Damkampioen tegen wil en dank
Het is zondagavond, de laatste dag van het Nationaal Kampioenschap voor dammen. De laatste partij die nog loopt is die tussen John Sadiek en Guno Burleson. Als Sadiek wint moet hij een kleine tweekamp van drie wedstrijden spelen tegen Orie. Wint Burleson dan is hij kampioen. Speelt hij remise dan volgt voor hem een kleine tweekamp van drie partijen tegen Orie om uit te maken wie zich kampioen van Suriname mag noemen.{mos_fb_discuss:8}
De wedstrijd tussen Sadiek en Burleson stevent volgens kenners af op een remise. Sadiek heeft potlood en papier bij de hand, telt zijn zetten, hij heeft er nog zestien. Hij verzet zijn stuk en klokt. Elke zet wordt nauwkeurig aangetekend. Burleson schuift heen en weer op zijn stoel, wrijft in zijn gezicht, houdt zijn hoofd vast. Hij roept de arbiter, stemt kort af. Dan is het opeens snel bekeken. Burleson slaat, Sadiek slaat en wint, onder luid gejuich en applaus van zijn aanhangers.
Met een ruk staat Burleson op, schudt zijn tegenstander kort maar krachtig de hand en wég is hij. “Ik liep weg om even het contact te verbreken, het was wel een gevoelige klap.” Een kwartier later zie ik hem hoofdschuddend buiten staan. Om hem heen heeft zich een klein groepje getrouwen verzameld. De beste stuurlui leveren hun commentaar: “Je had nooit achteruit moeten slaan, je moet altijd vooruit slaan. Twee dammen, dan mag je niet verliezen. Je stond op winst. Zo’n fout mag je niet maken.”
Op de vraag van de omstanders wat er nou eigenlijk gebeurde komt er die avond van de wedstrijd niet echt een antwoord: “Mi sref no sabi.” De volgende dag staat het in de krant: ‘Burleson verliest door blunder’. Achteraf geeft Burleson het volgende commentaar: “Ik riep de scheidsrechter, hij sprak ruw tot me ‘pré go doro’.” Hij heeft verder gespeeld, zonder na te denken, de concentratie was weg. “Dit is niet mijn niveau. Het heeft aan mij gelegen. Ik moet snel mijn studie hervatten. Het is een terechte straf.”
Jeugdtoernooi
Burleson is dan wel geen wonderkind, als puber en adolescent verricht hij wel wonderen. Op vijftienjarige leeftijd begint hij met dammen, thuis en op straat. Twee jaar later doet hij mee aan een jeugdtoernooi met twintig deelnemers en wordt tegen zijn eigen verwachtingen in derde. In zijn eerste partij tegen Kromosoetoe verliest hij twee schijven. “Ik was nerveus, mijn hart klopte sneller. Ik weet niet op welke manier ik die partij toch in winst heb weten om te zetten. Ik heb me altijd afgevraagd hoe het met mijn carrière verder zou zijn gegaan, als ik die wedstrijd toén zou hebben verloren. Dat zal ik nooit meer weten.”
De damwereld is net de echte grote mensenwereld, met onregelmatigheden, omkooppraktijken van spelers, intimidaties en trucs. “In 1986 was ik helemaal niet voorbereid, ik was absoluut niet op de hoogte van allerlei vreemde zaken die zich kunnen voordoen. Tijdens het toernooi kwamen andere dammers op me af om me te waarschuwen ‘weet hoe je omgaat met een toernooi’. Ik werd zelf slachtoffer van een onsmakelijk gebeuren. Een bestuurslid was in een tête à tête met een speler, om me te benadelen en het is ze gelukt. Hij zei aan die speler ‘Blijf weg, want Burleson heeft je gewonnen. Blijf weg, dat die punten komen weg te vallen.’ Als je een wedstrijd wint, dan krijg je twee punten. Maar als de speler die verloren heeft daarna niet meer komt opdagen, dan wordt die speler afgeschreven.”
