Daar zakt de broek van af
Het overkwam me keer op keer bij de pakkettendienst: een douanebeambte die ons naar achteren wenkt, in zijn kantoortje, met een gewichtig gezicht door een dik boek met de laatste tarieven bladert, vervolgens ad random zijn vinger op een lemma drukt en zegt: ‘Ah, dit is het tarief’. We krijgen niets te zien, mogen niet meekijken, maar het tarief is torenhoog, dat kan ik wel melden.
Vervolgens ontstaat, buiten dat kantoortje, een sneeuwstorm aan wervelende formulieren, bonnetjes, documenten, stempel hier, stempel daar en als je eenmaal op straat staat met je pakketje, dolblij dat je het felbegeerde hebbedingetje uit Europa of de VS hebt, realiseer je je opeens dat je niets wezenlijks in handen kreeg: geen betaalbewijs, helemaal niks. Alleen je pakketje. Dan dus: hoe dan? Dat zou me niet nog eens overkomen.
We hadden een heteluchtoventje gekocht in Nederland, en naar het Hollandse adres van het pakkettenbedrijf laten bezorgen. En vanmorgen kwam het verheugende nieuws: hij was aangekomen! Dus met rode koontjes van de opwinding naar de stad gereden, René juich-zingend: ‘We hebben een o, o, oventje, daar gaat een kip, kip, kippetje in, een kippetje zonder kop…
Bij het bedrijf aangekomen, moesten we de transporten afhandelingskosten betalen, fors voor zo’n kleine investering, maar ja, dan moet je je oventje ook maar niet door de lucht laten komen. Ik kreeg van een schattige mevrouw een kwitantie voor dat bedrag en vervolgens: op naar de douane.
Daar werd mij, gek genoeg, de kwitantie en het leverantieformulier uit handen gerukt. Daarmee holde de werknemer naar achteren, en bracht vervolgens een grote doos met daarop het opschrift ‘Aan Tafel!’ en een plaatje van de oven. Ik kreeg het formulier terug, maar niet het reçu. Doos open, en de twee douanedames reageerden: ‘Ja, nee, daar moet onze chef naar kijken.’
Die was net even weg, dus: wachten. Maar oké, na een half uurtje zagen we hem aan komen stiefelen en ik herkende hem onmiddellijk.
Zelfde procedure: dik boek, blader, blader, even terugslaan voor de zekerheid, nee, toch even verder, ah, daar had hij het: ‘Ik schat uw product op vierhonderd srd en reken u honderddertig en twintig cent.’
Gebaseerd waarop? Ik zal het nooit weten. Maar ik heb het hem betaald.
Het betrof een formulier met twee doorslagen, dus een witte, een groene en een roze. En alle drie gingen terug naar het bureau voor het kantoortje. Hop, de sneeuwstorm ging van start, hier ging een carbonnetje onder een ontvangstbewijs, dwarrel, dwarrel en ik kreeg een groen vodje waarop niets te ontwaren viel. Waar is mijn reçu dat ik voor het transport heb betaald? ‘O! Wilt u dat terug?! Dan moeten we even een kopietje maken! Even geduld, alstublieft.’ Na een kwartier kreeg ik mijn oorspronkelijke reçu. Zij hadden dus kennelijk dat broodnodige kopietje, al mag je me doodslaan waarom ze dat zouden willen als de dame aan de kassa al met carbonnetjes werkt. ‘Oké,’ zei ik, ‘en dan nog graag een betaalbewijs van de invoerrechtenbelasting.’ Ze keken of ik van de ratten besnuffeld was. ‘Dat hebt u allang! Kijkt u eens in uw handtas!’
Pro forma werd er nog een beetje gehosseld, gezocht, gedingest en gedongest. René keek van een afstand bij zijn oventje, en vroeg zich af wat er aan de hand was. Hij wilde gaan. Maar nee, ik lag dwars. En opeens ging de bovenste bureaula open. Ach gut, daar lag mijn roze papiertje, met stempel en, heel vaag, dat uit de lucht gegrepen bedrag van 130. Toen ik iedereen een fijn weekend wenste, kreeg ik van niemand antwoord, alleen nors wegkijken.
En daar mag iedereen zijn eigen conclusies uit trekken. (Met in het achterhoofd dat ik in het verleden dus stelselmatig zonder de betaalbewijzen ben weggebonjourd.)
Toen kwam onze aftocht. U moet weten, er worden de laatste tijd veel pakketjes verstuurd naar Suriname. Dus de hal was redelijk vol. Bovendien staken dus die boze douane-ogen in onze rug. Maar René droeg die doos. Veertien kilo, je spant toch je spieren samen – ook je buikspieren. Dus hij mompelde: ‘Noor, trek mijn broek even op.’ Dat deed ik. Maar met weinig effect.
Dus uiteindelijk, zie je het beeld voor je? Daar was René met Doos en erachter een dribbelende Noor met klauwtje hijsend aan de tailleband, helemaal tot de auto. Mi Gado, wat hebben we gelachen.
Nu zeggen vrienden: ‘Stom dat je zo hebt gereageerd. Wat maakt het jou uit in wiens zak je invoerrechten verdwijnen? Zo maak je vijanden en pakken ze je de volgende keer helemaal.’ En dat is dus helemaal waar. René en ik kunnen het verder vergeten bij dit bedrijf, en waarschijnlijk bij alle andere pakketdiensten. Maar als niemand ooit de kat de bel aanbindt, juist uit vrees voor dat soort repercussies, dan zal er dus nooit, nooit, nooit iets veranderen.
Mijn collega’s van Parbode horen de meest gruwelijke verhalen over corruptie, afpersing en ordinaire zakkenvullerij. ‘U mag het gebruiken, maar zet mijn naam er alstublieft niet bij.’ Laten we de beerput toch eens openen. Met kleine incidenten en grove schandalen!
J’accuse. We klagen ze aan!