de houten gebouwen in de omgeving. De dominantie lijkt compleet, maar is van een heel andere aard. Toch is het verleidelijk om even stil te staan bij de gevoelens van Dobru, als hij ’s ochtends de gordijnen had opengeschoven en de lange rijen landgenoten had ontwaard die op hun visum staan te wachten. Een gruwel? Misschien was hij wel verhuisd. Een revolutionair in 2011 klinkt sowieso als een anachronisme. Het is duidelijk dat de jaren van Dobru compleet andere tijden waren, met andere waarden, accenten en belangen. Cynthia Abrahams is er uitstekend in geslaagd de sfeer van jeugdige moed en emotioneel verzet van vijftig jaar geleden op te roepen. Een prachtig tijdsbeeld.
Dobru was een vurig aanhanger van het revolutionair gedachtegoed. Hij groeide ernaartoe, zijn hele leven stond al in het teken van verzet en emancipatie. Dus ook na februari 1980. Een plotselinge ommezwaai zou onlogisch zijn. “Maar volgens zijn vrouw heeft hij wel momenten van twijfel gehad”, vertelt Cynthia Abrahams. “Hij stond voor de keus: of ik distantieer me van deze koers, of ik doe mee en probeer het beste ervan te maken voor Suriname. In ieder geval zal ik nooit vertrekken naar het buitenland.” Het is duidelijk dat hij koos voor de tweede optie.
Dobru heeft nooit expliciet opgeschreven wat hij van de Decembermoorden vond. Daarover is in zijn nalatenschap niets terug te vinden. Maar hij kon het niet laten om af en toe zijn hart te luchten:
De avondklok
het was zo stil
in stad en straat
deze nacht
dat het tikken van de klok
een hels lawaai was
dat ik mijn sigaret hoorde branden
en de soda in mijn glas bruiste als een waterval
dus toen de telefoon rinkelde leek het wel brand alarm
zo stil was het in stad en straat
tijdens de avondklok
deze nacht
toen je tot mij sprak
ik voelde dat de kosmos brak.
‘Raveles bemerkte ook dat de revolutie niet geheel verliep volgens het ideaal dat hem voor ogen stond’, schrijft Abrahams in haar boek. Hij schreef de problemen toe aan machtsstrijd en individualisme.
Waardering
Eind 1982 wist Dobru al dat hij ernstig ziek was. Pas in juni 1983 werd hij voor behandeling vervoerd naar Cuba. Hij had zich daar steeds tegen verzet. “In Suriname hebben we ook goede artsen.” De Cubaanse artsen sleepten hem erdoorheen, maar konden geen definitieve remedie vinden voor het zeldzame auto-immuunsyndroom waaraan hij leed. De terugkeer naar Suriname werd hem fataal. In het binnenland liep hij een ernstige bacteriële infectie op. Op 17 november 1983 stierf hij.
“Waar ik naar gekeken heb, is de waardering voor Dobru na zo vele jaren”, zegt Cynthia Abrahams. Ze ontdekte dat die waardering na al die jaren nog intens is. “Tijdens internationale contacten en bezoeken van politieke leiders en ook in het buitenland, wordt Wan bon voorgedragen. Er komt een agenda uit van de Rotary, daarin staat Wan bon. Bij elk festival in Suriname wordt Wan bon voorgedragen. Dat heb ik willen vastleggen”, zegt ze stellig. “Dit boek gaat over Dobru en zijn tijd.”
Cynthia Abrahams |
Cynthia Abrahams is geboren en getogen in Paramaribo. Ze bezocht de Froweinschool aan de Wanicastraat, een EBG-school. Van huis uit was ze eigenlijk geen Hernhutter, maar ze had het op de school zo naar haar zin dat ze sindsdien EBG’er is gebleven. Tot op dit moment bezoekt ze trouw de Koningskerk in de Amsterdamse Watergraafs-meer en voelt zich daar volkomen thuis. Op de Froweinschool kreeg Cynthia les van Trefossa, Henny de Ziel. Hij zette haar op het spoor van de Surinaamse literatuur en inspireerde haar om hiermee verder te gaan. In 2010 bracht ze de nalatenschap van Trefossa hoogstpersoonlijk naar het Nationaal Archief in Suriname, waar ze die symbolisch overdroeg aan president Venetiaan. Cynthia studeerde af als bibliothecaris. Ook dat had te maken met de invloed van Trefossa. Hij had haar wel gewaarschuwd: ‘Bibliothecaressen trouwen nooit, ze zijn veel te betweterig’. Daarin kreeg hij ongelijk. Later studeerde ze Engelse Taal en Letteren. Ook was ze tien jaar lang presentatrice op het MEP-festival, een literair en muziekfestival met schrijvers, dichters, zang- en dansgroepen uit de Verenigde Staten, Engeland, Zuid-Afrika, Suriname en de Nederlandse Antillen in het Nieuwe de la Mar Theater in Amsterdam. Toen ze als HBO-docent een project Caribistiek opzette, kwam Dobru in beeld. De rol die hij speelde in de Engelstalige, en vooral de Caribische literatuur, was voor haar een openbaring. |