Weg twee punten, weg positie. Dat was zijn eerste kennismaking met de verdorvenheden van de grote damwereld. Aan het eind van het toernooi had hij zoveel ervaring opgedaan dat hij zei: “Als dit het spel is, dan kan ik volgend jaar kampioen worden.” En zo geschiedde het. In 1987 wint hij alle negen partijen van het jeugdkampioenschap en wordt afgevaardigd naar Italië. In die tijd was hij nog bescheiden, rustig. Anderen noemden hem een sufferd. “Daarna werd ik een rebel. Ik zweeg nooit meer. Zwijgen is een misdaad. Als je zwijgt, gebeurt er niks, zwijg je niet, dan kan het zijn dat er wel wat gebeurt. Men heeft mij hard gemaakt.”
Felicitatie
In 1990 wordt hij ongeslagen nationaal kampioen. Normaal gesproken zou hij na deze prestatie afgevaardigd moeten worden naar internationale wedstrijden. Dat gebeurt niet. De Surinaamse dambond nodigt een Surinaamse dammer in Nederland uit om deel te nemen aan het wereldkampioenschap. Burleson gaat nergens. In die jaren laat hij zijn stem steeds nadrukkelijker horen en uiteindelijk in 1994 mag hij samen met Sadiek naar het Pan-Amerikaans kampioenschap. Hij wordt ook daar ongeslagen kampioen. Een felicitatie waard, maar die felicitatie blijft uit. In 1997 organiseert ons land het Pan-Amerikaans kampioenschap, weer wordt Burleson kampioen en weer blijft hij ongeslagen.
In 2005 gaan veertig dammers in protest. Een lijst met handtekeningen ondersteunt het protest. Directe aanleiding: Bendt en Kemraad ondervinden tegenwerking bij hun afvaardiging naar het Pan-Amerikaanse kampioenschap in Canada. “Als iemand racistisch is, verdient hij niet dat ik diplomatisch ben. Ik kan het ook anders zeggen,‘hokjesgeest’, maar het komt op hetzelfde neer.” Begin 2008 doen ze weer mee, Bendt, Burleson. De anderen waren al eerder op hun schreden teruggekeerd. De schoonheid van het damspel is een belangrijke factor bij die ommekeer.
Tijdens het open damkampioenschap van dit jaar wordt een Nederlander eerste. Na afloop verklaart hij, met de arrogantie sommige Nederlanders eigen, dat onze dammers zich kunnen meten met de subtop van Nederland, met andere woorden: aardige middenmoters. Burleson haalt zijn schouders op over de visie van de Nederlander. “Mijn ware kracht kennen ze niet, dus ik bekommer me niet om hun uitspraken. Ik heb remise gespeeld tegen Tsjizow, tienvoudig wereldkampioen. Ik heb tweemaal remise gespeeld tegen Gantwarg, zesvoudig wereldkampioen en tegen Valneris, de wereldkampioen van 1994. Tegen zevenvoudig wereldkampioen Koeperman en tegen verschillende semi-wereldkampioenen heb ik meerdere keren remise gespeeld.”
Mekka
Hij heeft hogere aspiraties. Als hij vier tot zes maanden naar Nederland kan gaan, als de dambond zijn medewerking verleent, als hij zes uur per dag kan trainen, moet het qua potentie lukken om door te dringen tot de top vijf. Waarom Nederland? “Nederland is het Mekka van de damsport. Grote dammers als de Rus Baljakin, ex wereldkampioen, de Afrikaanse Grootmeester B. Ba en vele andere Afrikaanse en Russische toppers komen elk jaar naar Nederland. Daarnaast zijn er dan ook nog de grote Nederlandse jongens.”
