Dakloos in tijden van corona – Parbode Sneak Peek
De coronacrisis legt haar vinger op de zere plekken van onze samenleving, en dat zijn er heel wat. Zo ook de verwaarlozing van onze dak- en huislozen. Die begon niet op 13 maart 2020, de dag dat COVID-19 haar intrede deed in Suriname, maar werd wel een stukje erger. Het ministerie van Sociale Zaken verstopte zich achter de verschillende burgerinitiatieven, die even snel opkwamen als ze verdwenen. Duurzame oplossingen, die ook werden aangedragen, stak het ministerie in de doofpot.
We schrijven zondag 21 juni. Aan de Waterkant heeft zich een groep daken thuisloze mensen verzameld op en rond de Handy Craft Market. Ze wachten op Maikel Prado, voorzitter van Stichting Klein maar Rein. Elke zondag komt hij hier samen met zijn team eten uitdelen. Vandaag, op Vaderdag, heeft zijn stichting ook enkele nieuwe kleren voor ze. Het uitdelen van zowel het eten als de kleren verloopt niet zonder slag of stoot. De roep is mondig en ongeduldig. Prado en zijn team moeten hun stem verheffen om de orde te bewaren. Na enkele pogingen vormt er zich dan toch een rij, en krijgt iedereen een bakje en een beker sap. Voor velen is het hun enige maaltijd van de dag. Terwijl de meerderheid van de Surinaamse bevolking zich vrijwillig opsluit in huis – ‘in belang van ons allen’ – loopt er in het centrum van Paramaribo een 12-jarige jongen rond. Hij is één van de honderden dak- en thuisloze mensen die zonder bad, ijskast en begeleiding door de lege straten van Paramaribo zwerft. “Twaalf jaar, dakloos en drugsverslaafd. Hij is de jongste die ik al gezien heb”, vertelt Prado. Hij spreekt over 325 dak- en thuisloze mensen, een aantal dat hij tijdens de lockdownperiode tegen het lijf is gelopen. Sinds het begin van de coronacrisis in Suriname gaat Prado wekelijks de straat op. Vanuit zijn auto deelt hij bakjes eten uit, gemiddeld zo’n vijftig. “Afgelopen zondag werden we uitgescholden, we hadden niet genoeg porties voor iedereen die daar aanwezig was. Dan bloedt mijn hart. Je wilt die mensen helpen, maar je hebt niet genoeg”, zegt Prado. Tijdens het uitdelen van de porties probeert Prado een lijst bij te houden van elke dak- en thuisloze persoon die hij tegenkomt. Op die manier wil hij de groep graag weer een gezicht geven. Met sommige mensen heeft hij zelfs al een band kunnen opbouwen. “We zijn bijna vrienden”, lacht de 37-jarige Prado. Hij maakt zich ernstig zorgen om de ‘vergeten groep’. “Opvallend is dat we steeds meer jongeren op straat zien. De meeste zijn drugsverslaafd. Er zijn ook veel jonge transgenders die op straat leven. Ze zijn radeloos”, zegt Prado.
‘Koning van de daklozen’
Ronald Duysker noemt zichzelf ‘de koning van de daklozen’, al verkiest hij deerm ‘semi-dakloos’. Op het erf waar hij zich momenteel ophoudt, heeft hij een L-vorm gemaakt uit stenen en zand, als bescherming tegen regen en wind. “In het midden is het centrum. Ik heb een plateautje met een kampeertent. Er is net genoeg plaats voor anderhalve mens, plus heb ik nog een schamele, van die Indiase, dakbedekking erboven. Dat is niet dakloos”, zegt Duysker in mei op het terras van ons kantoor, waar we hem hebben uitgenodigd voor een gesprek. Voor zijn neus staat een dampende mok koffie, zonder melk en met veel suiker. “Ongetwijfeld de beste koffie die ik ooit heb gehad”, lacht Duysker. De 60-jarige man, naar eigen zeggen ‘in overspel gefabriceerd’, belandde noodgedwongen op straat nadat een hevige brand zijn woning én been had verwoest. “Mijn linkerpoot was verbrand tot de knie. Het vel lag eraf. Ik kreeg recepten mee vanuit het ziekenhuis, maar ik heb ze nooit gebruikt. Ik had het geld niet om naar de apotheek te gaan”, zegt Duysker. Verloren op straat kwam hij een lotgenoot tegen. “Hij vroeg waar ik naartoe ging. Toen ik zei dat ik het niet wist, zei hij: ‘Je kan het hier met me nemen’. Dat betekent op straat dat je bij die persoon kan overnachten”, legt Duysker uit. Voor hij het goed en wel besefte lag Duysker in de garage van een overheidsgebouw in renovatie, op een oude deur die dienst deed als matras. “Dat was mijn introductie met streetlife”, zegt Duysker. De daaropvolgende jaren heeft Duysker op een parkeerplaats, in een verlaten container en een leegstaand huis gewoond. “Ik kan een boek schrijven over wat ik allemaal heb meegemaakt”, zegt Duysker.
Lees het hele artikel in het augustusnummer van Parbode