Dank Danette, Dank
A fgelopen zondag vormde ons zwembadterras de achtergrond van een wel heel bijzonder feestje: kersverse pleegouders met hun door Danette de Bye uit de vergetelheid gesleepte kweekjes, hadden Danette een surprise birthday party bezorgd, om haar nog eens extra in het zonnetje te zetten en te bedanken voor al die jonge leventjes die ze de kleintjes heeft teruggegeven.
Een jaar of tien geleden, ik had toen nog een vaste column in het Amsterdamse dagblad Het Parool, schreef ik over De Byes Beestenbende. Want Danette, echtgenote van chirurg John de Bye, runde toen samen met haar twee zoons op het erf aan de Anamoestraat een ware dierentuin met otters, keskesi, babuns, kwatta-apen, een wasbeertje en Milou, een zeldzame margay-kat. Maar haar zoons gingen voor studie naar nederland en zelf werd ze ernstig ziek – borstkanker. Dus ging de hele ménagerie met hokken, voederbakken, speeltjes en wat dies meer zij naar de Paramaribo Zoo. En werd het heel stil in huize de Bye.
Een jaar of twee later, ze zat nog in de nabehandeling, kwam haar man op een dag thuis: ‘Er ligt bij ons een ziek jongetje dat al bij zijn geboorte in het ziekenhuis is achtergelaten. Ik heb hem nu vier keer geopereerd, hij heeft een aangeboren darmafwijking, maar als hij daarvan herstelt, kan hij nergens naar toe. Dus blijft hij maar daar, de kinderarts geeft hem gratis luiers en medicijnen, de verpleegsters zorgen voor afgedragen kleertjes, maar verder heeft hij niets. En nou zei hij vanmorgen tegen me: neem me mee naar je huis, no?!’ Danette: ‘John huilt zelden of nooit, maar toen hij me dit vertelde, huilde hij. Het was 18 december 2008 en die dag heb ik abrupt de beslissing genomen: ik wil hem wel hebben! Al veel eerder had ik rondgebazuind: als ik een kind vind, dan is het van mij, ik zeg niets tegen de politie en hou hem bij me! En nu kruiste deze jongen van twee mijn pad…
‘Ik ben direct naar Sweetheart gereden om een speelgoedhond voor hem te kopen, toen door naar ‘s Lands. Hij lag daar te midden van kinderen die doorlopend bezoek kregen. Voor hém kwam nooit iemand. Hij was zo verbaasd: ‘Komt tante echt voor mij?’ ‘Ja, en vanmiddag kom ik weer!’ ‘Echt?!’ Daarna ging ik met het ziekenhuis praten om hem mee te kunnen nemen. En om zijn naam te veranderen; hij heette Jordano, sindsdien is het Giordy. ‘Mijn volgende stop was Beyrouth Bazaar: kleren kopen voor mijn jongen. En een bedje, babystoel, flesjes, alles, alles, je kunt het je gewoon niet voorstellen, alles in één winkel! En de volgende dag is hij bij ons gekomen. Zijn ouders? Ja, ze leven nog, zwaar aan de drugs, ze wonen ergens in een zijstraat van Kwatta, met nog een stel kinderen. Sanitair is er niet; ze doen hun ding gewoon op een krant en gooien het hele zaakje uit het raam…
‘Die eerste periode moesten we elke drie maanden naar nederland vliegen om zijn darmen te laten spoelen. Maar de laatste jaren gaat het hem goed, hij moet nog een poedertje per dag drinken en zijn buik ziet eruit als een oorlogsslagveld, maar hij is een gezond, heel vrolijk jongetje.
‘En Zahir is na de geboorte gewoon op straat gelegd, in een steeg naast een omu Sneisi, vlak bij het Diakonessenziekenhuis. Ik hoorde het op het nieuws en ben hem direct gaan zoeken. Hij bleek in het Academisch Ziekenhuis te liggen en ik heb contact gezocht, want ik had al besloten: die baby ga ik houden tot er goede ouders zijn gevonden. Ik moest het natuurlijk wel aan Bureau familierechtelijke Zaken (Bufaz) melden en zij zouden ook op zoek gaan naar geschikte ouders. Hij is nu drie jaar en heeft een fantastisch leven!’
Daarna kwam een jongetje, resultaat van een door een Creool verkrachte Inheemse vrouw uit het diepe zuiden van Suriname: ‘Hij was te vroeg geboren en moest in het ziekenhuis in de couveuse. De moeder nam hem daarna mee, maar twee weken later bracht ze hem terug: haar jongetje was zwaar verwaarloosd: ondervoed, uitgedroogd, zat onder de schurft, dat hoopje ellende kreeg ik. En kijk hem nu: een half jaar oud, zo’n mooie jongen; ik heb zelf de ouders gezocht en ze zijn dolblij met elkaar!’ Zo moederde Danette zich de afgelopen jaren door drie jongetjes en twee meisjes.
‘Vondelingen en afgestane kinderen gaan normaal gesproken naar een kindertehuis. En wat is dan verder je leven? Want in tehuizen geldt de regel dat het kind daar twee jaar onafgebroken moet blijven wachten of de ouders hem of haar toch nog komen zoeken. twee jaar! En als de dagen daarna verstrijken en het kind inmiddels drie, vier jaar oud is, dan willen ze hem niet meer. ouders zoeken nu eenmaal bij voorkeur een baby’tje. En voor je het weet slijt een kind dan zijn hele jeugd in zo’n afschuwelijk huis. Afschuwelijk, ja, ik ben zelf mijn leven in een tehuis begonnen, vanaf ik pasgeboren was tot aan mijn vierde jaar, en ik heb nog zoveel nare herinneringen…”
toch wil ze nu stoppen. ‘Bufaz speelt een soort powerplay. Aan de ene kant zijn ze blij met me, want het kost ze geen cent. Ik heb alles in huis, bedjes, weegschaal, noem maar op. En ik ben steeds zes maanden lang dag en nacht met zo’n kind in de weer. toch gunnen ze me geen inspraak in de plaatsing. Dat willen ze helemaal zelf bepalen. Zes maanden is ook te lang, je gaat je te veel hechten. Maximaal drie maanden en dan moet een kind naar zijn nieuwe thuis. En Bufaz blijft onverzettelijk. Dus, nee, zoals de zaken nu lopen, houd ik dit niet meer vol.’ Begrijpelijk. Maar intens jammer. Want kijk toch: die stralend gelukkige jonge ouders die sinds maandag hun kleine Gaia mogen vertroetelen… Kijk toch hoe uitgelaten al die kinderen in het zwembad plonsen, hoe vertederd hun ouders toekijken… Waarachtig, afgelopen zondag hadden we hier een heel ontroerend feestje.