Als een dag vierentwintig uur heeft, als je acht uur moet werken, -in het dagelijks leven verdient hij zijn brood bij het ministerie van Onderwijs, afdeling Sport- en Jeugdzaken- als je zes uur wilt trainen, blijft er weinig tijd over voor het koken van de pot en het wassen van de kleren. Burleson: “Ik zoek een vrouw die ook damt.” Hij lacht. “Het hoeft niet hoor, maar het zou wel ideaal zijn. De discipline om zes uur te trainen ga ik wel opbrengen. Het is dit of stoppen, er is geen middenweg.” Per dag heeft hij ook nog minstens een half uur nodig om te voetballen. “Als ik hoofdpijn heb en ik voetbal een half uurtje is mijn hoofdpijn zó weg.”
Tussen de bedrijven door heeft hij een nieuwe filosofie ontwikkeld: Hoe kan ik uiterst doeltreffend mijn strategie bepalen. Op papier heeft hij het antwoord gevonden, het raamwerk is klaar, de kern van de zaak gedefinieerd. Nu is het een kwestie van trainen op basis van deze structuur. Het oude moet plaats maken voor het nieuwe. Het betekent niet dat hij nu altijd gaat winnen. Er gebeuren zoveel andere dingen tijdens het damspel. Volmaaktheid bestaat niet. “Ik kan wel heel dicht bij komen.” Het kan nog wel even duren voor die ‘andere’ Burleson te zien is. “Het kan dit jaar zijn, het kan volgend jaar zijn. De kenners gaan het zeker zien.
“In de damsport heb je de snelle jongens, de geniën, die hebben geen studie nodig, het komt als het ware vanzelf. Mijn kracht ligt in het filosoferen. Ik moet er hard voor werken. Dammen en schaken zijn beide denksporten, maar dammen is abstracter. Bij dammen hebben alle schijven dezelfde waarde. Bij schaken hebben de stukken verschillende vaste waarden. Dat neem je tot zekere hoogte mee in jouw strategie. Ik praat niet over de moeilijkheidsgraad, ik praat over de functie der stukken en dat is wat anders.”
Jongeren
Waar Burleson zich nu druk over maakt, zijn de geruchten over een nieuw beleid: “Er gaan stemmen op om in de toekomst liever jongeren te sturen naar internationale wedstrijden. Maar veertig is bij denksporten relatief jong. Kortsnoj heeft op vijfenzeventigjarige leeftijd een schaaktoernooi gewonnen, Koeperman won op tachtigjarige leeftijd van een jonge grootmeester die kort daarna wereldkampioen werd. Ik ben 38, Bendt is veertig jaar. Wij zijn niet oud, dat hoeft men niet te zeggen. Het voordeel is dat wij trekkers kunnen worden, titels kunnen verwerven.
“Ons land heeft nu twee internationale meesters: Sadiek en ik. Volgens een Nederlands maandblad voor dammers ben ik Internationaal Grootmeester ‘onder voorbehoud’. De dambond zou voor mij de groot-meestertitel kunnen claimen, op grond van prestaties in het verleden. Tot nu toe is dat niet gebeurd. De dambond begrijpt het niet, zoals onze regering het ook niet begrijpt. De regering moet het volk dienen en de dambond moet de totale sport dienen. Meestal gebeurt het omgekeerde, men dient de eigen belangen, of die van de organisatie of partij. Als meerdere dammers in ons land een titel hebben dan schep je daarmee mogelijkheden voor de jongeren om in eigen land hun titel te halen.”
Kan het nog goed komen met de dambond? “Laat ik eerst zeggen dat het niet primair gaat om een conflict tussen Burleson en de dambond, maar met de mensen die op Burleson lijken, laten we zeggen de ‘Burlesonachtigen’. Bendt en ik praten veel over het vervelende verleden en de betere toekomst. Met de komst van de nieuwe voorzitter Rudi Azimullah is de sfeer binnen de dambond al aanmerkelijk verbeterd. Jammer genoeg is mijn voorstel tot het instellen van een spelersraad afgewezen. We zouden in alle rust met elkaar de damontwikkeling kunnen bespreken en stimuleren. Wie weet…”
TEKST: Anne Huits BEELD: Astrid Kroon